Waar woon je het liefst? Flashcards Preview

Vocabulary > Waar woon je het liefst? > Flashcards

Flashcards in Waar woon je het liefst? Deck (19)
Loading flashcards...
1
Q

étant donné que

A

aangezien

2
Q

le voisin

A

de buur

3
Q

le village

A

het dorp

4
Q

quelque part

A

ergens

5
Q

bon marché

A

goedkoop

6
Q

entre-temps

A

inmiddels

7
Q

faire attention à

A

opletten

8
Q

l’air

A

de lucht

9
Q

le désavantage

A

het nadeel

10
Q

avoir besoin de quelque chose

A

iets nodig hebben

11
Q

grandir

A

opgroelen

12
Q

cela laisse à désirer

A

overlaten, liet over, overgelaten. Dat laat te wensen over

13
Q

le repos

A

de rust

14
Q

le supermarché

A

de supermarkt

15
Q

comparer

A

vergelijken, vergeleek, vergeleken

16
Q

les transports en commun

A

het openbaar vervoer

17
Q

l’emploi

A

de werkgelegenheid

18
Q

le quartier

A

de wijk

19
Q

habiter

A

wonen