Mijn buurt: een enquête Flashcards Preview

Vocabulary > Mijn buurt: een enquête > Flashcards

Flashcards in Mijn buurt: een enquête Deck (40)
Loading flashcards...
1
Q

déclarer, signaler, indiquer

A

aangeven, gaf aan, aangegeven

2
Q

absent

A

afwezig

3
Q

toujours

A

altijd

4
Q

presquer

A

bijna

5
Q

assister à

A

bijwonen

6
Q

sembler, paraître

A

blijken, bleek, gebleken

7
Q

le service donné aux voisins / par les voisins

A

de burendienst

8
Q

le voisin

A

de buur

9
Q

le voisinage

A

de buurt

10
Q

le conflit

A

het conflict

11
Q

le tiers

A

de derde

12
Q

l’enquête

A

de enquête

13
Q

souhaiter les meilleurs voeux, la bonne année

A

het gelukkig nieuwjaar wensen

14
Q

le toutes-boîtes

A

het huis-aan-huisblad

15
Q

l’animal domestique

A

het huisdier

16
Q

les petits travaux

A

de klus, klusjes

17
Q

glacial

A

kil

18
Q

le quart

A

het kwart

19
Q

plusieurs

A

de meerdere

20
Q

connaître de nom

A

bij naam kene

21
Q

l’environnement

A

de omgeving

22
Q

entretenir les contacts

A

het contact onderhouden, onderhield, onderhouden

23
Q

la personne interrogée

A

de ondervraagde

24
Q

interroger

A

ondervragen, ondervroeg, ondervraagd

25
Q

environ

A

ongeveer

26
Q

avoir pitié de, prendre soin de

A

ontfermen

27
Q

se tenir prêt, être prêt

A

paraat staan, stond, gestaan

28
Q

la plante

A

de plant

29
Q

régulièrement

A

regelmatig

30
Q

largement, amplement

A

ruim

31
Q

toutefois, cependant

A

toch

32
Q

prêter

A

uitlenen

33
Q

effectuer, accomplir, exécuter

A

uitvoeren

34
Q

lointain

A

ver

35
Q

compléter

A

vervolledigen

36
Q

le Flamand

A

de Vlaming

37
Q

la sagesse populaire

A

de volkswijsheid

38
Q

l’année passée

A

het vorig jaar

39
Q

souhaiter

A

wensen

40
Q

certainement

A

zeker