uniquement
alleen
avoir peur
bang zijn
guider, encadrer
begeleiden
l’importance
het belang
déterminer
bepalen
se produire, se passer, arriver
gebeuren
le comportement
het gedrag
se comporter
zich gedragen, gedroeg, gedragen
le goût de la facilité, la loi du moindre effort, la paresse
de gemakzucht
remplir
invullen
l’institutrice
de juf
l’enfant
het kind, de kinderen
se plaindre
klagen
sonner, paraître, tinter, résonner
klinken, klonk, geklonken
tard
laat
l’année scolaire, l’année d’étude
het leerjaar
l’enseignant
de leerkracht
plus fort, à plus haute voix
luider
fatigué
moe
le repos nocturne
de nachtrust
subordonné à
ondergeschikt aan
sous-estimer
onderschatten
veiller tard
laat opblijven, bleef op, opgebleven
les parents
de ouders
pendant la journée
overdag
à peine
pas
le programme télévisé
het programma
toucher, atteindre, émouvoir
raken
l’appel
de roep
le sommeil
de slaap
dormri
slapen, sliep, geslapen
réprimander, faire une remontrance
het standje, een standje geven, gaf, gegeven
de nos jours, acutellement
tegenwoordig
tandis que
terwijl
faire la grasse matinée
uitslapen, sliep uit, uitgeslapen
échanger
uitwisselen
émettre, diffuser
uitzenden, zond uit, uitgezonden
embêtant, ennuyeux
vervelend
étonner, surprendre
verwonderen
selon
volgens
veiller
waken