HNH20306 - HC 11 Flashcards

1
Q

Mensen zijn sociale wezens die in sociale omgevingen leven. We opereren niet in een vacuüm, maar in een … die ons gedrag beïnvloedt en vormgeeft.

A

sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Andere mensen beïnvloeden ons:
• Sociale omgevingen zijn krachtig in het beïnvloeden van onze percepties en gedragingen, inclusief onze voedingsbeslissingen over wat en hoeveel we kiezen om te eten.
- Als we bij anderen zijn.
- Wanneer anderen niet in onze aanwezigheid zijn.
• Andere mensen in onze sociale context kunnen onze voedingsbeslissingen op verschillende manieren beïnvloeden, zoals (a) …, (b) … en (c) …

A

modellering van eten
sociale facilitering van eten
impressiemanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Modeling of eating

A
  • Het eetgedrag van anderen als richtlijn voor zichzelf gebruiken om te bepalen wat en hoeveel te eten.
  • Bijvoorbeeld: deelnemers die in aanwezigheid van een ‘ongezonde’ eetpartner waren, waren significant minder geneigd om een energiearm voedingsmiddel (wortelen) te kiezen en te consumeren dan wanneer ze alleen of in aanwezigheid van een ‘gezonde’ eetpartner kozen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Why model the eating behavior of others?

A
  • Andere mensen geven een leidraad voor gepast gedrag – sociale normen.
  • Affiliatie (de behoefte aardig gevonden te worden) of het gevoel erbij te horen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Social facilitation of eating

A
  • Een neiging om meer te eten wanneer we met vrienden of familie eten in vergelijking met wanneer we alleen eten.
  • Het aantal aanwezigen is ook van invloed op de consumptie, waarbij meer aanwezigen de consumptie van een persoon verhogen: waarbij 28%, 41%, 53%, 53%, 71% en 76% toename van de maaltijd wordt geassocieerd met 1, 2, 3, 4, 5 en 6 of meer van respectievelijk de aanwezigheid van andere personen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Impression management

A

• Een persoon die zijn voedingsbeslissingen gebruikt om een bepaalde (gunstige) indruk van zichzelf aan andere mensen over te brengen.
- Vooral wanneer we omgaan met mensen die we niet zo goed kennen > gemotiveerd zijn om onszelf in een positief daglicht te stellen via onze voedingsbeslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Consumption stereotypes
• Impression management via onze voedingsbeslissingen is gebaseerd op de gedeelde veronderstellingen die we met anderen hebben over de kenmerken die worden geassocieerd met mensen die bepaalde consumptiekeuzes maken.
- Grote voedselporties en vleesconsumptie worden bijvoorbeeld geassocieerd met mannelijkheid, terwijl kleine voedselporties en vleesvermijding geassocieerd worden met vrouwelijkheid.
• We hebben de neiging om oordelen over andere mensen te vellen op basis van consumptiestereotypen, maar we gebruiken ze ook om …

A

de percepties van anderen over onszelf te beheersen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Social norms

A

Impliciete gedragscodes die een leidraad bieden voor gepast gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Collectieve norm

A

de feitelijk – objectief – heersende norm (reëel gedrag of verwachtingen van anderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waargenomen norm

A

de individuele – subjectieve – perceptie van de norm (waargenomen gedrag of verwachtingen van anderen).
• Wat ons gedrag beïnvloedt, is de waargenomen sociale norm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Descriptieve normen

A

• Wat andere mensen doen in een bepaalde situatie.
• Beschrijf wat er wordt gedaan.
Voorbeeld: mensen zijn eerder geneigd om afval op de grond te gooien in een vervuilde omgeving dan in een schone omgeving.
- Wanneer je al in een vervuilde omgeving loopt, dan wordt de nadruk gelegd op de vervuilde omgeving. Dan zal je dus zelf ook afval laten slingeren. Dat is ook andersom als je in een schone omgeving loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Injunctieve normen

A

• Wat er volgens andere mensen in een bepaalde situatie moet gebeuren.
• Voorschrijven wat er moet gebeuren.
Voorbeeld: een bonnetje meegegeven met ‘gooi geen afval op straat’ en ‘bezoek deze maand je lokale kunstmuseum’ > zij gooiden minder afval op straat dan de neutrale boodschap.
- Enkel de boodschap die heel dicht bij het doelgedrag lag, die verschilde in vergelijking met de controle conditie. Het is dus belangrijk dat het specifiek gecontroleerd wordt op het doelgedrag. Bijv. ‘laat geen afval liggen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Different mechanisms of influence:
Descriptive norms …
Injunctive norms …

A
  • Intrapersoonlijk doel om nauwkeurig en efficiënt te handelen.
  • Vermoedelijk tijdwinst en cognitieve inspanning.
  • Interpersoonlijk doel van het onderhouden en opbouwen van sociale relaties.
  • Het verkrijgen van sociale goedkeuring of acceptatie door anderen, of het vermijden van sociale afkeuring. bijv. laatste bitterbal laten liggen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Descriptive versus injunctive norms

A

• De invloed van beschrijvende en injunctieve normen op fruitconsumptie bij adolescenten.
• Manipulatie van normberichten:
- Beschrijvende norm: ‘een meerderheid van de middelbare scholieren probeert zelf voldoende fruit te eten’.
- Injunctieve norm: ‘een meerderheid van de middelbare scholieren vindt dat andere middelbare scholieren voldoende fruit moeten eten’.
- Korte tekst over gezondheidsvoordelen (controleconditie).
• De resultaten van dit onderzoek kunnen erop wijzen dat injunctieve normen met grote zorgvuldigheid moeten worden gecommuniceerd, aangezien een eenregelige injunctieve normboodschap vermoedelijk weerstandsprocessen kan activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Voor wie en wanneer sociale normen een rol spelen bij het bepalen van consumptie.
  • Enkele potentiële moderatoren zijn bijvoorbeeld, 4 dingen
A
  • Normonzekerheid – mensen zullen eerder het voorbeeld van anderen volgen als er onzekerheid bestaat over wat in die situatie gepaste consumptie is.
  • Identificatie met de normreferentiegroep (waarnaar de sociale norm verwijst) – (jonge) mensen waren meer geneigd om zich aan beschrijvende normen te houden wanneer er een grotere gedeelde identiteit was met de normreferentiegroep.
  • De kracht van de (gecommuniceerde) injunctieve norm - sterke ‘zou’-boodschappen (dwz een recept) hadden geen invloed op de consumptie van jongeren (of vertoonden zelfs geen nadelige effecten), terwijl een subtieler gecommuniceerde ‘mith’-boodschap (dwz een suggestie ) kan leiden tot gewenste voedingsbeslissingen.
  • Gewone consumptie – effecten van sociale normen op gezond eten treden het meest op bij jongeren die nog geen sterke gezonde eetgewoonten hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mensen kunnen worden blootgesteld aan sociale normen via

A

• Andere mensen aanwezig in die situatie.
• Informatie over hoe andere mensen zich gedragen:
- Op tekst gebaseerde berichten.
- Informatiebladen met fictieve rekeningen van de hoeveelheid voedsel die door eerdere deelnemers is geconsumeerd.
• Fysieke signalen in een bepaalde omgeving (bijvoorbeeld de aanwezigheid van lege voedselverpakkingen).

17
Q

Sociale normen gecommuniceerd via de aan-/afwezigheid van lege voedselverpakkingen:
• Experimenten in laboratorium- en praktijkomgevingen toonden aan dat iemands beslissing om een snack te nemen werd beïnvloed door de aan- of afwezigheid van lege snackverpakkingen.
- Met zijn aanwezigheid toenemende snackinname.
• Lege voedselverpakkingen kunnen een belichaming (of bewijs) zijn van de eerdere consumptie van andere mensen in die situatie > …

A

mogelijk een beschrijvende norm communiceren

18
Q

Sociale normen gecommuniceerd via (geserveerde) portiegroottes:
• Recente inzichten tonen aan dat portiegroottes die bij een bepaalde eetgelegenheid worden geserveerd, niet alleen onze directe consumptie beïnvloeden, maar ook onze portieselectie en consumptie 24 uur later.
• Er werd aangetoond dat consumptie van kleinere portiegroottes de perceptie van wat een ‘normale’ portiegrootte is, kan herijken.
• Maar waar zijn deze algemene percepties van de normaliteit van portiegroottes op gebaseerd?
• Ervaren sociale normen: …
• Persoonlijke normen: …

A

de hoeveelheid voedsel die consumenten denken dat andere mensen een normale en/of passende hoeveelheid eten.

de hoeveelheid voedsel die consumenten als een normale en/of passende hoeveelheid beschouwen om te eten.

19
Q

Resultaten:
• Deelnemers selecteerden en consumeerden 24 uur later een kleinere portie lasagne toen ze de vorige dag een kleinere portie kregen.
• Dit effect werd gelijktijdig gemedieerd door …
• Er werden geen verschillen waargenomen in percepties van portiegroottenormaliteit en persoonlijke normen.
• Door kleinere porties eten geserveerd te krijgen (maar niet …) wordt de consumptie van dat voedsel 24 uur later verminderd.
• Ervaren beschrijvende en dwingende sociale (maar niet persoonlijke) normen liggen samen ten grondslag aan het effect van een kleinere in vergelijking met een grotere portie voedsel op de consumptie van dat voedsel 24 uur later.

A

percepties van beschrijvende en injunctieve sociale normen

maar niet visueel te worden blootgesteld