HSO20306 - HC 6 Flashcards

1
Q

De verschillende mechanismen die de relatie tussen groen en gezondheid verklaren

A

Luchtkwaliteit
Groen en bewegen
Sociale contacten
Stressreductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 gezondheid en welzijn

A

dit kan door

  1. psychologisch welzijn (zelfvertrouwen)
  2. mentale prestaties (herstel en minder mentale moeheid)
  3. lichamelijke gezondheid (sneller herstellen van een operatie, minder hoofdpijn)
  4. sociaal (minder geweld en delicten)
  5. spiritueel (meer inspiratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Luchtkwaliteit

de luchtkwaliteit kan wat verbeteren doordat het -…- wat vermindert en dat we -…- hebben. Ook dat als er meer groen is in de stad er minder plek is voor -…-. Maar ook zijn er juist -…- en is er een belemmering van de -…-, dit is meestal erger dan het positieve effect.

A

de luchtkwaliteit kan wat verbeteren doordat het -fijnstof- wat vermindert en dat we -schaduw- hebben. Ook dat als er meer groen is in de stad er minder plek is voor -druk verkeer-. Maar ook zijn er juist -pollen- en is er een belemmering van de -verdunning van uitlaatgassen-, dit is meestal erger dan het positieve effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Groen en bewegen
Hangt af van activiteit
Randvoorwaarden zijn belangrijker dan groen

A

Hangt af van activiteit:
• Werk (en studie)
• Actief transport (lopen en fietsen)
• Vrijetijdsbesteding (recreatie en sport)

Randvoorwaarden zijn belangrijker dan groen:
• (Ervaren) veiligheid
• Afstand naar bestemming
• Aanwezige infrastructuur (wandel- en fietspaden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderzoek

A
  • Kinderen meest onderzochte groep
  • Hangt erg van de context af
  • Design meestal cross-sectioneel
  • Buitenles (park, bos): meer beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale contacten
Groen kan effect hebben op de -…- etc. Weinig studies, maar er zijn wel vaak positieve effecten. Meerdere mechanismen tegelijkertijd. Je ziet dat mensen sneller andere tegenkomen wanneer ze naar buiten gaan. Bij meer groen is er -…-.

A

Groen kan effect hebben op de -sociale cohesie, sociaal kapitaal, groepsgevoel- etc. Weinig studies, maar er zijn wel vaak positieve effecten. Meerdere mechanismen tegelijkertijd. Je ziet dat mensen sneller andere tegenkomen wanneer ze naar buiten gaan. Bij meer groen is er -meer contact in de wijk-.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vitamine G onderzoek:
• 25% door sociale cohesie verklaard.
• Bewoners groene buurten hebben …
• Maar wel …

A

niet meer onderling contact

minder eenzaam en meer sociale steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groen en stressreductie
Natuur kan blootstelling aan stress verminderen
Natuur bevordert herstel van stress en mentale vermoeidheid

A

Natuur kan blootstelling aan stress verminderen:
• Afstand tot stressor vergroten.
• Perceptie van stress verminderen.

Natuur bevordert herstel van stress en mentale vermoeidheid:
• In natuur geen stress factoren.
• Het ‘waarderen’ van natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 theorieën over herstel door natuurbeleving:

1. Stress Recovery Theory (SRT)

A
  • Evolutie: overleven in natuurlijke omgevingen.
  • Direct affectieve respons: rustgevend gevoel.
  • Type groen: niet-bedreigend, part- of savanneachtig.
  • Herstel van stress: vooral in termen van fysieke kenmerken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Attention Restoration Theory (ART)
A

Natuur bevordert herstel van:
• Vooral cognitief herstel.
• Mentale vermoeidheid.
• Capaciteit voor gerichte aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ART: herstellende omgeving

4 onderdelen

A
  1. Being away: weg zijn van stress veroorzakende omgeving, het gevoel er even uit te zijn.
  2. Extent: in de omgeving opgaan (uitgestrekt en afwisselend om er een tijd in te verblijven).
  3. Compatibility: de omgeving sluit aan bij de behoeften van het individu.
  4. Soft fascination: de omgeving fascineert, trekt de aandacht, maar eist niet op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Evolutionaire verklaring soft fascination

A
  • Betere overlevingskansen.
  • Weldadig gevoel, het motiveert.
  • Biophilia: aangeboren behoefte voor contact met andere levende dingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Perceptual Fluency Account (PFA)
A

• Perceptuele vloeiendheid: subjectieve ervaring dat bepaalde informatiepatronen gemakkelijker verwerkt worden. Hier houdt men dan ook een positief effect aan over. Dit zorgt vervolgens voor een reductie van stress en ongewenste arrousel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt natuur gemakkelijker verwerkt

A
  • Self-similarity: delen hebben zelfde vorm als het geheel.

* Fractale patronen: herhalen van structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 argumenten voor Perceptual Fluency Account

A
  • Alle natuur werkt.
  • Symmetrie wordt mooi gevonden.
  • Herstel treedt onmiddellijk op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

4 redenen waarom er meer onderzoek nodig is om te bewijzen dat groen gezond is

A
  • Verstedelijking zorgt voor een enorm verlies van natuur, het zorgt dus voor een hele andere levensstijl
  • Natuur is maar 1 omgevingsaspect
  • Het hele gezondheidsbegrip wordt veel meer holistisch benadert, het gaan niet meer alleen om de lichamelijke aspecten
  • Er wordt veel meer met experimenten gewerkt (methodologische en conceptuele vooruitgang)
16
Q

Functie van onderzoek

A
  1. Agenderende functie van evidence: argumenten voor beleid en financiering.
  2. Kennisgaten: Oorzaak of gevolg? Hoeveel natuur/groen is minimaal nodig? Welk soort natuur? Waarom is natuur gezond? Etc.
17
Q

Settings voor contact met groen > zie samenv. schema

A
18
Q

Positieve effecten van natuur op gezondheid:
• Herstel van stress, mentale vermoeidheid, opladen.
• Sociale cohesie.
• Bewegen, met name kinderen.
• Effect op luchtkwaliteit …
• Kanttekening: …

A

lijkt beperkt

sommige effecten relatief klein ten opzichte van andere factoren

19
Q

Over hoe en waarom precies zijn nog veel vragen, 2 redenen

A
  • Verschillende theorieën.

* Nog relatief weinig empirisch onderzoek.

20
Q
Link met GMH hoofdstuk:
•	Context cliënt: ...
- Externe hulpbronnen: ...
- Interne hulpbronnen: ...
•	Zorgprofessional: ...
•	Green Mental Health: ...
•	Gezondheid: ...
•	Mogelijke domeinen: ...
A

ziektebeeld, levensgebeurtenissen, behoeften, etc.

groene omgeving, etc.

optimisme, kennis, etc.

focussen op hulpbronnen en stressoren, actief aanpassen aan context cliënt, cliënt is expert, etc.

de natuur als behandelkamer, als klaslokaal, als fitnessruimte, als werkplaats

vermogen om te kunnen participeren op een zinvolle en duurzame manier

lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijk participeren, dagelijks functioneren

21
Q

Evaluatiemodel ontwikkeld, 3 redenen

A
  1. De mogelijke werkzame elementen van buitentherapie in kaart te brengen.
  2. Hoe deze elementen het herstelproces van een burn-out kan bevorderen.
  3. De rol van de onderliggende context (cliënt, therapeut en therapie).
22
Q

Wat is buitentherapie

A

Cognitieve gedragstherapie/psycho-educatie + buitenelementen

23
Q

Herselfasen burn-out:

  1. De crisisfase: …
    - Hulpbronnen: …
  2. De probleemoplossingsfase: …
    - Hulpbronnen: …
  3. De ontwikkelingsfase: …
    - Hulpbronnen: …
  4. De consolidatiefase: …
    - Hulpbronnen: …
A

cliënten laten accepteren van het probleem en in laten zien dat verandering noodzakelijk is

probleem accepteren, rust nemen, reduceren taken in privé en werk context, professionele hulp zoeken, financiële ondersteuning voor ziekteverzuim

stress levels van de cliënt reduceren en de connectie tussen lichaam en geest hervinden

ontspanningsoefeningen, mindfulness, dagstructuur, fysiek dingen doen, wandelen in de natuur

cliënt werkt aan de kernoorzaken van de burn-out

nieuwe coping strategieën, nieuwe inzichten in stressoren en hulpbronnen, sociale steun/contact met de werkplek

cliënt leert toekomstige valkuilen tijdig te herkennen en daarop te anticiperen

vertrouwen in de toekomst, bewust van mogelijke valkuilen, zingeving in werk- en privécontext hervinden

24
Q

Herstelfasen burn-out

A
  1. Crisisfase
  2. Probleemoplossingsfase
  3. Ontwikkelingsfase
  4. Consolidatiefase
25
Q

Evaluatiemodel buitentherapie:

Herstelproces burn-out = 6 elementen en hun betrekking op context (co-creatie).

A
  • Element 1: fysieke activiteit
  • Element 2: herstellen connectie lichaam en geest
  • Element 3: natuurmetaforen
  • Element 4: gelijkwaardigheid
  • Element 5: observeren van natuurinteracties
  • Element 6: ervarend leren

Leidt tot: dagelijkse structuur, zingeving, mee kunnen doen, etc.

26
Q

• Element 1: fysieke activiteit

A
  • Activeren, reflecteren, succes ervaren. Bijv. ‘ik ben vandaag echt naar buiten geweest, dat kan ik van mijn to-do-lijstje afstrepen, leuk dat ik dat gedaan heb vandaag.’
27
Q

• Element 2: herstellen connectie lichaam en geest

A
  • Mindfullness walks, terug naar het ‘hier en nu’.
28
Q

• Element 3: natuurmetaforen

A

als een middel voor reflectie: buiten kan verbale informatie ondersteund worden door natuurlijk en symbolisch materiaal. Zelf kun je ook gebruik maken van het weer of natuurlijke elementen om een abstract theoretisch concept tastbaar en concreet te maken. Cliënten vinden het heel logisch dat een boom voeding, licht, bescherming en meer juiste randvoorwaarden nodig heeft om succesvol te groeien en te overleven. Ze vergeten dat ze dat zelf net zo hard nodig hebben, zeker bij burn-out.

29
Q

• Element 4: gelijkwaardigheid

A

een ‘natuurlijke’ flow: naast elkaar wandelen buiten is minder confronterend.
- Minder de ‘professional’.

30
Q

• Element 5: observeren van natuurinteracties

A
  • Lichaamstaal vertelt veel: toen kwamen we bij een pad met een vliegenzwam zonder andere dingen eromheen, ze werd ineens heel emotioneel en begon te huilen, terwijl ik zat te bedenken hoe ik in hemelsnaam bij haar gevoelens kan komen. De cliënt legde uit dat ze erg eenzaam was en dat in plaats van een mooie vliegenzwam te zien, de vliegenzwam haar gevoelens voor haar vertegenwoordigde.
  • Je weet nooit wat er buiten gebeurt.
31
Q

• Element 6: ervarend leren

A
  • Verandering ervaren/trainen: ik doe dat heel veel, soms met bomen, maar ook gewoon met takjes, steentjes of bladeren, stokken, omdat je bomen niet kan verzetten en stokken wel. Soms maak ik die keuze, omdat het dan ook echt anders kan voelen voor de cliënt. Als hij die stok verder weg of dichterbij legt. In de kamer kan je dat ook doen, met Playmobiel poppetjes of stoelen, maar ook voor mij als therapeut is de drempel minder hoog ofzo.
  • Copingstijlen oefenen
32
Q

Effect- en procesevaluatie buitentherapie:
• Retrospectief: …
• Longitudinaal: …

A

interviews met oud cliënten, interviews met de therapeut van oud cliënten

nieuwe cliënten over tijd volgen, gestandaardiseerde vragenlijsten

33
Q

Model is niet de ultieme waarheid:
• Evaluatiemodel wordt momenteel empirisch getoetst. Met andere woorden: werken de elementen van buitentherapie voor het herstel van een burn-out (of niet)?
• Invloed context: zo ja/nee, waarom, voor wie en wanneer.
• Context cliënt: o.a. herstelfase van burn-out, ervaringen/verwachtingen van buitentherapie, etc.
• Context therapeut: o.a. aantal cliënten per dag, expertise/ervaring, etc.
• Context therapie: o.a. natuurlijke omgeving, waarborgen privacy, etc.

A
34
Q

Conclusies:
• GMH = elementen interventie en het verband met context (co-creatie).
• Evaluatiemodellen zijn bruikbaar om effecten van GMH in kaart te brengen en te verklaren.
• Veel ZZP’ers. Sporadisch sprake van structurele inbedding van GMH in GGZ instellingen.
• Meer onderzoek nodig naar praktische, therapeutische en organisatorische succesfactoren en knelpunten van GMH interventies.

A