MMO 10: Kamperen Flashcards
(75 cards)
1
Q
de camping
A
el camping
2
Q
kamperen
A
acampar
3
Q
de caravan
A
la caravana
4
Q
een vouwwagen
A
una caravana plegable
5
Q
de tent
A
la tienda
6
Q
een tent opzetten
A
montar la tienda
7
Q
een plek
A
un sitio
8
Q
een plek in de zon
A
un sitio al sol
9
Q
een plek in de schaduw
A
un sitio a la sombra
10
Q
half in de schaduw
A
entre sol y sombra
11
Q
een plek aan het water
A
un sitio cerca del agua
12
Q
maakt het u niet uit?
A
le da igual?
13
Q
de buurman
A
el vecino
14
Q
twee plekken naast elkaar
A
dos sitios juntos
15
Q
de plek
A
el sitio
16
Q
een goede plek
A
un buen sitio
17
Q
de auto parkeren
A
aparcar el coche
18
Q
een ijskast
A
un frigorífico
19
Q
tegenwoordig
A
ahora
20
Q
de wastafel
A
un lavabo
21
Q
de wc
A
el wáter
22
Q
schoon
A
limpio, pulcro
23
Q
een winkeltje
A
una tienda
24
Q
bestellen
A
encargar
25
de bestelling
el pedido
26
de receptie
la recepción
27
de volgende dag
el dia siguiente
28
morgen
mañana
29
tot morgen!
hasta mañana!
30
vanaf
a partir de
31
vanaf 7 uur
a partir de las 7 de la mañana
32
een rek
una estantería
33
vol
lleno /a
34
de folder
el folleto
35
een attractie
una atracción
36
zich goed amuseren, vermaken
disfrutar, pasarlo bien
37
de landgenoot
el compatriota
38
het strand
la playa
39
van plan zijn om
tener intención de
40
het merendeel, grootste deel
casi siempre
41
koken
cocinar
42
kookt u zelf?
cocina usted mismo?
43
afgezien van, voor de rest
aparte de
44
.... verkiezen boven .....
gustar más, preferir
45
ik verkies de stad boven het strand
prefiero la ciudad a la playa
46
zojuist gedaan hebben
acabar de hacer
47
ik heb zojuist gezwommen
acabo de nadar
48
een windsurfplank
una tabal de windsurf
49
windsurfen
hacer windsurf
50
skiën
esquiar
51
berg beklimmen
hacer alpinismo (montañismo)
52
voetballen
jugar al fútbol
53
volleyballen
jugar al voleibol
54
tennissen
jugar al tenis
55
zwemmen
nadar
56
duiken
zambullirse, tirarse de cabeza
57
hardlopen
correr
58
wandelen
pasear
59
wandelen (als sport)
hacer senderismo
60
lange wandelingen maken
dar largos paseos
61
een ommetje maken, eindje wandelen
dar pequeños paseos
62
wielrennen
practicar ciclismo
63
fietsen
andar en bicicleta
64
het kasteel
el castillo
65
huren
alquilar
66
een auto huren
alquilar un coche
67
morgen
mañana
68
overmorgen
pasado mañana
69
de boot
el barco
70
beloven
prometer
71
ik beloof
prometo
72
ik heb beloofd
he prometido
73
een ijsje
un helado
74
het zwemmen
el baño
75
eten na het zwemmen
comer después de bañarse