Nederlands - Les 24: kijken naar de wereld Flashcards

(21 cards)

1
Q

Som de 7 kunststromingen in juiste volgorde op. (van eerst naar laatst)

A

barok-rococo (17-18e eeuw)
neoclassicisme (eind 18-19e eeuw)
romantiek (1800-1850)
realisme (1850-1880)
impressionisme (1880-1914)
expressionisme (1918-1940)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer vond de barok-rococo plaats?

A

17e-18e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer vond het neoclassicisme plaats?

A

eind 18e-19e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer vond de romantiek plaats?

A

1800-1850

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer vond het realisme plaats?

A

1850-1880

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer vond het impressionisme plaats?

A

1880-1914

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer vond het expressionisme plaats?

A

1918-1940

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaat er een nieuwe kunststroming?

A

Als reactie op de vorige kunststroming.

kunststroming a -> reactie -> kunststroming b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van barok-rococo? (2)

A
  • voor adel/kerk
  • overvloedige vormgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van neoclassicisme? (4)

A
  • onafhankelijke kunstenaars
  • burgerij
  • klassieke oudheid
  • evenwichtige opbouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van romantiek? (5)

A
  • gevoel
  • verbeelding
  • subjectief
  • escapisme
  • bombastisch taalgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van realisme? (4)

A
  • objectief en gedetailleerd
  • werkelijkheid
  • aandacht lagere klassen
  • realistische bewoordingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van impressionisme? (5)

A
  • persoonlijke indruk
  • werkelijkheid
  • persoonlijke taalgebruik
  • neologismen
  • synesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van expressionisme? (4)

A
  • geen realistische weergave
  • experiment
  • gevoel
  • geen taalregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen barok en rococo?

A

Bij rococo zijn er meer extra’tjes / frulletjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe was de eigen inbreng bij de barok/rococo?

A

beperkt tot (vaak overvloedige) vormgeving

17
Q

Van waar komen de thema’s van de barok/rococo?

A

uit de antieke geschiedenis en de mythologie

18
Q

Wat is het doel van kunstenaars uit de barok/rococo?

A

ze willen vaak de dood ve held uitbeelden of willen een moraal weergeven

19
Q

Hoe is het neoclassicisme bestaan?

A

stijging v onafhankelijke kunstenaars + nieuwe rijke kopers (burgerij): willen zich onderscheiden vd adel

20
Q

Van waar halen kunstenaars vh neoclassicisme hun inspiratie?

A

uit de klassieke oudheid

21
Q

Op wat was het neoclassicisme een reactie?

A

op de drukke barok: heldere, symmetrische en evenwichtige structuur