PD. Angstig kind Flashcards

(23 cards)

1
Q

angst definitie

A

Onplezierig gevoel van beklemming of spanning
Motorische en fysiologische verschijnselen
Dysfunctionele gedachten

Angst is een normaal verschijnsel en heeft een nuttige functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is het misschien een angststoornis?

A

Is het nog adaptief?
Interfereert het met het dagelijks functioneren?
Geeft het lijdensdruk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

normale ontwikkeling

A

Gedurende de ontwikkeling een verschuiving:
- begin: angst voor concrete externe dingen (dieren, onweer)
- later: geïnternaliseerde abstracte angsten (afwijzing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

normaal 0-2 jaar angst

A

geluiden, vallen, vreemde voorwerpen en personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

normaal 4-6 jaar angst

A

dieren, donker, monsters, spoken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normaal angst >10 jaar

A

over uiterlijk, kritiek anderen, beoordeling, eigen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat speelt een rol op angst?

A
  • genetische aanleg
  • stress regulatie
  • omgeving
  • opvoeding en behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

etiologische factoren

A
  • Tweelingonderzoek: 30-40% verklaard door genetische
    invloeden
  • Risicofactor voor ontwikkelen angst: geïnhibeerd
    temperament. Sterk genetisch bepaald
  • Negatieve ervaringen
  • Sociaal vermijdende gezinnen
  • Angstige, overprotectieve, weinig aanmoedigende
    opvoedstijl (interactie met temperament)
  • Interactie tussen gen en omgeving: overdracht van ouder
    op kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

prevalentie angsten

A

Separatieangststoornis 3%
Gegeneraliseerde angststoornis 2%
Specifieke fobie 3%
Sociale angststoornis 1%
Paniekstoornis 0,2%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

separatieangststoornis

A
  • Specifiek voor
    kinderleeftijd/adolescentie
  • Angst als reactie op
    scheiding van hechtingsfiguur
  • Niet passend bij
    ontwikkelingsfase
  • 75% van schoolweigeraars
    heeft separatieangstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gegeneraliseerde angststoornis

A
  • Piekeren over diverse aspecten die in
    het dagelijks leven kunnen voorkomen
    (familie, proefwerken, vrienden, etc) en
    er niet mee kunnen stoppen.
  • Hoofdpijn, vermoeidheid, buikpijn,
    concentratieproblemen
  • Belemmering in dagelijkse bezigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

specifieke fobie

A
  • Extreme, irreële angst voor
    specifieke situatie/object
    resulterend in vermijding.
  • Interfereert in dagelijks
    functioneren.
  • Bijv. donker, dieren, bloed,
    hoogte, dokters!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale angststoornis

A
  • Angst in sociale situaties.
  • Irreële angst om bekritiseerd te
    worden.
  • Zowel in contact met volwassenen als
    leeftijdsgenoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

paniekstoornis

A
  • Zonder enige oorzaak krijgen van
    paniekaanvallen
  • Met als gevolg vermijding van reizen
    of naar bepaalde plekken toegaan
  • Lichamelijke symptomen
  • Cognitieve symptomen
  • Anticipatieangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

agorafobie

A
  • Angst voor situaties waaruit weggaan
    moeilijk/onmogelijk is
  • Situatie wordt vermeden
  • Zijn in de situatie gaat gepaard met
    heftige angst of paniek
17
Q

nadelige gevolgen van angst op kinderleeftijd

A
  • school
  • zelfbeeld
  • sociale relaties
  • functioneren in familie
  • depressie
  • kwaliteit van leven
18
Q

diagnostiek angstig kind

A
  • Kinderpsychiatrisch onderzoek
  • Hetero-anamnese en ontwikkelingsanamnese ouders
  • Psychlogisch onderzoek
  • Schoolanamnese
19
Q

cognitieve gedragstherapie

A
  • gevoel: fysiologisch, motorisch
  • gedrag: vermijding, tekort aan coping en sociale vaardigheden
  • gedachten: negatieve gedachten
20
Q

behandelen vermijdend gedrag

A
  • exposure: systematische desensitisatie
  • operante conditionering: jezelf belonen voor dapper gedrag
21
Q

behandelen gebrek aan copingvaardigheden

A
  • probleemoplossende vaardigheden aanleren
  • modeling
22
Q

Cognitieve gedragstherapie keuze

A
  • Behandeling van eerste keus
  • 65-70% behandelsucces
  • Langdurig effect
  • Medicatie pas bij onvoldoende effect en/of zeer ernstige
    problematiek
23
Q

farmacotherapie angstige kinderen

A
  • Weinig dubbelblind placebogecontroleerd
    medicatieonderzoek bij kinderen
  • Terughoudendheid met medicatie onder de 6 jaar
  • Bij ernstige of therapieresistente angststoornis; eventueel i.c.m. CGT
  • Eerste keus: SSRI’s