TENTAMEN MEERKEUZE Flashcards

(165 cards)

1
Q

Een aantal studenten bespreekt de relatie tussen het ventrikelsysteem en onderdelen van de hersenen. Ze doen daarbij een aantal
uitspraken.
Welke twee van onderstaande uitspraken zijn juist?
Let op! Bij deze vraag worden alleen punten toegekend wanneer de vraag volledig juist beantwoord wordt.
A de thalamus is een deel van het diencephalon
B het ruggenmerg is gelegen rondom het aquaduct
C het telencephalon bestaat uit cortex cerebri en thalamus
D de hersenstam bestaat uit mesencephalon en diencephalon
E het mesencephalon gaat caudaal over in het rhombencephalon

A

A en E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spinale zenuwen vervoeren sensibele en motorische informatie.
Kies de juiste alternatieven (sensibel/motorisch/beide) om onderstaande zinnen kloppend te maken.
Spinale vezels in de dorsale radix vervoeren ??? informatie.
Spinale vezels in de voorste ramus (ramus anterior) vervoeren ??? informatie

A

sensibel
beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk van de onderstaande kanalen wordt het meest geremd door ethosuximide?
A calciumkanalen
B chloridekanalen
C kaliumkanalen
D natriumkanalen

A

A dit is een anti-epileptica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je ziet een kind van 20 maanden oud met een eerste koortsstuip op de spoedeisende hulp. Ouders vragen of dit vaker kan gebeuren met
hun kind.
Wat is ongeveer het herhalingsrisico van een kind dat een eerste koortsstuip heeft gehad?
A 10%
B 30%
C 50%
D 90%

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de diagnose epilepsie gesteld?
A op basis van typische EEG afwijkingen
B op basis van typische MRI afwijkingen
C op basis van het vóórkomen van meerdere epileptische aanvallen
D op basis van neurologisch onderzoek

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij bepaalde epilepsiesyndromen wordt als behandeling het ketogeen dieet ingezet.
Welk bestanddeel dient veel voor te komen in het ketogeen dieet?
A vocht
B eiwit
C koolhydraten
D vet

A

D
ketogeen dieet heeft 50% van werking en reduceert 50-100% van de aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als wat voor een aanval is een absence in het kader van het epilepsiesyndroom “absence epilepsie van de kinderleeftijd” te
classificeren?
A focale aanval met verminderde gewaarwording met motorisch begin, automatisme
B focale aanval met verminderde gewaarwording met niet motorisch begin, gedragsonderbreking
C gegeneraliseerde aanval, motorisch
D gegeneraliseerde aanval, niet motorisch

A

D
absence komt vaak niet met schokken
focaal is in een deel van de hersenen.
generaliseerbaar zijn er gelijktijdig afleidingen van alle elektrodes hypersynchrone neuronale activiteit te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je bent arts assistent op de spoedeisende hulp. Er wordt een patiënt met een status epilepticus binnengebracht.
Wat dien je als eerste te doen bij een patiënt met een status epilepticus?
A ademweg controleren
B EEG maken
C bloedonderzoek uitvoeren
D midazolam geven

A

A
1. ABC protocol
2. midazolam
3. ???

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In een neurofysiologisch experiment meet je de activiteit van een ON-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel
terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het
rand van het receptieve veld.
Wat gebeurt er als reactie op deze verhoging met de activiteit van deze cel?
A deze cel zal gaan depolariseren
B deze cel zal gaan hyperpolariseren
C deze cel zal meer actiepotentialen gaan afgeven
D deze cel zal minder actiepotentialen gaan afgeven

A

B

ganglion zijn de enige die actiepotentialen maken dus die kan sws weg

  • de ON-cel heeft MGluR6 receptoren en gaat bij afname van glutamaat depolariseren. en dus meer glutamaat afgeven
  • de OFF-cel bevat AMPA-receptoren en gaat hyperpolariseren bij afname van glutamaat. hier komt minder glutamaat bij vrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er als er licht valt op het centrum ij een ON en OFF cel?

A
  • licht in centrum dan ON cel depolariseert (stimuleert) en OFF hyperpolariseert (remt)
  • donker in centrum is ON hyperpolariseert en OFF depolariseert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het visueel systeem functioneert over een groot gebied van licht intensiteiten.
Kies de juiste alternatieven om onderstaande zinnen kloppend te maken.
1. Kleurenzien werkt het beste onder ??? omstandigheden.
2. De overgang van scotopisch naar mesopisch zicht wordt bepaald door de???

opties
- mesopische, fotopische of scotopische
- drempel stimulatie van kegeltjes (rod threshold)/drmepel stimulatie van staafje (rod threshold) of start van de cerzadiging van kegeltjes/staafjes

A

fototopisch
drempel van kegeltjes

  • de staafjes werken vooral als het donker is (scotopisch)
  • de kegeltjes als het licht is (fotopisch)
  • mesopisch zit hier tussen in
  • staafjes kunnen op een gegeven moment niet meer licht waarnemen en dan worden de kegeltjes actief. ook de kegeltjes hebben een drempel als er nog meer licht is gaan de fotoreceptoren kapot.
  • ze bedoelen hierbij dat je bij scotopisch alleen donker hebt en dan mesopisch begint pas als kegeltjes aangaan en drm is het die drempel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Vijf graden nasaal naast de fovea zijn ??? te vinden.
  2. Bij een bepaalde lichtintensiteit is de reactie van ??? afhankelijk van de golflengte van het licht.
  3. Bij een kortdurende licht stimulus duurt de reactie van een staafje ??? dan de reactie van een kegeltje.
  • voornamelijk kegeltjes/staafjes of ongeveer evenveel of beide geen
  • staafjes/kegeltjes/beid
  • langer dan/ even/korter dan
A
  1. voornamelijk staafjes
  2. beide
  3. langer dan

kegeltjes zitten met namen in fovea en staafjes in de periferie
- er zijn 4 typen opsine moleculen (3 kegeltjes en 1 staafjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een 25-jarige man is redelijk hersteld van zijn hersenschudding, nadat hij met zijn racefiets een ernstig ongeluk kreeg tijdens de
Giro d’Italia. Hij heeft echter nog steeds last van een gekanteld beeld. Als hij naar links kijkt, ziet hij verticaal dubbel. De afstand tussen de
beelden neemt toe wanneer hij naar beneden kijkt om de trap af te lopen. Hij houdt het hoofd iets gekanteld naar de linker schouder.
Welke hersenzenuw van welk oog is verlamd?
A de nervus abducens rechts
B de nervus abducens links
C de nervus trochlearis rechts
D de nervus trochlearis links

A

C
bij de n. trochlearis verlammis is de m. obliquus superior verlamd en zal het oog in bovenblik en naar buiten gerold staan.
de scheelzienshoek en de klachten van dubbelzien nemen namelijk toe als de ptn in de werkingsrichting van de verlamde spier kijkt
- bij de n. abducens verlamming zal de m. rectus lateralis alleen horizontaal werken en oog zal naar binnen staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er valt een lichtbundel op het oog.
Wat zijn de achtereenvolgende structuren die deze lichtbundel tegenkomt van anterior naar posterior?
A traanfilm - cornea - lens - retina
B lens - cornea - iris - retina
C cornea - lens - retina - iris
D traanfilm - lens - cornea - retina

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij patiënten met laesies in het gebied van het chiasma en de visuele cortex kan de gezichtsvelduitval goed vastgesteld worden met een
confrontatief gezichtsveldonderzoek volgens Donders.
Geef voor de volgende uitspraken aan of je er bij het confrontatief gezichtsveldonderzoek volgens Donders goed op moet
letten?
1. Dat de patiënt met zijn rechter oog in jouw linker oog kijkt en dat de patiënt zijn linker oog gesloten heeft en jij je rechter oog gesloten
hebt. ?
2. Je langzaam je hand of een object, van lateraal naar mediaal in het gezichtsveld beweegt. ?
3. Dat de patiënt het direct zegt als je hand of het object in beeld komt. ?
4. Dat je hand of het object op gelijke afstand tussen jouw ogen en die van de patiënt worden gehouden. ?

A

alles is wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bevindt zich normaal gesproken vocht in de recessus epitympanicus en zo ja, wat voor soort vocht?
A ja, endolymfe
B ja, perilymfe
C ja, waterige oplossing
D nee, normaal gesproken géén vocht

A

D
dit is de ruimte boven het trommelvlies. het deel eronder heeft hypotympanicus. en er tussen heet mesotympanum.
in dit deel zit de caput mallei en corpus incus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Als gevolg van bijvoorbeeld een afname van de doorbloeding, kunnen de pompen in de stria vascularis minder goed gaan functioneren.
Kies de juiste alternatieven om onderstaande zinnen over de consequenties van een verminderde werking van de pompen
in de stria vascularis voor de endocochleaire potentiaal en de evenwichtspotentiaal van K+ (EK) aan de apicale zijde van de
haarcel kloppend te maken.
Let op! Bij deze vraag worden alleen punten toegekend wanneer de vraag volledig juist beantwoord wordt.
1. De endocochleaire potentiaal wordt ??
2. De EK aan de apicale zijde van de haarcel wordt ??

kies 2 maal uit negatiever en positiever

A

beide negatiever

als de haartjes richt de stria vascularis, laterale wand, worden getrokken dan stroom er kalium naar binnen. in de endolyfe is er een hoge conc K en hoog potentiaal van 80mV.
door naar binnen stromen gaan de Ca aan de basale zijde open waardoor CA naar binnen stroomt en fusseert met vesicles in het membraan.
deze geven glutamaat af waardoor er een actiepotentiaal ontstaat.
- als er lagere K in endolymfe is dan wordt endocochleaire potentiaal negatiever.
- ook de evenwichtspotentiaal van K aaan apicaal is negatiever door het slechter functioneren van de pomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij een familie met slechthorendheid wordt gevonden dat een mutatie in het otoferline gen voor de slechthorendheid verantwoordelijk is. Met
immunocytochemie blijkt dat dit gen vrijwel uitsluitend in binnenste haarcellen tot expressie komt.
Twee stellingen over de slechthorendheid binnen deze familie zijn:
1. de slechthorendheid is non-syndromaal
2. otoakoestische emissies zijn normaal, terwijl de Brainstem Evoked Response Audiometry (BERA, ook wel ABR genoemd) afwijkend is

A

beide juist

  • omdat de FA+ is wordt er meer gedacht aan een erfelijke oorzaak. en dan niet-syndromaal omdat er verder geen andere afwijkingen voorkomen in de familie of bij het kind.
  • een afwijkende BERA en afwijkende OAE OF een afwijkende BERA en normale OAE staan beide voor perceptief gehoorverlies.
  • een normale BERA + OAE afwezig is conductief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het trommelvlies en de gehoorbeentjes versterken het geluid. Wanneer deze niet goed werken, ontstaat een conductief gehoorverlies.
Het conductieve gehoorverlies kan oplopen tot 50 - 60 dB bij volledig afwezige middenoor functie.
Welk frequentie gebied is het meest getroffen bij conductief gehoorverlies bij volledig afwezige middenoor functie?
A het laagfrequente gebied tot 2 kHz
B het midfrequente gebied, van 2 tot 4 kHz
C het hoogfrequentie gebied, van 4 tot 8 kHz
D alle frequenties

A

D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De onderstaande structuren hebben elk een functie in het waarnemen van geluid. Functieverlies leidt tot gehoorverlies.
Van welke van de onderstaande structuren wordt de functie overgenomen door een beengeleiding hoortoestel?
A de buitenste haarcellen
B de N VIII
C het ganglion spirale
D de gehoorbeentjes

A

D

vooral voor mensen met conductief gehoorverlies met een goede cochlea.
met het apparaat kan men de trillingen brengen via een trilling via een schroef naar schedel naar cochlea. beide oren worden gestimuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Je bent huisarts en ziet een 65-jarige gezonde man met gehoorverlies aan het linker oor. Recent was hij betrokken bij een vechtpartij op
straat en kreeg daarbij een klap op zijn linker oor. Het oor was hierna pijnlijk, maar hij werd niet duizelig, en heeft het gehoorverlies niet
onmiddellijk gemerkt.
Je doet de stemvorkproeven.
Bij de proef van Weber hoort de man het geluid aan de rechterkant. Aan beide zijden hoort hij bij de proef van Rinne het geluid van de op
het mastoid geplaatste stemvork zachter dan wanneer deze voor het oor gehouden wordt.
Kies de juiste alternatieven om onderstaande zinnen met betrekking tot de interpretatie van de stemvorkproeven in deze
casus kloppend te maken.
Let op! Bij deze vraag worden alleen punten toegekend wanneer de vraag volledig juist beantwoord wordt.
De proef van Rinne is ???
Het gehoorverlies kan veroorzaakt zijn door ???

  • positief/negatief
  • een perforatie van het trommelvllies/luxatie stapes incus gewricht/lawaaitrauma door klap op het oor
A

positief
lawaaitrauma door klap op het oor

hij is positief dus geen conductief verlies
weber gaat geluid naar
- aangedane oor bij conductief
- gezonde oor bij perceptief
er is hier dus geen conductief verlies en hij gaat naar recht dus links heeft perceptief verlies.
- lawaai is perceptief; perforatiee n luxatie is conductief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Je bent KNO-arts. Je vraagt voor een patiënte van 66 jaar, die sinds een half jaar last heeft van draaiduizeligheid bij snelle
hoofdbewegingen, een ENG aan. Dit bestaat uit onderzoek van het oculomotorsysteem, een draaistoelonderzoek en calorische testen.
Wat is de stimulus voor de halfcirkelvormige kanalen tijdens het draaistoelonderzoek?
A de positie van de stoel
B de snelheid van de stoel
C de versnelling van de stoel

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Je bent huisarts en op je spreekuur verschijnt een man van 56 jaar met sinds enkele maanden bestaande duizeligheidsklachten. Je neemt
een grondige anamnese af en onderzoekt hem met behulp van de head impulse test ofwel hoofd impuls test.
Binnen welk systeem kan de head impulse test afwijkingen opsporen?
A de vestibulo-spinale reflex
B de vestibulo-oculaire reflex
C de cervico-oculaire reflex

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Veel patiënten met een bilaterale uitval van het vestibulaire systeem klagen over oscillopsie.
Wat wordt er bedoeld met de term oscillopsie?
A een intern gevoel van heen-en-weer gaande hoofdbeweging, optredend zonder echte hoofdbeweging
B het optreden van spontane perioden met vertigo
C een schijnbare beweging van de visuele omgeving tijdens een hoofdbeweging
D een chronisch licht gevoel in het hoofd

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welk type sensibiliteit uit het hoofd wordt primair verwerkt in het caudale deel van de nucleus spinalis van de nervus trigeminus (= de spinale trigeminus kern)? A tast sensatie van de lippen B smaaksensatie van de tong C pijn vanuit de wang D spierspanning van de kauwspieren
C
26
juist of onjuist - De piramidebaan maakt zowel monosynaptische als polysynaptische verbindingen met motoneuronen in ruggenmerg en hersenstam. - De piramidebaan is voor een groot deel van zijn verloop onderdeel van de witte stof. - De piramidebaan is een efferente verbinding van motoneuronen in ruggenmerg en hersenstam. - De piramidebaan heeft in al zijn vezels zowel anterograad als retrograad axonaal transport.
J, J, OJ, J
27
Waar zijn motoneuronen gelegen die de musculus erector spinae activeren? A in de laterale hoorn van het thoracale ruggenmerg B in het mediale deel van de ventrale hoorn van het cervicale ruggenmerg C in het laterale deel van de ventrale hoorn van het cervicale ruggenmerg D in het mediale deel van de ventrale hoorn van het cervicale, thoracale en lumbosacrale ruggenmerg E in het laterale deel van de ventrale hoorn van het cervicale, thoracale en lumbosacrale ruggenmerg
D de innervatie van een spier is terug te leiden naar 1 kolom die over meerdere segmenten zich uitstrekt. - mediale groep is voor romp, nek, wervelkolom - bilateraal - lateraal is ledematen. - unilateraal
28
Je trapt met je linkervoet op een scherp steentje. De locatie van de pijn wordt waargenomen door neuronen in de cerebrale schors. Waar zijn deze neuronen gelegen? Kies de juiste alternatieven om onderstaande zin kloppend te maken. Let op! Bij deze vraag worden alleen punten toegekend wanneer de vraag volledig juist beantwoord wordt. deze neuronen zijn gelegen in het ??? deel van de ??? gyrus ??? - mediaal/centraal/lateraal/anteriore - R/L - precentralis/postcentralis en temporalis superior
mediaal, R, postcentralis
29
de ventrale ramus van nC4 bevat ??? vezels en wordt ??? opgenomen in de plexus ??? - alleen motorisch alleen sensibel ook sympatische ook parasympatische motor en sensibel - altijd, nooit, soms - brachialis, cervicalis, lumbosacralis
motorisch en sensibel altijd cervicalis thoracaal vormt geen plexi
30
Wat is de gemiddelde geleidingssnelheid van ongemyeliniseerde vezels voor pijn en temperatuur? A 80-120 m/s B 40-80 m/s C 4-40 m/s D 0,4-2,0 m/s E 10-20 cm/s
D dit gaat over C-vezels
31
Kies de juiste alternatieven om onderstaande zinnen over reflexen kloppend te maken. Let op! Bij deze vraag worden alleen punten toegekend wanneer de vraag volledig juist beantwoord wordt. 1. Activatie van α-motorische neuronen leidt tot een??? van de activiteit in de Ia vezels van dezelfde spier. 2. Activatie van γ-motorische neuronen leidt tot een???van de activiteit in de Ia vezels van dezelfde spier - verlaging of verhoging
verlaging - alfa activatie leidt tot contractie van de spier. zorgt voor contractie van extrafusale spiervezels. als een spier samentrekt wordt de spierspoel waar Ia opzit minder gerekt. en dus minder gevuurd verhoging - vanuit CSZ spieren laten contraheren door spierspoeltjes gevoeliger of minder gevoelig te maken. hierdoor wordt niet het setpoint in de feedbackloop veranderd maar het terugkoppel signaal. gamma zorgt voor activatie van intrafusale spiervezels. kortom als de spier samentrekt wordt de spierspoel gevoeliger voor rek en daardoor meer vuur
32
Waarom is een kaliumkanaalblokker zoals 3,4-diaminopyridine een goede keus bij de behandeling van Lambert-Eaton myasthenic syndrome (LEMS)? A omdat een kaliumkanaalblokker de axonale voortgeleiding verbetert B omdat een kaliumkanaalblokker de calcium instroom in de zenuweindiging verhoogt C omdat een kaliumkanaalblokker het effect van acetylcholine op de nicotine receptor verhoogt D omdat LEMS berust op antilichamen tegen kaliumkanalen
B - bij LEMS is probleem pre-synaptisch en dis onders dan myashtenia gravis. - LEMS heeft antistoffen tegen Ca kanalen - behandeling is vaak via K kanaal blokker. hierdoor vertraagd repolarisatie. de Ca hebben dan meer tijd om open te staan.
33
Je bent neuroloog en onderzoekt een 83-jarige man die op basis van een maligniteit compressie heeft van het thoracale myelum. Welke symptomen zijn buiten de acute fase te verwachten onder het niveau van de compressie van het ruggenmerg? 1. areflexie 2. fasciculaties 3. pathologische reflexen 4. spastische tonus zeg wel of niet
niet niet wel wel perifeer vs centraal - parese: slap = spastisch - tonus: laag - hoog - reflexen: laag - hoog - atrofie: aanwezig - afwezig - fasciculaties: aanwezig (vooral bij voorhoorn laesie) - afwezig - voetzoolreflex: normaal - babinski
34
Casus ‘Maligne dwarslaesie’ Je bent neuroloog. Op de SEH zie je een man van 50 jaar die sinds 3 jaar bekend is met een ossaal gemetastaseerd prostaatcarcinoom met het beeld van een acute dwarslaesie. Sinds enkele weken heeft hij met name ’s nachts pijn laag in de nek en sinds enkele uren kan hij niet meer staan en tevens heeft hij forse gevoelsstoornissen in de benen. Bij het neurologisch onderzoek wordt een paraplegie van de benen gevonden en sensibiteitstoornissen vanaf dermatoom thoracale 1 beiderzijds naar beneden. Hij heeft het syndroom van Horner rechts. Op de MRI van de wervelkolom worden metastasen gezien in alle wervels. De wervelmetastase C8 geeft compressie van het ruggenmerg ter plaatse. Volgens de oncoloog heeft de patiënt een verwachte overleving van maximaal 3 maanden. Twee stellingen met betrekking tot deze casus zijn: 1. Het syndroom van Horner kan worden verklaard door een laesie in wortel C8. 2. Bij een verdenking op een maligne dwarslaesie is een CT-scan van de wervelkolom het onderzoek van eerste keus. Welke stelling is of welke zijn juist?
alleen 1 - ptosis en miosis past bij Horner dit wordt veroorzaakt door C8 en Th1 laesie
35
Je bent neuroloog. Een 32-jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis komt op het spreekuur omdat ze het afgelopen half jaar toenemend moeite kreeg met lopen en traplopen. Ze is snel moe en heeft pijn in de ledematen. Ze moet haar armen gebruiken om op te staan uit de bank. Als ze haar haren föhnt, moet ze tussentijds pauzeren omdat haar armen zwaar worden. Haar echtgenoot vindt dat ze gaat waggelen bij het lopen. Bij onderzoek is er zwakte van de nekspieren MRC graad 4 een proximale zwakte aan armen en benen met een limb-girdle verdeling, MRC graad 4. De sensibiliteit is intact en de reflexen zijn symmetrisch normaal met voetzoolreflex die beiderzijds plantairflexie tonen. Op basis van de bevindingen kun je nu lokaliseren. Waar (in welke structuur) is de oorzaak van de klachten van deze patiënt meest waarschijnlijk gelokaliseerd? A in het motorische voorhoorn B in de zenuw C in de neuromusculaire overgang D in de spier
D - er is voornamelijk proximale spierzwakte - bij neuropathie krijg je distale spierzwakte. - er zijn lage reflexen maar gevoel in tact. er zijn geen gevoelsstoornissen bij spierziekten - A niet omdat je dan atrofie en fasculaties verwacht en sensibele stoornis - B niet omdat je meer distale spierzwakte verwacht en of sensibele stoornis - C nite omdat er wisselende zwakte is (vermoeibaar) er is hier geen typisch proximaal patroon
36
Je bent neuroloog en ziet op de polikliniek neurologie een 21-jarige patiënte. Zij heeft 1,5 jaar geleden voor het eerst gemerkt dat ze haar handen soms niet goed kan openen (b.v. na het openen van flesjes of na het geven van ferme handdruk). Het duurt dan langere tijd voordat de hand weer ontspannen is. Ze heeft géén pijn in de hand als dit optreedt. Haar opa had staar op oudere leeftijd. Haar vader is overleden aan plotse hartdood. Bij neurologisch onderzoek vind je milde aangezichtszwakte, en lichte zwakte van de handen. Ook is er een verminderde relaxatie van diverse spiergroepen als er flink op de spier wordt getikt of als er gevraagd wordt om los te laten na flink te hebben aangespannen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A myasthenia gravis B limb-girdle myopathie C dystrofische myotonie D myotonia congenita
C bij dystrofia myotonica heb je na 50 jaar cataract en als die tussen 10-50 ontwikkelt heb je spierzwakte en myotonie. voor 10 dan psychomotore retardie - dus keyword is opa staar en dat zij hand niet kan openen door spierzwakte en myotonie - D hebben ooglid myotonie (ooglid niet openen na dichtknijpen)
37
Je bent neuroloog. Een 35-jarige vrouw heeft last gekregen van een hangend ooglid links, maar soms is het ook weer helemaal normaal. ‘s Morgens is het vaak erger. Bij onderzoek zijn er dubbelbeelden bij kijken naar rechts, die schuin boven elkaar staan en die toenemen als ze langer of verder die kant op wil kijken. De pupillen zijn normaal van grootte en vorm. Het overige onderzoek is normaal. De familie-anamnese is onbekend. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A myasthenia gravis B hypothyreoidie C myotonia congenita D een nervus III (oculomotorius) parese
A toenemende spierzwakte bij inspanning. dit leidt tot dubbelzien, moeite met spreken, verslikken en krachtverlies in armen en benen - belangrijkste kenmerk is de wisseling in kracht die toeneemt bij vermoeidheid.
38
Welk van de volgende klachten past niet bij een TIA in het vertebrobasilaire stroomgebied? A een taalstoornis B dubbelzien C zwakte in afwisselend de linker en rechter lichaamshelft D een coördinatiestoornis
A - a. cerebri anterior voorziet frontaalkwab en pariëtaalkwab - a. cerebri media voorziet (80%) van de cortex en taalgebied. - a. cerebri posterior voorziet occipitaalkwab - a. vertebralis en a. basilaris voorziet het cerebellum en de hersenstam dubbelzien komt door hersenstam
39
Welke uitspraak over het intracerebrale hematoom is juist? A op grond van de klinische verschijnselen kan men vrijwel altijd onderscheid maken tussen een herseninfarct en een hersenbloeding B bij oudere patiënten is de oorzaak van een hersenbloeding meestal een vaatmalformatie C snelle toediening van medicijnen die cerebraal oedeem verminderen is zinvol D geen van bovengenoemde uitspraken is juist
D
40
Het cellichaam van axonen die verlopen in de ventrale radix liggen ??? van het ruggenmerg. Spinale vezels in de achterste ramus (ramus posterior) vervoeren ??? informatie. Een enkele spinale zenuw innerveert ??? - in de ventrale hoorn van verspreid door in spinale ganglia in in het perifere orgaan buiten - alleen motorische alleen sensibele sensibele en motorische - een enkel dermatoom soms meerdere dermatomen altijd meerdere dermatomen
in de ventrale hoor sens en moto een enkel dermatoom
41
Welke van de volgende stellingen met betrekking tot een subarachnoïdale bloeding is niet juist? A de oorzaak is meestal een lek in een sacculair aneurysma aan één van de cerebrale bloedvaten B bij plotselinge, heftige hoofdpijn moet men aan zo'n bloeding denken C bij neurologisch onderzoek vindt men in de eerste uren na de bloeding slechts zelden eenzijdige verlammingsverschijnselen D operatieve therapie is bij deze aandoening mogelijk, en bestaat uit het ontlasten van de bloeding door middel van een boorgat
D - een typische klacht is acuut ernstige hoofdpijn - aneurysma in de bifurcatie van e a. cerebri media. D doe je bij epidurale bloedingen de behandeling voor SAB is coilen van het aneurysma
42
koppel de diagnoses aan de kenmerken 1. epilepsie 2. reflexsyncope 3. cardiale syncope 4. psychogeen symptomen - laterale tongbeet - hoofddraai - bij plotse schrik - < 10 schokken - > 20 schokken - na maaltijd - ogen dichtknijpen - tijdens inspanning - bekken bewegingen - prodroom met bleek, misselijk en zweten
Epilepsie (ook verstijving en posticale klachten) laterale tongbeet > 20 schokken hoofddraai Reflexsyncope (dit ontstaat door mictie, hoesten, pijn/angst en na inspanning of na maaltijd) <10 schokken na maaltijd Prodroom met bleek, misselijk, zweten Cardiale syncope (cyanose) Bij plotse schrik Tijdens inspanning Psychogeen ogen dichtknijpen bekken bewegingen
43
De depolarisatiefase van de actiepotentiaal verloopt snel doordat er sprake is van positieve feedback. Wat wordt daarmee in dit geval bedoeld? A De depolarisatie die het gevolg is van de opening van natriumkanalen, leidt tot het openen van méér natriumkanalen. B De depolarisatie die het gevolg is van de opening van natriumkanalen, leidt tot het openen van kaliumkanalen. C De depolarisatiefase van de actiepotentiaal leidt tot een periode van verminderde prikkelbaarheid. D Het openen van de natriumkanalen leidt tot een snelle inactivatie van dezelfde kanalen. E Tijdens de depolarisatiefase wordt de drijvende kracht voor natriumionen steeds kleiner, terwijl die van kaliumionen steeds groter wordt.
A
44
Wat is de glycinereceptor? A chloridekanaal B G-eiwit gekoppelde receptor (GPCR) C kaliumkanaal D kationkanaal E natriumkanaal
A
45
Een 48-jarige man komt op je spreekuur, hij is stratenmaker van beroep, met de klacht “dat hij slechter is gaan zien en dat hij steeds meer moeite heeft de stoeptegels recht tegen elkaar aan te leggen”. Het gezichtsveld onderzoek volgens Goldmann laat incomplete bitemporale hemianopsie zien met uitval van de temporale onder kwadranten. Wat is dan van onderstaande de meest waarschijnlijke diagnose? A bilaterale corticale occipitale atrofie B glioblastoma multiforme C hypofysetumor D netvliesloslating
B hierbij is er druk op het chiasma. - bovenkant valt weg dan komt het uit onderkant dus hypofyse - als er onderkant weg gaat is compressie van boven denk aan glioblastoom
46
In een neurofysiologisch experiment meet je de activiteit van een ON-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het centrum van het receptieve veld. Wat gebeurt er met de activiteit van deze cel? A deze cel zal gaan depolariseren B deze cel zal gaan hyperpolariseren C deze cel zal meer actiepotentialen gaan afgeven D deze cel zal minder actiepotentialen gaan afgeven
A depolariseren is stimulerne en hyper is remmend on is centrum en off is buiten rand
47
Waar staat het aangedane oog bij een verlamming van N. Oculomotorius? A naar beneden en naar lateraal gericht B naar boven en naar mediaal gericht C naar boven en naar lateraal gericht D naar mediaal gericht
A
48
Fotoreceptoren zijn onder te verdelen in twee typen - kegeltjes en staafjes - met elke verschillende maar ook overeenkomende eigenschappen 1. K 2. S 3. K + S 4. - eigenschappen: - De reactie is niet afhankelijk van de golflengte van het licht. - Deze fotoreceptoren zijn verbonden met magnocellulaire retinale ganglion cellen. - Deze fotoreceptoren zijn actief onder mesopische omstandigheden. - Deze fotoreceptoren zijn direct verbonden met retinale ganglioncellen. - Deze fotoreceptoren reageren relatief snel op een versndering in lichtintensiteit. - Deze fotoreceptoren zijn verzadigd onder fotopische omstandigheden. - De electrische activiteit is nooit in de vorm van actiepotentialen
Deze eigenschap geldt voornamelijk (of alleen) voor kegeltijes (parvo). Deze fotoreceptoren reageren relatief snel op een versndering in lichtintensiteit. Deze eigenschappen geldt voornamelijk (of alleen) voor staafjes. Deze fotoreceptoren zijn verzadigd onder fotopische omstandigheden. Deze fotoreceptoren zijn verbonden met magnocellulaire retinale ganglion cellen. Deze eigenschap geldt voor kegeltjes en voor staafjes. De electrische activiteit is nooit in de vorm van actiepotentialen. Deze fotoreceptoren zijn actief onder mesopische omstandigheden. Deze eigenschap geldt niet voor kegeltjes en niet voor staafjes. Deze fotoreceptoren zijn direct verbonden met retinale ganglioncellen. De reactie is niet afhankelijk van de golflengte van het licht.
49
Welke bloedvaten grenzen allemaal direct aan het mastoid en het os petrosum? A Arteria Carotis, Sinus Sigmoïdeus, Bulbus jugulare B Arteria Basillaris, Arteria Carotis, Sinus Sigmoïdeus C Bulbus Jugulare, Arteria Basillaris, Arteria Carotis D Sinus Sigmoïdeus, Bulbus Jugulare, Aretria Basilaris
A
50
Welk van de onderstaande klachten of afwijkingen komen niet voor bij een patiënt met cholesteatoom? A oorpijn B foetor van het oor C perceptief gehoorverlies D conductief gehoorverlies
A
51
Welke twee van de onderstaande vijf structuren staan met elkaar in verbinding via de ductus reuniens? A Sacculus B Scala media C Scala tympani D Scala vestibuli E Utriculus
A en B - scala media is hiermee verbonden met rest van labyrint - verbindt ook promontorium met de sacculus en de omliggende weefsels
52
Zet de volgende vier auditieve kernen in de volgorde waarin de geluidsinformatie op weg naar de auditieve schors ze passeert. 1 nucleus cochlearis 2 colliculus inferior 3 laterale, bovenste olijfkern (LSO) 4 mediale kern van corpus trapezoïdeum (MNTB)
1 nucleus cochlearis 2 mediale kern van corpus trapezoïdeum (MNTB) ook wel superior olivia? 3 laterale, bovenste olijfkern (LSO) 4 colliculus inferior
53
Hoe zal de vuurfrequentie van de vestibulaire afferent (zenuw) van een persoon veranderen als deze versnelt (d.w.z. linear) van nul naar 60 kilometer per uur in een auto en vervolgens deze snelheid behoudt? A De vuurfrequentie zal toenemen en verhoogd blijven totdat de persoon weer tot stilstand komt. B De vuurfrequentie zal afnemen en blijven afnemen totdat de persoon weer tot stilstand komt. C De vuurfrequentie zal alleen afnemen als de persoon versnelt. D De vuurfrequentie zal alleen toenemen als de persoon versnelt. E De vuurfrequentie zal toenemen tijdens acceleratie en vervolgens afnemen tot onder de basislijn bij 60 kilometer per uur.
D
54
Lees de volgende twee stellingen met betrekking tot draaiduizeligheid. 1. Draaiduizeligheid waarbij de nystagmus toeneemt tijdens onderzoek met Frentzel-bril pleit voor een functiestoornis in het centrale vestibulaire systeem. 2. Draaiduizeligheidsklachten die toenemen bij bewegen zijn pathognomonisch voor een aandoening van het perifere vestibulaire systeem. Welke stelling is of welke zijn juist? A alleen 1 B alleen 2 C 1 en 2 D geen
D
55
Op je spreekuur meldt zich mevrouw de Graaf van 71 jaar met typische klachten van BPPD. Je doet de positioneringsproeven en constateert een BPPD van het posterieure kanaal rechts. Welke afwijkingen heeft deze patiënt bij de kiepproef van Dix-Hallpike naar rechts? A een apogeotrope horizontale nystagmus B een geotrope horizontale nystagmus C een apogeotrope torsionele nystagmus met downbeat component D een geotrope torsionele nystagmus met upbeat component
D BPPD zit in de n. vestibularis inferior. - bij BPPD is er prikkeling van het achterse cirkelvormige kanaal dit geeft een geotrope rotatorire nystagmus. - geotroop = met de rotatie naar de grond dus met linkeroor is klok mee en rechts tegen Torsioneel: omdat het een posterieur kanaal betreft Geotroof: otolieten bewegen met zwaartekracht richting ampulla Upbeat: door excitatie van het posterieure kanaal
56
Welke van de onderstaande structuren wordt niet geïnnerveerd door de bulbus olfactorius? A Amygdala B Entorinale schors (‘Entorhinal cortex’) C Piriforme schors (‘Pyriform cortex’) D Thalamus
D hypothalamus wel
57
U ziet op de spoedeisende hulp een 36-jarige vrouw met blanco voorgeschiedenis. Zij meldt zich met een sinds de ochtend langzaam ontstane hevig draaiduizeligheid met misselijkheid en braken. Ze houdt niets binnen, en ligt met gesloten ogen doodstil op bed. Gisteren was er nog helemaal niets aan de hand, ze heeft een blanco voorgeschiedenis. U ziet bij uw onderzoek een 3e graad horizontaal rotatoire nystagmus met horizontale snelle fase naar rechts. Met de Frentzelbril op wordt ze nog beroerder en ziet u de nystagmus toenemen. De head impulsetest staat ze u niet toe. Beperkt neurologisch onderzoek dat u bij deze zieke vrouw kunt verrichten, toont geen afwijkingen. Onderzoek van het lopen wordt door patiënt en familie geweigerd. De monitor toont een licht verhoogde bloeddruk (RR139/86mmHg), met een bradycardie tijdens braken. Waar dienen deze klachten te worden gelokaliseerd en wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A neuritis vestibularis van het linker perifere vestibulaire systeem B neuritis vestibularis van het rechter perifere vestibulaire systeem C demyeliniserende laesie links in het cerebellum (MS) D demyeliniserende laesies rechts in het cerebellum (MS) E herseninfarct links in het cerebellum F herseninfarct rechts in het cerebellum
A b is niet goed omdat je dan senlle fase naar links hebt c tm f zouden meer neurologische symptomen moeten geven
58
Aangezien je patiënte toch wat klachten blijft houden van balansproblemen en vertigo bij snelle hoofdbewegingen verwijs je haar naar de KNO-arts. De KNO-arts besluit een ENG te verrichten. Dit onderzoek bestaat uit meerdere onderdelen, namelijk het onderzoek van het oculomotorsysteem, een draaistoelonderzoek en uit calorische testen. Welke functie wordt bij de calorisatie gemeten? A alle halfcirkelvormige kanalen B alleen de functie van de horizontale halfcirkelvormige kanalen C de functie van de horizontale en de voorste verticale halfcirkelvormige kanalen D de functie van de horizontale en de achterste verticale halfcirkelvormige kanalen
B
59
Aan welke systemen draagt de centrale verwerking van vestibulaire informatie bij? A smaak B gehoor C houding D cognitie E perceptie F blikstabilisatie
C het evenwichtsorgaan is het verlengde van de gehoorgang en registreert rotatie, translatie (rechte beweging) en lichaamshouden t.o.v. Fz. de halfcirkelvormige (med) verwerken de rotatie en de otolieten (lat) verweken de translatie en oriëntatie van het hoofd.
60
Welke van de onderstaande delen van het trigeminus systeem zijn betrokken bij de masseter reflex? A de nervus trigeminus B de ganglioncellen van het ganglion trigeminale C de nucleus mesencephalicus D de nucleus princeps van de n. trigeminus E de nucleus van de tractus spinalis van de nervus trigeminus F de nucleus motorius van de n. trigeminus
A, C en F hij verloopt afferent via de sensibele takken van n. trigeminus via de nucleus mesencephalicus naar de nucleus motorius van de n. trigeminus
61
Bekijk onderstaande stellingen over de hersenzenuwen III, IV en VI: 1. Bij een volledige uitval van de n. oculomotorius is er geen ptosis 2. Uitval van de n. trochlearis geeft klachten bij traplopen 3. Bij uitval van de n. abducens kan het aangedane oog niet naar lateraal bewegen Welke stelling is of welke stellingen zijn juist?
2 en 3 je krijgt verwijde oogpupil en ptosis
62
Een voorheen gezonde vouw van 28 jaar komt op het spreekuur. Zij bemerkt dat ze in de loop van 6 maanden meer moeite krijgt met traplopen en opstaan uit de stoel. Ook het haren wassen gaat lastiger omdat ze minder kracht heeft van de schouder en bovenarmspieren. Bij onderzoek is er proximale spierzwakte. Er zijn geen fasciculaties gevoelsstoornissen of pathologische reflexen (geen Babinski’s). Het CK is verhoogd (800 u/l) en het EMG (naald)onderzoek laat kleine en korte potentialen zien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A Amyotrofische lateraalsclerose (SMA) B Vasculitis neuropathie C Multifocaal motore neuropathie (MMN) D Inflammatoire myopathie (myositis)
D - atrofie en fasciculaties zijn de belangrijkste aanwijzingen voor voorhoornlijden. hieronder valt ALS, spinale musculaire atrofie en poliomyelitis acuta die vallen nu aan - vasculitis nueropathie kenmerkt zich door stekend of brandend gevoel in de botten, pijnklachten bij zachte aanraking, verminderd gevoel in handen of voeten, verlies van spierkracht en pijnscheuten. - MMN fasciculaties en focaal krachtevlries, vaak beginsel in de vingers - myositis heeft spierontsteking en spierzwakte vaak in armen en bovenbenen. bijkomend is slikklacht en sterk verhoogd CK
63
In de hersenstam verlopen vezels in de linker mediale lemniscus. Waar liggen de cellichamen van de vezels van deze vezelbundel (de linker mediale lemniscus)? A linker medulla oblongata B rechter medulla oblongata C linker thalamus D rechter thalamus E linker dorsale hoorn ruggenmerg F rechter dorsale hoorn ruggenmerg G linker spinaal ganglion H rechter spinaal ganglion
mediale lemnicus heeft de gnostische informatie. deze kruist in de medulla oblongata en de kruisende baan heet de mediale lemnicus. B
64
Bij een patiënt wordt geconstateerd dat er links uitval is van de sensibiliteit voor pijn en temperatuur in het aangezicht, terwijl in de rest van het lichaam de sensibiliteit voor pijn en temperatuur is uitgevallen aan de rechterzijde. Je bent coassistent en moet bepalen in welk gebied of welke gebieden een laesie gevonden kan worden. In welk gebied of welke gebieden kan bij deze patiënt een laesie gevonden worden? Let op! Meerdere antwoorden zijn juist A rechts in de medulla oblongata B links in de medulla oblongata C rechts in de pons D links in de pons E rechts in de thalamus F links in de thalamus
B en D thalamus geeft geen gekruist patroon van gezicht en rest maar zelfde kant
65
Een laesie in het mesencephalon heeft gewoonlijk zeer diverse en over het algemeen ernstige gevolgen. Wat is de belangrijkste reden hiervan? A het mesencephalon bevat belangrijke kernen voor aansturing van spieren B het mesencephalon is relatief klein en bevat veel opstijgende en afdalende vezelsystemen C het mesencephalon controleert het rhombencephalon D het mesencephalon controleert het telencephalon
B hier bevinden het substantia nigra
66
Je bent huisarts en ziet op je spreekuur een 19-jarige patiënt die na een avondje stappen ’s ochtends is wakker geworden met een scheef gezicht. Hij vertelt ook het gevoel te hebben dat hij met zijn rechter oor meer last heeft van geluiden en dat zijn ontbijt anders smaakte dan hij gewend was. Als je hem onderzoekt zie je dat hij zijn rechter oog geheel niet kan sluiten, je ziet geen rimpels op het voorhoofd rechts bij fronzen, en zijn rechter mondhoek hangt en deze kan hij beperkt optrekken. Je denkt aan een perifere n. facialis uitval. Welke van onderstaande stellingen is juist? A bij perifere n. facialis uitval is alleen de motoriek aangedaan B bij perifere n. facialis uitval kan naast de motoriek ook de ipsilaterale m. stapedius, maar niet de smaak zijn aangedaan C bij perifere n. facialis uitval kunnen naast de motoriek ook de ipsilaterale m. stapedius en de smaak zijn aangedaan D bij perifere n. facialis uitval kunnen naast de motoriek ook de contralaterale m. stapedius en de smaak zijn aangedaan
C bij perifeer doet ook oog mee de volgende kernen in de hersenstam: nucleus ambiguus, facialis, hypoglossus, accessorius, trigeminus (motorische kern), zijn allemaal bilateraal geïnnerveerd. Behalve voor de volgende structuren: de uvula, m. genioglossus (tongspier die de tong naar buiten steekt) en het gehemelte, en de aangezichtsspieren rond de mond.
67
U ziet op het spreekuur een 50-jarige vrouw met sinds 6 weken progressieve zwakte van de bovenarmen en bovenbenen. Ze kan alleen nog met hulp van de armen opstaan uit de stoel. Twee maanden geleden heeft ze een TIA doorgemaakt, sindsdien gebruikt ze clopidogrel en simvastatine. Bij neurologisch onderzoek zijn de reflexen en sensibiliteit normaal. U denkt aan een myopathie. Welke van onderstaande oorzaken van een myopathie is in dit geval NIET waarschijnlijk? A Polymyositis B Hypothyreoïdie C Ziekte van Pompe D Toxische myopathie bij statine-gebruik
C op volwassen leeftijd merken ze moeite met opstaan uit stoel en traplopen - B niet omdat je dan symptomen van hypo verwacht - A ontstaat in weken tot maanden waarbij je ook huidklachten hebt, slik en pijnlijke of gevoelige spieren - D door clopidrogel of statine
68
In de huid zijn verschillende soorten receptoren aanwezig die een rol spelen bij somatosensibiliteit. Welk type van deze receptoren is belangrijk voor de vitale somatosensibiliteit? A vrije zenuwuiteinden B lichaampjes van Meisner C lichaampjes van Pacini D lichaampjes van Rufini E peeslichaampjes F spierspoeltjes
A
69
Een 63-jarige vrouw presenteert zich bij de neuroloog met klachten van een niet goed sluitende linker mondhoek. Hierdoor verliest ze speeksel. Onderzoek wijst uit dat zij haar linker mondhoek ook niet meer omhoog kan trekken, maar deze beweegt wel bij een spontane glimlach. Oogknipperen en wenkbrauwen bewegen lukt nog wel aan beide zijden van het hoofd. Hieronder staan een aantal mogelijke oorzaken van deze symptomen. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze symptomen? A tumor in de linker glandula parotis B infarct rondom de linker nucleus facialis C infarct rondom de rechter nucleus facialis D infarct in de linker primaire motorschors E infarct in de rechter primaire motorschors F infarct in de linker gyrus cinguli G infarct in de rechter gyrus cinguli
E
70
Wat is niet een verschil tussen Golgi-sensoren en spierspoeltjes? A Golgi-sensoren staan in serie met de spier geschakeld, spierspoeltjes parallel. B Afferente informatie van Golgi-sensoren gaat via Ib vezels, van spierspoeltjes via Ia. C Golgi-sensoren geven informatie over spierspanning, spierspoeltjes over spierlengte. D Golgi-sensoren geven informatie over de stand van een gewricht, spierspoeltjes niet.
spierspoelen kijkt naar hoeveel en hoe snel een spier wordt gestretcht Golgi kijkt naar kracht en spanning op de spier. D
71
U ziet een 23-jarige patiënte op de polikliniek i.v.m. dubbelzien, en hangende oogleden. Sporten (atletiek) kan zij minder lang volhouden. Er zijn dagschommelingen. Bij neurologisch onderzoek ziet u een ptosis beiderzijds, welke toeneemt na langdurig naar links kijken, tevens ontstaan er dan dubbelbeelden. U denkt aan myasthenia gravis. Met welk onderzoek kunt u de diagnose nu (vrijwel zeker) stellen? A Spierbiopt: vraag inflammatoire afwijkingen B EMG: vraag myopathie C Bloedonderzoek: antistoffen tegen acetylcholinereceptoren D CT-thorax: thymoom
C
72
Myopathie geeft meestal zwakte. Welk patroon in zwakte geeft een myopathie over het algemeen? A overwegend distale zwakte (zwakte van de handen en voeten) B overwegend distale zwakte aan de armen en proximale zwakte aan de benen C overwegend asymmetrische zwakte (verschil tussen linker en rechter lichaamshelft) D overwegend proximale zwakte (zwakte van de bovenarmen en bovenbenen)
D
73
U ziet op het spreekuur een 55-jarige man die heeft bemerkt dan zijn rechterarm zwakker en dunner wordt. Bij onderzoek heeft hij behoudens atrofie en zwakte van de spieren van de rechterarm ook fasciculaties in beide armen en in de benen. Er zijn pathologische voetzoolreflexen (Babinski reflex). De patiënt heeft geen sensibele of autonome functiestoornissen, en geen extrapiramidale of cerebellaire verschijnselen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A Amyotrofische schouderneuralgie (ook wel genoemd: neuralgische amyotrofie) B Spinale spieratrofie (SMA) C Amyotrofische lateraal sclerose (ALS) D Multiple Sclerose (MS)
C er is nml een combi van centraal en perifeer
74
Wat is een motorische eenheid? A het geheel van alle spieren die verantwoordelijk zijn voor een bepaalde beweging B alle spieren die door één zenuwvezel worden geïnnerveerd C een motoneuron met alle spiervezels die door dat neuron geïnnerveerd worden D een spiervezel met alle motoneuronen waardoor hij geïnnerveerd wordt
C
75
Welke van onderstaande motorkernen in de hersenstam zijn beschadigd door afsluiting van de art. spinalis anterior? A nucleus hypoglossus B nucleus ambiguus C nucleus facialis D nucleus abducens
A maar ook de piramidebaan en mediale lemnicus deze vaten ontspringen uit de a. vertebralis. - anterior is voor motorisch ongepaard - posterior gepaard is voor sensibel B door a. vertebralis/ a. posterior inferior cerberi C ligt in e pons D ligt in pons en krijgt van a. basilaris
76
Welke van de volgende aandoeningen kunnen gepaard gaan met dysartrie? Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn. A cerebellum laesie B uitval n. hypoglossus C ziekte van Parkinson
allemaal
77
Delen van het zenuwstelsel verwerken of sensorische, of motorische, of beide typen informatie. hieronder staan een aantal delen genoemd. Sleep elk deel rechts naar het type informatie dat dit deel verwerkt. - pyramidebaan - ventrale hoorn - ganglion in de dorsale wortel - gyrus post-centralis - ventrale ramus (tak) - ventrale radix (wortel) - plexus brachialis
sensorische informatie - gyrus post-centralis ganglion in de dorsale wortel motorische informatie - pyramidebaan ventrale hoorn ventrale radix (wortel) sensorische en motorische - informatie ventrale ramus (tak) plexus bracchialis
78
Sensibele informatie wordt vervoerd vanaf een orgaan via het ruggenmerg en de hersenstam naar de sensorisch schors in de hersenen. Kies de juiste alternatieven om de onderstaande uitspraken kloppend te maken. Vitale sensibiliteit verloopt via de ??? door het ruggenmerg. De tweede synaps in de baan van de gnostische sensibiliteit vinden we in de ???. antero-laterale banen dorsale kolommen ventrale zijde de thalamus de grensstreng de hersenstam het ruggenmerg
antero thalamus ( de eerste is bij de dorsale kollomen) als het vitaal was dan was eerste in dorsale hoorn
79
Welke van onderstaande bewering is of welke zijn juist? Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn. A Mu-ritme kan verdwijnen door over de contralaterale hand te strijken B Het occipitale ritme kan tot verdwijnen worden gebracht door de ogen te sluiten C Delta-activiteit kan zowel van cerebrale origine zijn als berusten op artefacten D Bij hersendood is er geen cerebrale activiteit op het EEG te zien
A, C en D
80
Je bent SEH arts en ziet een 2-jarig meisje met een status epilepticus bij koorts (39 graden Celsius). Ze heeft schokken van haar linker arm en been. Haar moeder vertelt dat er eerder vandaag niets aan de hand was, behalve dat ze een beetje snotterig was. Haar bloeddruk is 130/90 (boven p95). In de ambulance heeft ze reeds diazepam rectaal gekregen. Je denkt aan een koortsconvulsie. Hierbij zijn de volgende stellingen: 1. De eerste stap in de behandeling van een status epilepticus is het stoppen van de status met benzodiazepines zoals midazolam. Wanneer de status behandeld is dient de ABC gewaarborgd te worden. 2. Het is atypisch om focale schokken te hebben bij een koortsconvulsie. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
2 atypisch: - < 6 maanden of ouder dan 6 jaar - focale aspecten - geen herstel binnen 60 minuten - aanval duurt langer dan 15 minuten - postictaal zijn er neurologische uitvalverschijnselen
81
Een 3-jarige jongen presenteert zich op de eerste hulp vanwege een status epilepticus bij koorts. In de ambulance is de aanval gestopt nadat hij 2 x midazolam 1,5 mg intraveneus gehad heeft. Hij heeft een bovenste luchtweginfectie. Bij aankomst op de eerste hulp is hij niet convulsief meer. Hij is ABC stabiel. Zij geschatte gewicht is 15 kg. Een maand eerder had hij ook een status epilepticus bij koorts. Hierbij zijn de volgende stellingen: 1. De dosering midazolam toegediend door het ambulance personeel is onjuist. 2. Omdat er in korte tijd 2 langdurige koortsconvulsies hebben plaatsgevonden, is er nu sprake van epilepsie. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
geen noodmedicatie kan wel helpen maar paracetamol en anti-epileptica erna werken niet
82
De porie van ionkanalen wordt meestal gevormd door 4-6 subunits. Zet de volgende drie kanalen in volgorde van toenemend aantal subunits: 1 Nicotine receptorkanaal 2 kalium kanaal 3 Gap junction kanaal
1 Kaliumkanaal 2 Nicotine receptorkanaal 3 Gap junction kanaal
83
Een cel heeft een rustmembraanpotentiaal van -70 mV en een evenwichtspotentiaal voor chloride ionen van -65 mV. Bekijk de volgende twee beweringen over de chloride stroom door open chloorkanalen in deze cel. 1. Tijdens rust stromen de chloride ionen door open chloridekanalen van buiten naar binnen 2. Als de cel 10 mV depolariseert ten opzichte van de rustmembraanpotentiaal zal de stroomrichting door de open chloridekanalen omkeren. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
2 ???
84
Hoe wordt de retina van voedingsstoffen en zuurstof voorzien? A voornamelijk via het retinale pigment epitheel B voornamelijk via de arteria centralis retinae C voornamelijk via het kamervocht D voornamelijk via de arteria ciliaris
B
85
Je bent huisarts. Een 64-jarige dame komt op je spreekuur. Zij geeft aan sinds enkele maanden horizontaal dubbel te zien vooral wanneer zij in de verte kijkt. Je stelt de diagnose: nervus abducens parese van het rechter oog. Wat is hierbij kenmerkend? A het rechteroog staat volledig naar buiten gericht B de scheelzienshoek neemt toe wanneer zij naar rechts kijkt met de ogen C de scheelzienshoek neemt toe wanneer zij naar links kijkt met de ogen D de pupil van het rechteroog is ook groot
B
86
Een 21-jarige student heeft ’s nachts een klap op het linkeroog gekregen en zegt nu slechter te zien. Er is sprake van een cornea erosie. Hoe toon je dat aan: A achter de spleetlamp met een fluoresceïne stripje en blauw licht B door het everteren van het bovenooglid C met de swinging flashlight test D met de fundoscopie en blauw licht
A erosie van cornea is spleetlamp
87
In de fovea vind je voornamelijk ??? . Bij een bepaalde lichtintensiteit is de reactie van ??? afhankelijk van de golflengte van het licht. Bij een kortdurende licht stimulus reageert een staafje ??? dan een kegeltje.
In de fovea vind je voornamelijk kegeltjes . Bij een bepaalde lichtintensiteit is de reactie van zowel kegeltjes als staafjes afhankelijk van de golflengte van het licht. Bij een kortdurende licht stimulus reageert een staafje langzamer dan een kegeltje.
88
In een neurofysiologisch experiment meet je met behulp van een electrode de activiteit van cellen in de primaire visuele cortex (V1). Je bepaald voor elke cel het receptieve veld en de oriëtatie tuning curve (de reactie op verschillende oriëntatie van de stimulus). In dit experiment beweeg je de electrode schuin, dat wil zeggen parallel aan het oppervlak van de cortex. Je meet cellen die steeds naast elkaar liggen. Kies de juiste alternatieven om onderstaande uitspraken kloppend te maken. De gemeten cellen hebben ???oriëntatie tuning curves. De gemeten cellen hebben ???receptieve velden. overlappende - niet gerelaterd - langzaam overlappende
langzaam veranderde overlappende 1. Binnen één kolom reageren de cellen op een bepaalde oriëntatie van een visuele stimulus (zoals een lijn). Als je de elektrode parallel aan het corticale oppervlak beweegt (dus niet loodrecht), passeer je geleidelijk cellen uit verschillende kolommen 2. Cellen in V1 die dicht bij elkaar liggen in de cortex, hebben vaak receptieve velden die ruimtelijk overlappen in het visuele veld. Vooral als je parallel aan het oppervlak meet, meet je cellen die informatie krijgen van bijna dezelfde regio in het netvlies.
89
De onderstaande structuren hebben elk een functie in het waarnemen van geluid. Functieverlies leidt tot gehoorverlies. Van welke van de onderstaande structuren wordt de functie overgenomen door een Cochleair Implantaat? A de haarcellen B de N VIII C het ganglion spirale D de gehoorbeentjes
A
90
Necrotiserende otitis externa is een ernstig ziektebeeld dat vooral bij oudere diabetes patiënten wordt gezien. Wat is de gebruikelijke verwekker? A aspergillus B staphylococcus epidermidis C pseudomonas aeruginosa D staphylococcus aureus
C
91
Je zie als huisarts een 65-jarige gezonde man met gehoorverlies aan het linker oor. Recent was hij betrokken bij een vechtpartij op straat en kreeg hierbij een klap op het linkeroor. Hij het oor was hierna pijnlijk, maar hij werd niet duizelig, en heeft het gehoorverlies niet onmiddellijk gemerkt. Bij de stemvorkproeven hoort hij het geluid bij de proef van Weber aan de rechterkant. Aan de beide zijden hoort hij bij de proef van Rinne het geluid van de op het mastoïd geplaatste stemvork zachter dan wanneer deze voor het oor gehouden wordt. 1. de proef van Rinne is positief 2. de proef van Rinne is negatief. 3. Het gehoorverlies kan worden veroorzaakt door de klap op het oor 4. Het gehoorverlies kan veroorzaakt worden door een perforatie van het trommelvlies en/of een ketenluxatie. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
1 en 3 3 is perceptief 4 is conductied
92
De wandcellen in de stria vascularis zorgen ervoor dat de samenstelling van de endolymfe sterk afwijkt van de samenstelling van de perilymfe. Hoe doen ze dit? A De Na/K-ATPase in de apicale membraan van de wandcellen pompt K+ de endolymfe in en tegelijkertijd Na+ de endolymfe uit. Natrium- en kaliumkanalen in de basolaterale membraan van de wandcellen zorgen voor aan- en afvoer. B De Na/K-ATPase in de apicale membraan van de wandcellen pompt Na+ de endolymfe in en tegelijkertijd K+ de endolymfe uit. Natrium- en kaliumkanalen in de basolaterale membraan van de wandcellen zorgen voor aan- en afvoer. C De Na/K-ATPase in de basolaterale membraan van de wandcellen zorgt ervoor dat de intracellulaire [Na+]i in de wandcellen laag is en [K+]i hoog. Natrium- en kaliumkanalen in de apicale membraan van de wandcellen zorgen ervoor dat de endolymfe eenzelfde samenstelling heeft. D De Na/K-ATPase in de basolaterale membraan van de wandcellen zorgt ervoor dat de intracellulaire [K+]i in de wandcellen laag is en [Na+]i hoog. Natrium- en kaliumkanalen in de apicale membraan van de wandcellen zorgen ervoor dat de endolymfe eenzelfde samenstelling heeft.
C - als de haartjes worden afgebogen in de richting van de stria vascularis dan gaat K naar binnen na vs k endolymfe: 1 - 160 (apiclaal) haarcel: 5 - 140 perilymfe: 140-5 (basolateraal)
93
Twee binaurale kernen in de hersenstam, de laterale bovenste olijfkern (´lateral superior olive´, LSO) en de mediale bovenste olijfkern (´medial superior olive´, MSO) spelen allebei een belangrijke rol bij geluidslokalisatie. Bekijk de volgende twee stellingen over mogelijke verschillen tussen beide kernen. 1. De LSO is vooral belangrijk voor geluidslokalisatie in het horizontale vlak, MSO vooral in het verticale vlak. 2. De LSO krijgt vooral remmende input van contralateraal, de MSO vooral exciterende. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
2 - ILD (level) = laterale kern - ITD (tijd) = mediaal mediaal: - contralateraal exciterend - ITD - < 1,5 kHz lateraal: - contralateraal inhiberend - ILD - > 3 kHz 1 niet omdat allebei horizontaal is
94
1. Afwezigheid van een expliciete draaisensatie sluit een perifeer vestibulair syndroom uit. 2. Draaiduizeligheidsklachten die toenemen bij bewegen zijn pathognomonisch voor een aandoening van het perifere vestibulaire systeem. Welke van bovenstaande stelling is of welke zijn juist?
geen
95
Het vestibulaire systeem registreert hoofdbewegingen doordat er buiging optreedt van de kleinere stereocilia en het grote kinocilium. Welke verandering treedt er op in de haarcel als het kinocilium naar de stereocilia buigt (waardoor de onderlinge afstand afneemt)? A de haarcel hyperpolariseert B de kaliumkanalen gaan open C er ontstaat een instroom van calcium D er ontstaat verhoogde signalering in de vestibulaire zenuw E er ontstaat een verhoogde afgifte van neurotransmitter vanuit de haarcel
A
96
Je bent arts-onderzoeker bij de afdeling KNO. Een proefpersoon zonder evenwichtsklachten wordt op een draaistoel geplaatst en vanuit stilstand met constante snelheid gedurende twee minuten met de wijzers van de klok mee rond gedraaid. De proefpersoon houdt gedurende de draaiing zijn hoofd op de rechterschouder. Met behulp van een videobril met daarin een camera bekijk je de oogbewegingen van de proefpersoon. Wat is de richting van de nystagmus bij het op gang brengen van de draaistoel? A torsie nystagmus met de wijzers van de klok mee B torsie nystagmus tegen de wijzers van de klok in C verticale nystagmus omhoog gericht D verticale nystagmus omlaag gericht
C
97
Je bent SEH arts en ziet een 41-jarige vrouw die sinds ontwaken dubbel ziet. De dag voor presentatie vond ze het zien al niet helemaal normaal, maar kon ze niet aangeven wat er nu echt mis was. Ze heeft geen andere klachten. In haar voorgeschiedenis heeft ze op 35-jarige leeftijd gedurende enkele weken een doof gevoel gehad aan beide benen wat spontaan over is gegaan en waarvoor ze nooit bij een dokter is geweest. Bij neurologisch onderzoek zie je bij kijken naar links een adductie beperking van het rechter oog en een nystgamus van het abducerende linker oog, ze heeft een licht gestoorde vitale sensibiliteit aan beide onderbenen, zonder andere afwijkingen. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose? A herseninfarct B Multipele Sclerose C hersentumor D cerebrale sinus trombose
B
98
Bij een neuritis vestibularis is de functie van de betrokken zenuwen aangedaan wat leidt tot een acute uitval van labyrintfunctie. Welke zenuw is in 90% van de gevallen aangedaan? A gehele nervus vestibulocochlearis B gehele nervus vestibularis C nervus vestibularis superior D nervus vestibularis inferior
C
99
Een 57-jarige vrouw presenteert zich op je spreekuur met korte aanvallen van vertigo die zich met name in bed voordoen en het is haar opgevallen dat ze met name opgewekt worden wanneer zij zich op haar linkerzijde draait. Omdat je haar verdenkt van een benigne paroxysmale positioneringsduizeligheid (BPPD) besluit je de proef volgens Dix-Hallpike naar links te doen die positief is met een kenmerkende nystagmus. Welk onderstaand kenmerk is niet typisch voor BPPD van het linker posterior kanaal? A 10 seconden latentietijd B 20 seconden duur C uitputbaarheid bij de derde test D gegenläufigkeit / reversal na overeind komen E een puur verticale down-beat nystagmus
E
100
Je bent huisarts. In de dienst word je geroepen bij een 67-jarige vrouw die sinds enkele uren subacuut zeer draaiduizelig is, misselijk is, braakt en haar bed niet uit kan. Iedere beweging die zij maakt laat haar opnieuw braken. Je verdenkt haar van een neuritis vestibularis links. Wat vind je bij het onderzoek, als je diagnose klopt? A een nystagmus naar links en een valneiging naar rechts B een nystagmus naar rechts en een valneiging naar rechts C een nystagmus naar rechts en een valneiging naar links D een nystagmus naar links en een valneiging naar links
C
101
Welke hersenzenuw vervoert géén smaakinformatie? A VII B IX C X D XI
D dit zijn de nekspieren
102
Je bent huisarts en ziet een 37-jarige man met blanco voorgeschiedenis die sinds een dag een hangend gelaat heeft. Hij voelt zich grieperig en kan zijn oog minder goed sluiten en als hij drinkt loopt het vocht uit zijn mond. Bij onderzoek vind je een temperatuur van 39.1 °C, pols van 94/min, bloeddruk van 108/65 mmHg. Hij heeft verminderd gevoel aan de linker helft van het gelaat, kan het linker oog niet volledig sluiten, heeft verminderde rimpels bij fronzen, een verstreken nasolabiaalplooi links, afhangende mondhoek links en een voetzoolreflex volgens Babinski links, overig neurologisch onderzoek toont geen afwijkingen. Wat is het meest aangewezen beleid? A je spreekt af dat als de klachten niet binnen 1 week hersteld zijn patiënt opnieuw terugkomt B je schrijft 10 dagen prednison voor en ziet patiënt na 2 weken terug op je spreekuur C je schrijft een horlogeglas voor de nacht voor, ooggel en 10 dagen prednison voor en ziet patiënt na 2 weken terug op je spreekuur D je belt de dienstdoende neuroloog voor een directe beoordeling op de spoedeisende hulp
D
103
Een studente drinkt te hete thee en brandt de voorzijde van haar tong. Via welke hersenstam kern wordt het pijnsignaal doorgegeven naar de hersenen? A via de principale trigeminus kern (nucleus principalis nervi trigemini) B via de spinale trigeminus kern (nucleus spinalis nervi trigemini) C via de thalamus D via het ganglion trigeminale E via de mediale lemniscus
B de sensibele vezels van n. trigeminus liggen niet in ganglion maar in CZS. hier vormen ze de kern mesencephalicus. en deze lopen evrder in de nucleus spinalis
104
Een student snijdt zich per ongeluk in zijn pink. In welk ruggenmergsegment komt de pijninformatie binnen? A segment C6 B segment C7 C segment C8 D segment T1 E in segmenten C6-T1
C duim is c6 en er tussen is c7
105
Je bent neuroloog en ziet op de poli een man van 70 jaar, met sinds enkele jaren geleidelijk ontstane gevoelsstoornissen van de voeten en handen. Bij neurologisch onderzoek vindt je milde zwakte van de voetheffers en de extensor hallucis longus beiderzijds (MRC graad 4), de sensibiliteit is gestoord aan de vingertoppen en vanaf de knieën tot aan de voeten. De reflexen zijn symmetrisch laag, waarbij de achillespeesreflex niet opwekbaar is. Het klinisch beeld past het beste bij een: A voorhoornaandoening B spieraandoening C aandoening van de neuromusculaire overgang D aandoening van de perifere zenuwen
D
106
Wat is de meest voorkomende metabole oorzaak van een geleidelijk ontstane, symmetrische polyneuropathie? A Vit B1 deficientie B Vit B12 deficientie C Vit E deficientie D Diabetes mellitus E Nierinsufficientie F Schildklierfunctiestoornissen
D
107
Je bent neuroloog en ziet een man van 42 jaar met diabetes mellitus type 2. Zijn vader had een polyneuropathie. Patiënt ontwikkelt in 3 maanden forse symmetrische spierzwakte aan armen en benen. Een half jaar geleden heeft hij nog een marathon gelopen. Hij heeft geen pijn. Met veel moeite kan hij nu zijn armen boven schouderhoogte optillen en traplopen gaat bijna niet meer. Bij onderzoek is er duidelijke spierzwakte (MRC graad 4 beiderzijds) en zijn er gevoelsstoornissen aan handen en voeten. Hij heeft een areflexie. Dit klinisch beeld past het meest bij een: A erfelijke polyneuropathie (HNPP) B diabetische polyneuropathie C vasculitis neuropathie D chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP)
D oke dit samen met GBS. maar is langer dan 6 wkeen zit in perifere zenuw en polyneuropathie A is te oud B C oud en lupus
108
Je bent neuroloog en ziet een 52-jarige man heeft sinds een half jaar krachtsverlies. Het begon met zwakte van de vingerspreiders rechts, dit werd na een paar maanden gevolgd door zwakte van de polsextensoren links en onlangs ontstond er voethefferszwakte rechts. Er zijn geen tintelingen of dove plekken. Bij neurologisch onderzoek valt het op dat zij met een klapvoet loopt. Verder is er zwakte van de ulnarisspieren rechts, radialisspieren links en voethefferszwakte rechts. Er is een areflexie en er zijn geen gevoelsstoornissen. EMG onderzoek toont motore zenuwgeleidingsblokkaden zonder sensibele afwijkingen. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van de klachten van patiënt? A chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) B vasculitis neuropathie C multifocale motore neuropathie (MMN) D Guillain-Barré syndroom (GBS)
A is samen met GS maar dan langer B oud met SLE C juist D te lang
109
Je bent neuroloog en ziet een 42-jarige man met klachten van minder goed traplopen en opstaan uit de bank is lastig geworden. Hij is nooit erg sportief geweest en kan al jaren niet goed hardlopen. Er zijn geen pijnklachten. Zijn broer heeft soortgelijke klachten. Bij onderzoek staat hij wat wijdbeens, heeft hij forse kuiten en is er overwegend proximale spierzwakte. Hij heeft moeite om op te staan uit hurkzit. U denkt aan een spierziekte. Welke aandoening is het meest waarschijnlijk en welk aanvullend onderzoek is het meest informatief? A facioscapulo humerale spierdystrofie (FSHD) – DNA onderzoek B polymyositis – CK – myositisblot/spierbiopt C ziekte van Becker – CK – DNA onderzoek D ziekte van Pompe – alfa glucosidase – spierbiopt
C want dikke kuiten is Becker en Duchenne
110
koppel 1. Radiculopathie tgv hernia nuclei pulposi (HNP) 2. myelopathie met de ymptomen: - gestoorde mictie - uitstralende pijn in 1 been - sensibele klachten in beide benen - bipiramidaal syndroom - uitvalsverschijnselen in stritibutie gebeid van de wortel - toename pijn bij drukverhogende momenten
Radiculopathie tgv hernia nuclei pulposi (HNP) uitvalsverschijnselen in distributie gebied van de wortel toename pijn bij drukverhogende momenten uitstralende pijn in 1 been Myelopathie bipiramidaal syndroom sensibele klachten in beide benen gestoorde mictie
111
Gnostische sensibiliteit verloopt via de ??? door het ruggenmerg. De eerste synaps in de baan van de vitale sensibiliteit vinden we in ??? . Somato-sensibele informatie over trilling kruist in de ??? antero/dorsaal/ventraal grensstreng/hersenstam/ruggenmerg /thalamus hersenstam/ruggmerg/thalamus
dorsaal ruggenmerg hersenstam
112
Welk van de volgende klachten past niet bij een TIA in het a. carotis stroomgebied? A een taalstoornis B dubbelzien C zwakte in de linker lichaamshelft D kortdurende blindheid aan één oog
B is meer typisch voor vertebro bsailris TIA a. carotis is meer de a. cerebri media en anterior
113
Welke uitspraak over een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding is juist? A de patiënt klaagt over heftige hoofdpijn die in enkele uren ontstaan is B de prognose is veel gunstiger dan bij een herseninfarct C een recidief kan door een endovasculaire behandeling (coiling) worden voorkómen D de patiënt heeft bloederige liquor, maar op de CT-scan is meestal geen bloed zichtbaar
C hierbij komt aneurysma voor
114
Welke neurologische bevinding past niet bij een polyneuropathie? A hoge reflexen B atrofie handspieren C sokvormige sensibiliteitsstoornis D tintelingen in de handen
A met sokvormig wordt bedoeld dat vooral distaal is aangedaan
115
Bij hoeveel van de mensen met epilepsie worden epileptiforme afwijkingen gezien op één standaard EEG? A 0-34% B 35-59% C 60-84% D 85-100%
B
116
Vergeleken met mensen zonder myopie, hebben mensen mét myopie op ??? last van presbyopie Cilindrische lensen corrigeren voor ??? . Bij hypermetropie is de aslengte van het oog ??? ten opzichte van de maximale sterkte van de ooglens. vroeger/later of gelijk astigmatisme/myopie/presbyopie/hypermetropie/scheelzien te kort/te lang/goed
op latere leeftijd astigmatisme te kort (dus oog aslengte is te kort waardoor te veel wordt afgebroken en dus erachter valt) bij myopie jezelf is de lengte as te lang waardoor het te vroeg wordt afgebroken en die er voor valt. verte niet zien dus te lang en dan haalt die het netvlies niet
117
Welk antwoord beschrijft het beste de stroming van het kamervocht in de volgorde van productie tot opname? pars plicata pars plana trabekels kanaal van schlemm iris pupil
1. pars plicata 2. pupil 3. kanaal van schlemm
118
Wat is de functie van de ganglioncellen in de retina? A ganglioncellen reguleren de lichtgevoeligheid van de fotoreceptorcellen B ganglioncellen reguleren de vochtbalans in de retina C ganglioncellen geven de visuele informatie door aan het brein D ganglioncellen produceren de kegeltjes en de staafjes
C
119
Oogspierverlammingen komen vaak voor. Er zijn zes mogelijke plaatsen waar de oogspierzenuw beschadigd kan zijn. Welke hoort hier niet bij: A sinus cavernosus B fissura orbitalis superior C vasa Nervorum D sympatische grensstreng
D 6 opties: - kern - basilaris gebied - sinus cavernosus - fissura orbitalis superior (tolosa0hunt syndroom) - oogspieren - vasa nervorum
120
Je bent SEH arts en ziet op de spoed eisende hulp een 70-jarige man die wazig ziet met het linker oog, en daar ook heftige pijn aan heeft. Hij is misselijk en braakt. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij deze meneer? A embolie arterie centralis retinae B papiloedeem bij hoge hersendruk C acuut glaucoom D glasvocht bloeding
C bij embolie heb je geen pijn papiloedeem geeft geen pijn en is bijna altijd bilateraal glasvochtbloeding kan wazig zicht geven maar geen misselijkheid en pijn
121
Je bent oogarts en ziet een 59-jarige dame met de klacht dat zij bij het opslaan van de tennisbal in bovenblik zij deze bal continu mis slaat, omdat ze de bal heel even niet waarneemt. Daarnaast loopt ze vaak tegen de deurpost aan en is ze moe. Het gezichtsveldonderzoek volgens Goldmann laat een bitemporale hemianopsie zien met uitval van de temporale bovenkwadranten. Wat is de meest waarschijnlijke bevinding op de MRI van deze dame? A glioblastoom B bilaterale cortical occipitale atrofie C craniopharyngeoom D hypofyse adenoom
sws kies je nu tussen A en D en dan is temporaal = hypofyse en parietaal = glioblastoom dus D
122
Je bent KNO arts en ziet een 62-jarige man met éénzijdige slechthorendheid door otosclerose. Je hebt een recent audiogram waarop een geleidingsverlies van 35 dB te zien is. Hoe kan de handicap worden verminderd? Geef aan welk alternatief/welke alternatieven juist zijn. A beengeleidingstoestel B achter het oor gedragen luchtgeleidingstoestel C operatief
alle
123
Het trommelvlies en gehoorbeentjes transformeren het geluid. Wanneer ze niet goed werken ontstaat een conductief gehoorverlies. Hoever kan het conductieve gehoorverlies oplopen bij patienten met een niet-functionerend middenoorsysteem? A 20- 30 dB B 30- 40 dB C 40- 50 dB D 50-60 dB
tot 60 dus D
124
Bij een consumententest wordt het geluidsniveau van een ventilator gemeten. Op vijf meter afstand meet men een geluidsniveau van 30 dB SPL. Wat zou het geluidsniveau zijn als niet één, maar vier ventilatoren tegelijkertijd staan te draaien? A 120 dB SPL B 70 dB SPL C 42 dB SPL D 36 dB SPL
sterkteverschil in decibel = 10 log (i1/I2) dB dus oud is dan 1 en nieuw is 4 10 log (0,25) = -6 dus 30 + 6 is 36
125
Hoe heet het gedeelte van het middenoor waarin zich de kop van de hamer bevindt? A recessus epitympanicus B recessus hypertympanicus C recessus retrotympanicus D recessus peritympanicus E recessus hypotympanicus
A
126
Bekijk de volgende twee stellingen over de middenoorreflex. 1. Bij een luid geluid in het linkeroor vindt contractie van de rechter m. stapedius plaats. 2. De middenoorreflex verloopt via de mediale bovenste olijfkern (MSO). Welke van bovenstaande stellingen is of zijn juist?
juist onjuist door middenoorreflex is bescherming tegen hard geluid mogelijk. dit gebeurt als er >85 dB is
127
Bekijk de volgende twee stellingen over de innervatie van de binnenste en van de buitenste haarcellen. 1. De innervatie van de binnenste haarcellen is hoofdzakelijk efferent. 2. De innervatie van de buitenste haarcellen is hoofdzakelijk afferent.
beide onjuist is precies andersom
128
Bij de patiënt uit de voorgaande vraag komt uit het lichamelijk onderzoek naar voren dat hij een positieve head impulse test naar links heeft. Waar duidt een positieve head impulse test naar links op? A een normaal functionerende vestibulo-oculaire reflex rechts B een afwijkende vestibulo-oculaire reflex links C een afwijkende optokinetische reflex links D een afwijkende smooth pursuit links
B
129
Je bent KNO arts en ziet een 78-jarige, verder gezonde man. Hij heeft klachten van plotse vertigo sinds een dag. Bij het onderzoek onder de bril volgens Frenzel zie je een nystagmus naar rechts bij kijken naar rechts en een nystagmus naar links bij kijken naar links. Hoe heet deze nystagmus en wat is het meest aangewezen beleid? typen: uitvalnystagmus bij neuritis vestibularis prikkelingsnystagmus bi BPPD congenitale nystagmus blikrichtingsnystagmus beleid: spoedverwijzing neurologie geruststellen en naar huis verwijzing oogarts opthalmologisch onderzoek eply en q week poli contrle
blikrichting spoedverwijzing
130
Wat voor soort nystagmus verwacht je bij de proef van Dix-Hallpike op links bij een BPPD van het linker posterieure kanaal? A een zuiver geotrope horizontale nystagmus B een zuiver apogeotrope horizontale nystagmus C een geotrope torsionele nystagmus met upbeat component D een apogeotrope torsionele nystagmus met downbeat component
C Dix-Hallpike toont de latentietijd bij de geotrope nystagmus. rotatoire upbeat die na een halve minuut weer afneemt - posterieur = rotatie nystagmus met upbeat - horizontaal geeft horizontale nystagmus. er is geotroof als die omhoog gaat en ageotroof naar de grond toe - anterior is ook trosioneel maar met downbeat
131
het evenwichtsorgaan is belangrijk voor het detecteren van hoofdbewegingen terwijl we door onze omgeving bewegen. De halfcirkelvormige kanalen zijn primair verantwoordelijk voor het detecteren van ??? en de otolieten zijn primair verantwoordelijk voor het detecteren van ??? rotatie versnelling lineaire versnelling zwaartekracht
rotatie lineaire
132
Je bent arts-onderzoeker bij de afdeling KNO. Bij een gezonde vrijwilliger die op de rug op de onderzoekstafel ligt, vul je de rechter gehoorgang met koud water. Met behulp van een videobril met daarin een camera bekijk je de oogbewegingen van de proefpersoon. Wat is de richting van de nystagmus die ontstaat? A horizontale nystagmus naar rechts gericht B horizontale nystagmus naar links gericht C verticale nystagmus omhoog gericht D verticale nystagmus omlaag gericht
B
133
Een 60-jarige man presenteert zich bij de neuroloog met klachten over speeksel dat uit zijn mond loopt. Onderzoek wijst uit dat de man zijn linker mondhoek niet goed kan sluiten, maar ook niet meer omhoog kan trekken als daarom gevraagd wordt. De mondhoek beweegt echter wel als de man spontaan moet lachen om een grapje. Oogknipperen en optrekken van de wenkbrauwen is zowel links als rechts niet aangedaan. De bij het onderzoek aanwezige coassistent stelt zes mogelijke locaties voor die deze verschijnselen zouden kunnen verklaren. Wat is op basis van presentatie en onderzoek de meest waarschijnlijke van deze mogelijke locaties? A perifere uitval van de linker nervus facialis B uitval van de linker nucleus facialis C focale laesie van de motor cortex links D focale laesie van de motor cortex rechts E focale laesie van de gyrus cinguli links F focale laesie van de gyrus cinguli rechts
D als er echt uitval van de facialis is dan doen de wenkbrauwen en ogen oook mee
134
juist of onjuist De meeste primaire olfactorische neuronen (‘olfactory sensory neurons’) brengen meerdere typen reukreceptoren tot expressie Binnen één glomerulus in de bulbus olfactorius reageren de meeste olfactorische neuronen op dezelfde geurmoleculen De meeste primaire olfactorische neuronen (‘olfactory sensory neurons’) zijn gevoelig voor een groot aantal verschillende vluchtige stoffen
onjuist juist juist
135
Welke symptomen verwacht je bij een volledige uitval van de n. oculomotorius? A ptosis B wijde, lichtreactieve pupil C parese alle oogspieren behoudens mm. rectus lateralis en mm. obliquus superior
A en C B niet hij wordt wel wijd maar NIET lichtreactief want dit is parasympatisch via de oculomotorius lopen
136
Vitale informatie van de linker lichaamshelft stijgt op in de fasciculus anterolateralis. Waar liggen de cellichamen van de in deze fasciculus verlopende vezels? A in een links gelegen spinaal ganglion B in een rechts gelegen spinaal ganglion C in de linker dorsale hoorn D in de rechter dorsale hoorn E links in de medulla oblongata F rechts in de medulla oblongata
C de vezel zelf kruist niet maar de synaps waar het signaal overgaat
137
Je bent neuroloog en ziet op je spreekuur een vrouw van 56 jaar, die vertelt dat zij sinds 6 maanden moeilijker kan lopen en traplopen (hierbij moet ze de leuning van de trap gebruiken). Daarbij is ze ook sneller vermoeid en heeft ze ook pijn in de ledematen. Bij neurologisch onderzoek is er een symmetrische proximale spierzwakte aan de armen en benen, MRC graad 4. De kracht van de distale spiergroepen is intact. De sensibiliteit is intact en de reflexen zijn symmetrisch normaal. De hersenzenuwen zijn intact. Het klinisch beeld past het beste bij: A voorhoornaandoening B spieraandoening C aandoening van de neuromusculaire overgang D aandoening van de perifere zenuwen
B
138
Je bent neuroloog en ziet een 53-jarige man met sinds 1 jaar klachten van de linkerschouder waardoor heffen van de arm boven het hoofd moeizaam is. Voorafgaand aan het ontstaan van de zwakte heeft patiënt veel pijn gehad rondom de schouder. Bij neurologisch onderzoek ziet u milde aangezichtszwakte, scapula alata links (afstaand schouderblad) en globaal verminderde kracht in de linkerarm. In de familie komen soortgelijke aandoeningen niet voor. Zowel de diagnose facio scapulo humorale spierdystrofie (FSHD) als een neuralgische amyotrofie (NA) worden overwogen. Welke gegevens uit de anamnese en het neurologisch onderzoek passen niet bij FSHD? A zwakte van het aangezicht B pijn voorafgaand aan het ontstaan van de spierzwakte C asymmetrische zwakte en het enkelzijdig voorkomen van scapula alata D negatieve familie anamnese
B
139
Je bent huisarts en ziet 18-jarige jonge man met een glasverwonding van zijn linker onderarm. Als je hem onderzoekt valt op dat hij aan het bloeden is, ook geeft hij aan dat het gevoel aan zijn pink minder is, de kracht is intact. Welke zenuw is het meest waarschijnlijk aangedaan en wat is het meest waarschijnlijke probleem? Aangedane zenuw Probleem n. ulnaris/medianus/radialis neuropraxie/axonotmesis/neurotmesis
ulnaris neuropraxie dit is dus indeuking dr van axono is deels door neurothmesis is volledig door
140
Een 40-jarige vrouw presenteert zich bij de neuroloog met plotseling ontstane klachten van dubbelzien, hangend ooglid en een niet stabiel gevoel bij lopen. Neurologisch onderzoek toont een ptosis, een oog wat in depressie en abductiestand staat en een hemiataxie. MRI toont een kleine focale lesie met een diameter van 13 mm. Waar zou een dergelijk kleine laesie deze combinatie van problemen kunnen veroorzaken? A motor cortex B ventrolaterale thalamus C cerebellum D mesencephalon E pons F medulla
D er is sprake van een oculomotorius parese bij een trochlearis parese was het ook D geweest
141
Welke van de onderstaande zenuwen loopt door de sinus cavernosus? A n. abducens B n. opticus C n. facialis D n. mandibularis
A
142
Hieronder staan vier veranderingen in de eigenschappen van een ionkanaal genoemd, die elk het gevolg kunnen zijn van een genetische mutatie. Bij welke verandering in de kanaaleigenschappen is de kans op epilepsie het hoogst? A als activatie van K+ kanalen bij negatievere potentialen plaatsvindt B als activatie van Na+ kanalen bij positievere potentialen plaatsvindt C als inactivatie van Na+ kanalen bij negatievere potentialen plaatsvindt D als K+ kanalen langzamer deactiveren
D
143
Wat is er bijzonder aan de piriforme cortex ten opzichte van andere (neo)corticale gebieden? A De neuronen in de piriforme cortex vuren geen actiepotentialen B De piriforme cortex bevat meer interneuronen dan pyramidaalneuronen C De piriforme cortex bevat slechts drie lagen i.p.v. vijf tot zes. D De piriforme cortex projecteert niet naar de thalamus
CBekijk de volgende twee stellingen over de organisatie van de motorische schors in mensen. 1. Stimulatie van de motorische schors met een elektrode leidt vaak in het geheel niet tot een beweging. 2. Aan weerszijden van de regio die leidt tot handbewegingen liggen regio’s die leiden tot beweging van de pols/elleboog/schouder. Welke stelling is of welke zijn juist? A alleen 1 B alleen 2 C 1 en 2 D geen
144
Een 3-jarige jongen presenteert zich op de Spoedeisende Hulp met een status epilepticus (tonisch clonisch) bij een temperatuur van 39 graden Celsius. Hij is al een paar dagen hangerig en minder alert. De ambulance heeft een gift midazolam buccal gegeven. Bij aankomst op de SEH heeft hij geen schokken meer. Zijn EMV score is E2M5V2. Laboratorium onderzoek laat normaal CRP zien van 1.0 1. De patient heeft geen schokken meer, dus de status epilepticus is voldoende behandeld, hij is uit de aanval. 2. Indien de patient nog in de aanval zit, dan is de volgende stap in de behandeling levetiracetam (keppra) iv. Welke stelling is of welke zijn juist?
geen je doet 2x midazolam 5 mg iv en dan pas levetiracetam
144
Bekijk de volgende twee stellingen over de organisatie van de motorische schors in mensen. 1. Stimulatie van de motorische schors met een elektrode leidt vaak in het geheel niet tot een beweging. 2. Aan weerszijden van de regio die leidt tot handbewegingen liggen regio’s die leiden tot beweging van de pols/elleboog/schouder. Welke stelling is of welke zijn juist? A alleen 1 B alleen 2 C 1 en 2 D geen
beide
145
Een 42-jarige vrouw krijgt op een warme zomerdag tijdens het uitlaten van de hond plots last van duizeligheid. Ze omschrijft het als een ijl, licht gevoel, zonder draaisensatie. Enkele minuten later krijgt ze zwarte vlekken voor de ogen en heeft ze het gevoel flauw te vallen. Ze gaat op een bankje zitten en daarna zakken de klachten binnen enkele minuten. Ze is bekend met angina pectoris en hypercholesterolemie. De volgende dag bezoekt ze hiervoor de huisarts. Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen. De huisarts vermoedt een TIA. Wat pleit er tegen een TIA? A Het ontbreken van een focale neurologische afwijking. B De leeftijd van de patiënte. C Het warme weer. D Het ontbreken van afwijkingen bij lichamelijk onderzoek de volgende dag
A
146
Een 40-jarige vrouw wordt tijdens het ophangen van de was plotseling heftig draaiduizelig en heeft een scherpe pijn in de nek. Als ze tegen haar echtgenoot wil zeggen wat ze heeft, blijkt ze onduidelijk (“dronken”) te spreken. Ze ziet alles dubbel, twee beelden naast elkaar, en kan nauwelijks lopen. De voorgeschiedenis is blanco. Zij rookt niet. Ze wordt direct naar het ziekenhuis vervoerd, waar ze binnen een uur aankomt. Bij neurologisch onderzoek blijkt een dysartrie, horizontale nystagmus en abductiezwakte linker oog. De bloeddruk is 170/110 mmHg. De blanco CT-scan van de hersenen toont geen afwijkingen. In welk stroomgebied is de uitval gelokaliseerd? A a. basilaris B a. carotis links C a. carotis rechts D a. ophthalmica
A
147
Een 36-jarige vrouw heeft de afgelopen 2 jaar toenemend moeite gekregen met lopen en traplopen. Ze is snel moe. Ze moet haar armen gebruiken om op te staan uit de bank. Als ze haar haren wast, moet ze tussentijds pauzeren, omdat haar armen zwaar worden. Haar echtgenoot vindt dat ze gaat waggelen bij het lopen. Bij onderzoek is er zwakte van de nekspieren en van de proximale armen en benen met een limb-girdle verdeling (MRC graad 4). Sensibiliteit is intact. Reflexen symmetrisch normaal, voetzoolreflex plantairflexie. Je besluit nog een aantal functionele testen te doen om de spierzwakte beter in kaart te brengen. 1. Een positieve proef van Trendelenburg wijst op zwakte van de heupgordelspieren 2. Bij zwakte van de rugspieren kan een toegenomen lendenlordose optreden. Welke stelling is of welke zijn juist? A alleen 1 B alleen 2 C 1 en 2 D geen
beide
148
Het Lambert-Eaton myastheen syndroom (LEMS) is het gevolg van een stoornis van de neuromusculaire overgang. Waar bevindt het probleem zich? A Presynaptisch B Postsynaptisch
A
149
Het Lambert-Eaton myastheen syndroom (LEMS) is vaak geassocieerd met het voorkomen van een tumor. Welke tumor betreft dit in de meeste gevallen? A thymoom B niet-kleincellig longcarcinoom C kleincellig longcarcinoom D sarcoom
C
150
1. Fixatie-suppressie van een nystagmus is best passend bij een functiestoornis van het centrale zenuwstelsel. 2. Een omkerende nystagmus is best passend bij een functiestoornis van het centrale zenuwstelsel. Welke stelling is of welke zijn juist?
alleen 2 - centraal: soms geen nystagmus, fixatie geen effect, pure hor/ver/rot nystagmus en omkeren van nystagmus perif: + DixHallpike, gemengde nystagme, toename bij wegnemen fixatie
151
1. Fixatie-suppressie van een nystagmus is best passend bij een functiestoornis van het centrale zenuwstelsel. 2. Een omkerende nystagmus is best passend bij een functiestoornis van het centrale zenuwstelsel. Welke stelling is of welke zijn juist?
B
152
Welke bevindingen bij neurologisch onderzoek kunnen helpen te differentiëren tussen een centrale of perifere lokalisatie van een neurologisch probleem? Let op! Meerdere antwoorden kunnen juist zijn. A aanwezigheid van een parese B aanwezigheid van sensibele stoornissen C pathologische voetzoolreflexen D een sensibel niveau op de romp E fasciculaties F verhoogde spiertonus
C, D, E, F a hebben ze beide maar is bij perifeer slap en bij centraal spastisch
153
dragen voornamelijk bij aan het stabiliseren van het hoofd door de vestibulo-collic reflex. De input hiervoor wordt voornamelijk geleverd door de kies: - mediale/laterale vestibulospinale banen - otolietorganen/halfcirkelvormige kanalen
MVST halfcirkel onthoud een halfcirkel is het midden van de cirkel dus midden
154
De utriculus en sacculus zijn verantwoordelijk voor het detecteren van kies uit: hoekversnelling/lineaire versnelling hoofdkanteling/rotatiebewegingen
lineair en hoofdkanteling
155
Welke van onderstaande toonfrequenties zal voor een 22-jarige vrouw met normaal gehoor wel goed hoorbaar zijn, maar voor een 72-jarige vrouw vrijwel zeker niet? A 32 Hz B 200 Hz C 4 kHz D 16 kHz E 32 kHz
D je kan tot 20.000 normaal horen dus E hoor je jong ook al niet
156
De m. tensor tympani hecht aan aan de ??? en wordt geïnnerveerd door de n. ??? - malleus, incus, stapes - V, VII, VIII
malleus V
157
Een neuron in de laterale olijfkern (Lateral Superior Olive, LSO) vergelijkt signalen van beide oren. Hoe kan dit proces van vergelijken het beste omschreven worden? A + B – C * D /
B
158
Gehoorschade is gerelateerd aan de volume van het lawaai en de duur van de expositie aan het lawaai. Vanaf welke geluidintensiteit kan lawaaibeschadiging optreden? A 60 dB B 70 dB C 80 dB D 90 dB
C
159
Je kijkt met een otoscoop in een gezond oor. Omdat het trommelvlies transparant is, zie je de stijgbeugel in het middenoor. Achter welk kwadrant van het trommelvlies zou je de stijgbeugel verwachten? A achter-boven B voor-boven C achter-onder D voor-onder
A
160
Welk gehoorbeentje sluit het ovale venster af? A hamer (malleus) B stijgbeugel (stapes) C aambeeld (incus) D het ovale venster wordt niet door een gehoorbeentje afgesloten
B
161
In een neurofysiologisch experiment meet je de activiteit van een ON-center bipolaire cel in de retina. Eerst meet je de activiteit van deze cel, terwijl het hele receptieve veld gelijkmatig maar zwakjes wordt verlicht. Vervolgens verhoog je de intensiteit van het licht specifiek op het rand van het receptieve veld. Maak onderstaande bewering kloppend door het juiste alternatief te kiezen Deze retinale ganglion cel zal ??? actiepotentialen gaan vuren.
minder
162
Kan een patiënt met een recent ontstane verlamming van de rechter nervus abducens enkel zien? A Nee. B Ja, in rechtsblik. C Ja, in linksblik. D Uitsluitend als hij het hoofd draait
C alleen 4, 7 en 12 kruisen van de hersen zenuwen dus daarom blijft rechts gwn rechts
163
Je bent huisarts. Een kind is door het consultatiebureau verwezen, omdat het oog scheel zou staan. Je laat het kind in het lampje van je oogspiegel kijken. Wat zie je als één oog van het kind scheel staat? A Beide pupillen zijn lichtrood. B Beide pupillen zijn donkerrood. C De pupil van het scheelziende oog is donkerrood, de pupil van het fixerende oog lichtrood. D De pupil van het scheelziende oog is lichtrood, de pupil van het fixerende oog is donkerrood
D
164