Theme 5 Flashcards
(182 cards)
afnemen
to decline
Het aantal banen neemt af.
Mijn nek deed gisteren ontzettend zeer, maar de pijn in nu een beetje afgenomen.
arbeidsmarkt
de
labor market
Met een goede opleiding heb je meer kansen op de arbeidsmarkt.
cultuur
de
culture
daarentegen
on other hand, however
Alex houdt erg van muziek. Zora vindt muziek daarentegen helemaal niet interessant.
economisch
economic
Op economisch gebied gaat het goed met het land. Veel bedrijven geven nu loonsverhoging.
handel
de
market
Zora werkt al haar hele leven in de handel.
Mijn buurman heeft een baan in de handel. Hij verkoopt tweedehands boeken.
horeca
de
food service industry
ICT
Intra-Community Transaction
kampen met
suffer from
Ik kamp met gezondheidsproblemen.
Een coach helpt als iemand met persoonlijke problemen kampt.
logistiek
de
logisitic
sector
de
sector
verbinden
to connect
Als u het wachtwoord invult, kunt u uw tv met het internet verbinden.
verdeling
de
division, partition
Mijn vrouw en ik hebben een goede verdeling in het huishouden: ik doe de boodschappen en zij maakt schoon.
*crisis
de
crisis
Een crisis is slecht voor een land, want veel mensen verliezen dan hun baan.
*daardoor
because of that
Mijn bankrekening is geblokkeerd. Daardoor kan ik niet inloggen.
*ervaren
to experience
Hoe heb jij je studie ervaren?
Heb je het zelf ervaren of heb je het alleen gehoord?
Ik heb de reis als heel prettig ervaren.
Ik ervaar dat de meeste Nederlanders behulpzaam zijn.
*ondernemer
de
entrepreneur
Hij is nu zelf ondernemer en werkt niet meer voor een baas.
Als ondernemer moet je loon betalen aan je werknemers.
Wilt u een eigen bedrijf starten? Kom naar onze informatiedag voor nieuwe ondernemers.
*pakket
het
package, parcel
Hij heeft de pakketten in het busje gelegd.
Wij hebben uw pakket bij de buren bezorgd, omdat u niet thuis was.
Ik wacht op een pakket van mijn moeder.
*stijgen
increase, expand, rise
Steeds meer mensen zijn depressief. Ook het aantal mensen met vermoeidheid stijgt.
*tekort (aan)
het
shortage, tightness
Ik heb een tekort aan geld.
Er is een tekort aan medisch personeel in de ziekenhuizen.
Ik heb een tekort aan vitamine B.
Door een tekort aan geschikte werknemers, hebben we veel vacatures.
*transport
het
transport
Ricardo heeft een grote kast gekocht en de winkel regelt het transport naar zijn huis.
Het transport van producten gaat meestal over de weg.
*gapen
to yawn
gaapte, gegaapt
Nina is al de hele dag aan het gapen
Als Eva moe is, gaapt ze ontzettend veel.
*inpakken
to pack, wrap up
Ik pak het cadeau in.
Heb je alle spullen al ingepakt?
Ahmed koopt een cadeautje en laat het bij de kassa inpakken.
*knuffelen
to hug
De vriendinnen knuffelen elkaar, omdat ze elkaar lang niet hebben gezien.