WC06 - Signaaltransductie Flashcards

1
Q

Tot welke klasse receptoren behoort de insuline receptor?

A

Tyrosine kinase receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij de stadia van signaaltranstructie (SOTR) geldt:

A
  • O is (iets) groter dan S (er is meestal tenminste 1 receptor per signaal molecuul, meestal meer. Maar omgekeerd soms binden ook meerdere hormonen op dezelfde receptor)
  • T is kleiner aan S (een cel beschikt over een zeer beperkt repertoire om een extracellulair signaal te vertalen in een intracellulair signaal. Camp route, ca route, pi3 kinase route)
  • R is groter dan S ( de cellulaire respons op een signaal kan enorm varieren door het grote…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf op hoofdlijnen hoe binding van insuline aan zijn receptor leidt tot de activering van Akt (protein kinase B, PK-B).

A

Op het moment dat insuline bindt, flippen de monomeren waardoor ze naar elkaar wijzen en ze een dimeer vormen. Insuline bindt aan zijn receptor, waardoor er fosfaatgroepen gebonden worden aan de andere kant van het membraan. Aan deze fosfaatgroepen wordt IRS1 gebonden, en aan die gebonden fosfaatgroepen van IRS1 wordt fosfoinositide 3 kinase gebonden, die PIP2 in het membraan omzet naar PIP3. PIP3 activeert PDK 1, die dan fosforyleert en de kinase Akt activeert.
RTK -> IRS1 -> PI3K (van PIP2 naar PIP3) -> PDK1 -> Akt-P (ookwel protein kinase B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A

Glycogeen (levert energie aan het organisme als er niet genoeg voedsel/energie meer binnenkomt) en triacylglycerol. Glycogeen is de snelle afbraak van suiker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A

eerste pijl = PL-A2
tweede pijl (links) = LOX
derde pijl = COX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A

1, Het ligt verankerd met een aantal hydrofobe alfa helixen in het membraan. De aminozuren behoren daarom tot de klasse apolair.
2, Aspirine blokkeert die kanalen waardoor er geen prostaglandine wordt gesynthetiseerd, waardoor de ontstekingsreactie wordt verminderd. Aspirine bindt aan een serine en blokkeert daardoor het kanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tot welke klasse van hormonen behoren de prostaglandines?

A

Ze behoren tot de klasse van hormonen die gemaakt zijn uit vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot welke typen receptoren behoren de eicosanoidreceptoren, als je weet dat
prostaglandines in sommige cellen tot een verhoging van cAMP leiden?

A

G-proteïne gekoppelde receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke signaalroutes zorgen voor een snelle (msec) influx van calciumionen in een cel? En welke receptoren zorgen voor een iets tragere (sec-min) influx van calciumionen?

A

Als ionkanalen worden opengezet is er een snelle influx van calciumionen. Het kan ook indirect, via IP3, na een hoop andere reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke eiwitten “herkennen” specifiek Ca2+ in een cel en via welk mechanisme verloopt het doorgeven van dat signaal vervolgens?

A

Calmoduline en daarop reageert de CaM-kinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk enzym/mechanisme(n) zet(ten) het Ca2+-signaal weer “UIT”?

A

Calcium ATP-ase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aan de GPCR zit een heterotrimeer G-protein gebonden. Welk guanyl nucleotide heeft dit G-eiwit gebonden als aan de GPCR nog geen signaal stof/hormoon gebonden zit?

A

GDP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A

Intracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A

Wit = vetzuren
Geel = G alfa
Paars = GDP
Blauw = G beta
Groen = G gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A

Verankering in het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nadat het gekoppelde Gα subunit actief is geworden, zal deze loslaten en de signaaltransductie cascade verder ingang zetten. Beschrijf/schets het stukje van deze signaaltransductie route vanaf het actieve Gα subunit tot en met de activering van het centrale proteïne kinase in dit pad.

A

Het g-eiwit zet AC aan, die van ATP cAMP maakt. cAMP bindt aan PKA waardoor het uit elkaar valt en de C delen actieve enzymen zijn en die kunnen gaan reageren.

17
Q
A

PKA kan niet meer geremd worden. In de darmcel is het nodig voor het fosforyleren van cloride kanaaltjes. Als PKA niet geremd wordt komt er te veel negatief chloride in het lumen komt, waardoor natrium ook mee gaat. Omdat er dan heel veel ionen in het lumen zijn volgt water door osmose.

18
Q
A
19
Q
A

Enzym 1 = fosfolipase C
Enzym 2 = PL-C
Fosfolipide 1 = PIP2
2nd messenger 1 = DAG
2nd messenger 2 = IP3
2nd messenger 3 = Ca2+
Eiwit 1 = calmoduline