WC09 - Katabola Flashcards

1
Q

Wat doen oxidoreductasen?

A

Oxidoreductasen zijn enzymen die oxidatie- en reductiereacties katalyseren en dus betrokken zijn bij elektronenoverdracht. Hieronder vallen de enzymen hydrogenasen, oxidasen, reductasen, transhydrogenasen, desaturasen en hydroxylasen. Veel voorkomende co-enzymen in deze groep zijn NAD+ en FAD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doen transferasen?

A

Transferasen zijn enzymen die groepsoverdrachtsreacties zoals methyl-, carboxyl-, acyl-, glycosyl-, amino- of fosfaatgroepoverdracht katalyseren. Hiertoe behoren onder andere kinasen en transaminasen (co-enzym pyridoxaalfosfaat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doen hydrolasen?

A

Hydrolasen zijn enzymen die een substraat knippen d.m.v. toevoeging van een watermolecuul. Enzymen uit deze groep zijn onder andere peptidasen, esterasen, glycosidasen en fosfatasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen lysasen?

A

Lyasen zijn enzymen die C-C en C-O bindingen verbreken door een additie van atomen of functionele groepen aan een dubbele binding, of die door het verwijderen er van een dubbele binding vormen. Enzymen uit deze groep zijn decarboxylasen en dehydratasen. Er is 1 substraat betrokken bij de reactie de ene kant op, en er zijn 2 componenten betrokken bij de reactie de andere kant op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen isomerasen?

A

Isomerasen zijn enzymen die een groep binnen een molecuul verplaatsen om zo een isomeer te vormen. Hieronder vallen racemasen en epimerasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen ligasen?

A

Ligasen zijn enymen die de koppeling van twee substraten katalyseren waarbij een binding van een koolstofatoom met een ander atoom gevormd wordt (meestal zuurstof, stikstof of zwavel). De benodigde energie wordt vaak geleverd door de hydrolyse van ATP. Tot deze groep behoren onder andere synthetasen en carboxylasen. Belangrijke co-enzymen zijn acetyl co-enzym A en biotine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen transporteiwitten?

A

Transport/membraaneiwitten zijn gespecialiseerd in het verhuizen van stofwisselingsintermediairen over het membraan, met name het mitochondriale binnenmembraan. De stof verandert dus niet van structuur, wel van locatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vul de tabel aan

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lever- en nier-cellen kunnen glucose niet alleen importeren maar ook exporteren. Welk enzym is daarvoor essentieel?

A

Glucose-6-fosfatase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Na de investeringsfase wordt het molecuul fructose 1,6 bisfosfaat geknipt in 1 molecuul DHAP en 1 molecuul glyceraldehyde-3-fosfaat. Toch is de steady-state concentratie van DHAP in de cellen doorgaans 10 à 20 keer groter dan die van glyceraldehyde-3-fosfaat. Hoe kan dat?

A

GA3P wordt steeds weggevangen door de glycolyse. De delta G van DHAP naar GA3P is +7 en dat verloopt niet spontaan. Toch verloopt het omdat GA3P wordt weggevangen en er dus heel veel substraatdruk ontstaat en het gaat lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een alternatieve bestemming voor dihydroxyaceton fosfaat (naast de glycolyse)?

A

Je kan er glycerol-3-fosfaat mee maken, dat uiteindelijk triacylglycerol kan gaan vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het enzym fosfoglyceraatkinase katalyseert een energetisch belangrijke reactie: Er wordt immers ATP gevormd via substraat-gebonden fosforylering. Wat is het principiële onderscheid met de ATP-vorming via oxidatieve fosforylering?
Bij welke andere reactie treedt substraat gebonden fosforylering op?

A

Je maakt via een hoge energetische binding ATP. Bij oxidatieve fosforylering heb je een hele hoop complexen nodig om een draaiend enzym ATPase.
Dit komt ook voor bij PEP naar pyruvaat door pyruvaatkinase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het ATP-rendement van de glycolyse na omzetting van glucose in 3-fosfoglyceraat?

A

0 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lactaatdehydrogenase sluit de anaërobe redox-balans in zoogdiercellen. Wat is het eindproduct van de anaërobe glycolyse in gistcellen (en in een goudvis, die ‘s winters langdurig onder het ijs moet overleven)? Hoe wordt dit eindproduct uit pyruvaat gevormd?

A

Ethanol. Dit ontstaat uit pyruvaat naar acetoaldehyde waar een CO2 vrijkomt, en van acetoaldehyde naar ethanol waar NADH wordt omgezet naar NAD+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vul de tabel aan

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Malonyl-CoA, het product van acetyl-CoA carboxylase remt het transportsysteem van de carnitine shuttle. Welk proces wordt daarmee automatisch gestimuleerd?
Wat is het belang van de remming van de carnitineshuttle door malonyl-CoA?

A

De synthese van vetzuur, omdat alle acetyl-CoA naar TAG zal gaan i.p.v. via de shuttle naar het mitochondrion.
De remming is nodig zodat de synthese van triacylglycerol niet voor niets is en het niet meteen weer afgebroken wordt.

17
Q

In welk orgaan speelt de remming van het carnitine transportsysteem door malonyl-CoA een belangrijke rol?

A

De lever

18
Q

De krebscyclus is kwantitatief de belangrijkste afnemer van acetyl-CoA. Wat is de alternatieve afvoer van acetyl-groepen in de lever?
Wat zijn de eindproducten van dit proces?

A

De lever gebruikt ze voor ketonlichamen.
De eindproducten van dit proces zijn acetoacetaat en D-3-hydroxybutyraat

19
Q
A

A = Malonyl-CoA
B = NADPH