6 De ontdekking van de opgave Flashcards
(19 cards)
In ‘De Ontdekking van de Opgave’ zoekt Job Roos, architect-directeur van architectenbureau Braaksma en Roos in Den Haag en sectievoorzitter van ®MIT, naar het waardebepalen door de architect. Dat is een geheel andere opgave dan die, waarvoor een bouw- of cultuurhistorisch onderzoeker staat.
Waar die laatste vooral put uit het verleden, uit de geschiedenis van het gebouw, en daarvan tracht te duiden wat van belang is voor de toekomst, heeft de architect een veel bredere opdracht. Hij analyseert het gebouw ook naar zijn architectonische potenties en heeft een programma meegekregen, dat ruimte vraagt en moet passen.
De attitude van de architect
Iets van de ‘magie’ moet worden afgenomen, opdat kan worden geanalyseerd hoe inzichten tot stand komen. Zo kunnen ze ook achteraf worden onderbouwd. Juist vanwege de belangen die op het spel staan bij herontwikkeling mogen analyse en redenatie niet worden veronachtzaamd. Het gaat immers om duurzame investeringen en goede gebruikskwaliteit. En het gaat ook over geschiedenis: het bestaande gebouw vertelt waar we vandaan komen en dat mogen we niet negeren.
Het vinden en formuleren van argumenten is belangrijk.
Alleen daarmee kunnen we over het ontwerp communiceren. Argumenten kunnen best voortkomen uit intuïtie en gevoel, maar moeten ook helder onder woorden kunnen worden gebracht. Dat is nodig om over het ontwerp te kunnen communiceren, met me- deontwerpers en uiteenlopende stakeholders. Argumenteren is een belangrijk onderdeel van het proces.
Het bestaande lijkt veel beperkingen op te werpen. Er moet altijd rekening worden gehouden met wat er al aan materiaal en techniek aanwezig is. Daarbij is de stelling dat de in het bestaande opgesloten geschiede- nis, de bouwen cultuurhistorische waarde daarvan, in het ontwerp moet worden meegenomen. Al met al een lastige, complexe of, liever gezegd, uitdagende opgave, die tegelijk ruimte moet blijven bieden voor inspiratie.
Voor de (onderzoekende) ontwerper zijn talent, veerkracht, nieuwsgierigheid en vindingrijkheid, spiritualiteit en respect voor het bestaande van de (onderzoekende) dan ook onontbeerlijk. Herontwikkeling vraagt om een attitude die bij de opgaven past, en niet om een ontwerp dat het beste bij de architect past.
Inspiratie door de eeuwen heen
Herontwikkeling is niet alleen voorbehouden aan architectuur.
Door de eeuwen heen worden cultuurgoederen hergebruikt, van oudsher ook vanuit economische en pragmatische motieven.
Voordat boeken op papier werden gedrukt, werd met de hand geschreven op perkament, vervaardigd uit dierenvel. Het was een schaars goed en hergebruik was niet ongebruikelijk. Oude tekst of afbeeldingen werden van het perkament gekrabd en nieuwe tekst of tekeningen werden er overheen geschreven of ge- tekend.
Onder de nieuwe boodschap was de oude vaak nog een beetje te lezen. Dat wat zo ontstond wordt een palimpsest, of ook wel een ‘codex rescriptus’ genoemd. De palimpsest is argeloos, onbedoeld ontstaan. De oude en de nieuwe tekst hadden inhoudelijke geen relatie. Palimpsesten hebben tegenwoordig een hoge waarde, omdat er maar weinig bewaard zijn gebleven.
In de geschiedenis van gebouwen en steden is ook veel argeloos gebruik van historisch materiaal te zien, op kleine en op grote schaal. Het in de Middeleeuwen aangelegde centrale plein van de Italiaanse stad Lucca kent als basis het vandaag de dag nog herkenbare Romeinse amfitheater.
De orthogonale platte-grond van de binnenstad Turijn, ontstaan in de achttiende eeuw, toont op vergelijkbare wijze de oorspron- kelijke Romeinse aanleg. En in de renaissance vormde de architect Palladio de kathedraal van Vicenza om tot het Palazzo Publico.
De negentiende-eeuwse boulevards van Haussmann, in Parijs, vormen een ander voorbeeld. In tegenstel- ling tot de andere voorbeelden heeft Haussmann de oude stedelijke structuur pragmatisch doorbroken.
De boulevards vormen een cesuur in de geschiedenis, maar het huidige Parijs ontleent er wel haar status als mondaine stad aan. De botte bijl van toen is tegenwoordig toegevoegde en waardevolle geschiedenis, planmatig maar onbedoeld ontstaan.
Het voortborduren op het bestaande heeft schrijvers, componisten en beeldend kunstenaars geïnspireerd. Niet langer argeloos vanuit een materiële noodzaak, maar bedoeld en inhoudelijk. Het levert vele voorbeel- den van ‘gelaagde’ kunst op.
Goethe en Marlowe maakten in hun literaire, ‘kunstzinnige’ Faustversies gebruik van middeleeuwse volksvertellingen, die op hun beurt terug te voeren zijn naar voorchristelijke legenden. Componisten als Strawinsky en Shostakovitz citeren in hun werk niet alleen anonieme volksmuziek, maar ook werk van hun voorgangers. Max Ernst schilderde een naakte vrouw in een bestaand schilderij van de rivier de Loire (‘Der Garten Frankreich’). Citeren, ontlenen, herhalen, de collage en teruggrijpen op vroegere voorbeelden, motieven, thema’s en verhalen dragen bij aan het opnieuw scheppen.
Ook in de architectuur zijn vele voorbeelden van bewust gebruik van het bestaande te vinden. In de negentiende eeuw werd op grote schaal teruggegrepen op idealen uit de geschiedenis.
n Frankrijk uitte dit zich onder meer in een ‘revival’ van het kasteeltype, onder leiding van de architect Violet-le-Duc.
In Nederland, ook in de negentiende eeuw, bouwde Cuypers een ruïne om tot kasteel De Haar.
De ontdekking van de plot
De architect die zich bezighoudt met herontwikkeling kan worden vergeleken met schrijvers die hun werken baseren op bestaande verhalen. Hierbij gaat het om onderzoeken én creëren.
Marlowe en Goethe schreven hun Faust niet op een leeg vel. Ze bewerkten verhalen die al sinds lang de ronde deden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse gebroeders Grimm, die volksverhalen slechts opschreven zoals zij ze hoorden, voegden Marlowe en Goethe er nieuwe elementen aan toe. Zij wilden ook oorspronkelijk zijn, scheppend en verrassend, en verrijkten het bestaande met hun talent, ideeën en kennis.
Om het verhaal tot een nieuw samenhangend geheel om te vormen en er een hedendaagse betekenis aan te geven, moet worden uitgezocht welke elementen ervan (nog) van waarde zijn of nieuwe waarde kunnen krijgen.
Studie van het oude verhaal is dan ook niet voldoende om het een nieuwe, hedendaagse betekenis te kunnen geven. Kennis van de eigen tijd is daarvoor net zo essentieel. In de bewerking moeten het oude en het nieuwe verhaal onlosmakelijk met elkaar worden verbonden. Het oude werpt zijn licht vooruit en vanuit het nieuwe wordt het oude opnieuw gewaardeerd.
e vergelijking met de schrijver doortrekkend, is de architect bij herontwikkeling altijd coauteur. De bewerking kan ver gaan, kan leiden tot een nieuwe plot (of meerdere nieuwe plots) in een oud verhaal. De auteur, of architect, die de verhalen los van elkaar houdt, gaat de uitdaging uit de weg en maakt geen keuzen.
Interventie in het bestaande is een uiting van de relatie die de architect ermee aangaat, gebaseerd op impliciete of expliciete waardering van wat er al is.
Herontwikkeling en waarden
Bij herontwikkeling moet de architect ‘waardestellen’. Hij moet de vraag beantwoorden, wat van voldoende waarde wordt geacht, om mee te nemen naar de toekomst. Daarbij moet hij altijd afwegen, want niet alles waaraan waarde kan worden gehecht, kan ook blijven.
Het blijkt dat het begrip ‘waarde’ vaak niet goed wordt gehanteerd. Het probleem begint bij het niet of nauwelijks kunnen omschrijven van waarden.
Zowel in de praktijk als in het onderwijs is waarde blijkbaar een lastig begrip, dat vaak als subjectief wordt afgedaan. Ook in de planvorming wordt het te vaak onvoldoende of impliciet benoemd, waardoor het begrip oncontroleerbaar blijft. Het is daarom belangrijk om wat langer bij het begrip waarde stil te staan.
De discussie over de waarde van het bestaande is niet nieuw. Zo sprak W.M. Dudok in 1940 in een lezing voor de Amsterdamse Schoonheidscommissie:
‘Het is noodzakelijk, dat wij ons van (deze) essentiële waarden, die over den tijd heen reiken, nauwkeurig rekenschap geven. Want al vat ik de taak van den bouwmeester onveranderlijk op als een creatieven arbeid, dan stel ik daarbij op den voorgrond, dat die creatieve geest alleen dan weldadige resultaten in zulk een mooie oude stad kan bereiken, wanneer wij het karakter van het stadsbeeld doorvoelen en aan onze eigen arbeid den eisch stellen, dat hij dat karakter dient en zoveel mogelijk versterkt.’
In dit citaat vereenzelvigt Dudok waarde met karakter. Karakter is echter slechts een van vele waarden die een architect in het bestaande kan aantreffen. Het begrip ‘waarde’ is van toepassing op elk menselijk handelen en elke menselijke overweging:
een waarde is in essentie niets anders dan datgene wat een mens wil verkrijgen of behouden, materieel of immaterieel.
Waarden zijn relatief in die zin dat bij elke waarde de vraag hoort: ‘waarde(vol) voor wie en voor wat?’ En tegenover elke waarde staat een alternatief: wie
waarden stelt, maakt keuzen. Voor de hand liggend is de waarde van bezit, al dan niet in geld uitgedrukt, de economische waarde van zaken. Lastiger zijn waarden die niet tastbaar zijn, die niet in geld zijn uit te drukken, zoals de esthetische en cultuurhistorische waarde van een gebouw. Die waarden zijn niet ‘van iemand’, maar van ons allemaal: niet verhandelbaar en dus niet in geld uit te drukken.
De cultuurhistorische waarde is vaak te vinden in het kwetsbare, het onverwachte, het toevallige en argeloze. Soms is zij evident aanwezig; in andere gevallen huist zij onder de oppervlakte, als iets dat zich verbergt en daarmee onaangetast en intact wil blijven. En ook in de imperfectie moet waarde worden gezocht:
wat niet klopt, niet af is, toont een menselijk gezicht.
‘Alles van waarde is weerloos’ schreef Lucebert in 1974 in het gedicht De zeer oude zingt. Dat geldt zeker voor de historische waarde van een gebouw, die gemakkelijk kan worden opgeofferd aan de gebruikswaar- de (leidend tot de vernietiging van historische elementen), of aan de economische waarde van de grond (leidend tot vernietiging van het gehele gebouw).
De stelling dat bij herontwikkeling de continuïteit van cultuurhistorische waarde een centrale positie moet innemen, heeft alles te maken met het willen aangaan van een respectvolle relatie met het bestaande: het is er en heeft haar bestaansrecht blijkbaar bewezen. Dat ontkennen staat gelijk aan het ontkennen van de meerwaarde van herontwikkeling en de meerwaarde die in het ontwerp kan worden gelegd.
Bij herontwikkeling maken meerdere (bestaande en beoogde) waarden deel uit van de overwegingen van de architect. Dat zijn ondermeer:
– de esthetische waarde van het gebouw; – de emotionele waarde; – de culturele waarde; – de sociale (maatschappelijke) waarde; – de gebruikswaarde; – de ecologische waarde; – de economische waarde; – de architectonische waarde; en, als laatste genoemd maar niet de minste, – de (cultuur-) historische waarde.