Reader Flashcards

(172 cards)

1
Q

wat is de grijze druk?

A

De grijze druk is het percentage inwoners dat 65 jaar of ouder is. Grijze druk hangt direct samen met denataliteit, migratiestromen en krimp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is denataliteit?

A

Denataliteit is het afnemen van het aantal geboorten ten opzichte van het aantal sterfgevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de verwachting van de denaliteit?

A

De verwachting is dat dit aantal nog langzaam zal groeien tot ongeveer 17,5 miljoen, en daarna stabiel zal blijven of langzaam zal teruglopen. Een belangrijke rol speelt echter ook de (binnenlandse) migratie. Bestaande bevolkingsconcentraties hebben daarbij een aanzuigende werking. Dat zijn namelijk de plekken waar de werkgelegenheid zich steeds meer concentreert. Vooral inwoners in de jongere leeftijdscategorieën migreren nu al van minder naar meer dichtbevolkte delen van het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet het uit met de bevolkingsgroei?

A

In potentie is die het grootst in Afrika, zoals deze kaart laat zien (% van de bevolking in de leeftijd van 15 jaar en jonger). Door gebrek aan economische groei is de levensverwachting daar echter laag. Ontwerp- en bouwopgaven zijn voornamelijk te vinden in de zogenaamde nieuwe econo- mieën, zoals in de Communistische Republiek China en in de Republiek India.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij krimp spelen voorts twee effecten een belangrijke rol?

A

De ene zou men een self-fulfilling prophecy kun- nen noemen: daar heeft men thans in de Achterhoek last van. Er is voldoende bedrijvigheid en er zijn vol- doende vacatures, maar de veronderstelling dat daar geen sprake van zou zijn, leidt ertoe dat studenten na het behalen van hun diploma niet meer naar de Achterhoek terugkeren, maar hun heil elders zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(bij krimp) Het andere verschijnsel is het zogenaamde waterbedeffect

A

Omdat de bevolking in Nederland als geheel niet of nauwelijks meer toeneemt, is het vanuit een landelijk perspec- tief ook niet zinvol om in een krimpgebied de werkgelegenheid te stimuleren en daar zo de krimp tegen te gaan. Dat komt immers neer op het verplaatsen van het probleem. Uiteraard zal dit waterbedeffect wel zijn gevolgen hebben voor de onderlinge concurrentie tussen gemeenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het Nederlandse woord Duurzaamheid heeft twee betekenissen.

A

De oorspronkelijke betekenis duidt op de hoedanigheid van iets om lang te (kunnen) blijven bestaan.
Later werd de betekenis van het woord opgerekt naar het effect op de leefomgeving en het (fysieke of ecologische) mili- eu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De opgave om duurzaam (milieuvriendelijk) te bouwen leidt wel tot een aantal gevolgtrekkingen voor de ontwerpopgave van de toekomst:

A

Nieuwbouwopgaven

Herontwerpopgaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is verstaan onder duurzame Nieuwbouwopgaven?

A

Behalve dat het gebouw zelf zo veel mogelijk (cadle-to-cradle) milieuvriendelijk moet zijn, worden ook technieken zoals warmte- en koudeopslag en -terugwinning, winning van zonne-energie, warmte-isolatie en een uitgekiende ventilatie toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is verstaan onder duurzame Herontwerpopgaven?

A

Bij herontwerp ligt de milieuwinst enerzijds bij het handhaven van de materialen waarin als het ware de meeste milieulast is opgeslagen (dus vooral in het casco). Voor wat wordt toegevoegd geldt eigenlijk het- zelfde als voor nieuwbouw: zo veel mogelijk cadle-to-cradle, gebruik maken van de innovaties, flexibiliteit inbouwen en bestaande infrastructuur benutten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is cultuurhistorie?

A

Allengs werd de belangstelling voor de cultuurhistorie breder, verruimde die zich tot boerderijen en molens, straatmeubilair, landschappen en parken, stads- en dorpsgezichten, gemalen, bruggen en sluizen, fabrieks- gebouwen, pakhuizen en stationsgebouwen. Dit wat het vakgebeid van de ontwerper betreft, want ook belangstelling voor klederdrachten, oude ambachten, feesten (zoals het Sinterklaasfeest) en streektaal nam toe. Tegenwoordig is bijna alles erfgoed. Ontwerpers ontkomen er daardoor niet aan, zich rekenschap te geven van waarden die worden gehecht aan het object, de plek of het gebied waarin of waaraan ze moe- ten ontwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De Wederopbouwperiode kenmerkte zich door?

A

de migratie van gezinnen naar nieuwbouwwoningen in nieuwe buitenwijken en randgemeenten. In merendeel ging het daarbij al snel vooral om portieketage- en galerijflats in middelhoogbouw (hoogste woonvloer maximaal 12 m boven maaiveld, zodat geen lift was vereist) en later om galerijflats van meer dan tien verdiepingen, met de Amsterdamse Bijlmermeer als apotheose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nadat in 1967 Wim Schut Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening was geworden…?

A

…vond al een eerste kentering (turning) plaats. Er werd allengs minder ingezet op de bouw van galerijflats en meer ingespeeld op de behoefte die mensen bleken te hebben aan grondgebonden woningen. Midden jaren zeventig van de vorige eeuw ging die kente- ring verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Europese Monumentenjaar (1975)

A

De belangstelling voor monumenten groeide, en het is nu allang geen hob- by van oudere heren meer, maar een gebied dat brede maatschappelijke belangstelling geniet. Daarin kwam het steeds groeiende verzet tegen de stadsvernieuwing tot uitbarsting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verdichting

A

Verdichting is niet alleen een logisch gevolg van de hiervoor aangegeven thema’s, maar ook een hoognodige reactie op de vanzelfspre- kendheid waarmee de groene ruimte in Nederland in de naoorlogse jaren aan nieuwbouw werd opgeofferd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

E19 Architecten: Haagse verdichting. Onderzoek naar typologieën en strategieën voor binnenstedelijke verdichting, aan de hand van karakteristieke Haagse voorbeel- den. ’s-Gravenhage: Stroom Den Haag

A

Enerzijds een typerend voorbeeld van ‘ander’ werk, waarmee architecten zich tijdens de crises in de bouw zijn gaan bezig- houden (namelijk hun ontwerpkwaliteiten inzetten voor onderzoek). Anderzijds een representant van een thema dat in de ko- mende decennia het werk van architecten zal beheersen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(Verdichting) Het realiseren van nieuwbouw maar ook het herontwerpen van het bestaande zal zich steeds meer concen- treren in

A

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Enschede, Almere, Zwolle, Arnhem, Nijmegen, Eind- hoven, Tilburg en Breda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lang was het gebruikelijk om steeds nieuwe terreinen te ontwikkelen, waardoor de bestaande terreinen in een neerwaartse spiraal kwamen.

A

De daar gevestigde bedrijven werden steeds marginaler en leegstand en verpaupering werd een weinig zeldzaam beeld. Zeker waar ze dicht bij de bewoningskernen en verbindingsknooppunten zijn gelegen, vormen ze echter uitermate interessante herontwikkelingsgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zelfs waar geen sprake is van krimp, maar van stabilisatie of (lichte) groei, blijft de uitdaging echter groot. Daarbij speelt een aantal factoren de ontwerper parten:

A

Bestuurlijk, juridisch en voor wat de bouwmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bestuurlijk, juridisch en voor wat de bouwmarkt

A

(inclusief de bouwkundige opleidingen) betreft, moet
Nederland zich nog aanpassen aan de nieuwe opgave. In 2010 stond bijvoorbeeld al 14% van de be- schikbare kantoorruimte in Nederland leeg, terwijl door Het Nieuwe Werken (flexibel en meer thuis of nabij huis werken) en de krimpende overheid (de belangrijkste afnemer van kantoorruimten) de behoef- te aan kantoren alleen maar zal afnemen. Om kantoorruimte een andere bestemming te kunnen geven, moet er echter tal van hindernissen worden genomen, in de sfeer van het belastingstelsel, in de bouw- regelgeving, in het bestemmingsplan en ga zo maar door;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

(milieu)duurzaam maken van het bestaande gecompliceerder dan (milieu)duurzaam nieuw bouwen

A

zeker indien ook cultuurhistorie een rol speelt en ook rekening gehouden moet worden met de waarden die mensen aan het bestaande hechten. Neem als voorbeeld het gebouw van afbeel- ding 12. De meest efficiënte en bouwfysisch meest veilige manier om dat goed te isoleren is om het te voorzien van buitenisolatie en moderne, goed sluitende vensters met HR++-glas. Daarmee zou het ech- ter zijn beeldbepalende karakter verliezen. Bij duurzaam herontwikkelen moet niet alleen gebruik wor- den gemaakt van innovaties, maar ook de traditionele, vaak nog aanwezige potenties worden benut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verdichten moet hand in hand gaan met aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving.

A

Daarbij is het niet alleen van belang om het stedelijke goed en zorgvuldig in te richten, zodat het daar goed toe- ven is. Ook groen en water verdienen veel aandacht. Een plantsoentje en kinderspeelplaats in de on- middellijke omgeving, een wijkpark op wandelafstand en ruimschoots licht, lucht en ruimte en ruimte voor sport en recreatie horen even onlosmakelijk bij verdichting als het op pijl houden en brengen van voorzieningen en verbindingen;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De Nederlandse bouwpraktijk heeft in de Wederopbouwperiode een ongekende rationalisatie ondergaan ten koste van het vakmanschap.

A

Toen het renoveren aan de orde kwam, heeft zich ook daar die ratio- nalisatie voltrokken. Die huidige bouwpraktijk sluit (nog) niet goed aan bij het vele hand- en maatwerk dat bij historisch waardevolle objecten nodig blijkt te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Beschermde stads- en dorpsgezichten hebben niet tot doel om het gebied te museali- seren, maar blijken wel in enige mate (en in Orvelte in sterke mate) dit effect te hebben.
In de daarop volgende tijd waren er twee bewegingen te onderkennen:

A

– De beschermde gezichten werden groter in omvang en tegelijk kwam ook negentiende- en vroeg twin-
tigste-eeuwse uitleg voor bescherming in aanmerking;
– Ook buiten de beschermde gezichten werden de historische structuur en historische objecten geïnventa-
riseerd en (ten minste) in een historische paragraaf van structuur- en bestemmingsplannen beschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Ontwerp en geschiedenis
In de jaren zestig van de vorige eeuw werden de eerste beschermde stads- en dorpsgezichten aangewe- zen. Aanvankelijk ging het om uitgesproken kleine delen van steden en dorpen met een hoge concentratie beschermde monumenten. Het beschermde gezicht werd voornamelijk opgevat als de context van die be- schermde monumenten.
26
Ontwerpen met cultuurhistorie is geen eenvoudige opgave. Op dit moment zijn er qua methodologie voor het onderzoek naar cultuurhistorische waarden grote verschillen tussen de disciplines.
Als voorbeeld waartegen de verschillen worden afgezet, wordt hier de restauratie van een museumstuk. Op de cultuurhisto- rische waarde daarvan is meestal al stevig gestudeerd voordat zich de noodzaak van een restauratie aan- dient.
27
Cultuurhistorisch onderzoek: door wie en wanneer?
– De ontwerper doet het onderzoek zelf, voordat hij aan het ontwerp begint; – De ontwerper laat, voordat hij aan het ontwerp begint, het onderzoek door anderen uitvoeren; – Het onderzoek vindt na het ontwerp plaats, bijvoorbeeld omdat de gemeente dit eist, om een vergun- ningsaanvraag te kunnen beoordelen; – Er wordt niet of nauwelijks onderzoek uitgevoerd.
28
Waarom is "Er wordt niet of nauwelijks onderzoek uitgevoerd" in cultuurhistorisch onderzoek geen gemiste kans?
Dat hoeft echter niet het geval te zijn. Niet elke aanpassing van een bestaand gebied of bestaand object vraagt om dergelijk onderzoek, en daarom kan men (gemotiveerd, en op grond van het oordeel van deskundigen) daarvan af zien. Ook is de capaciteit van cultuurhistorisch on- derzoekers niet onbegrensd. De beschikbare capaciteit moet daarom verstandig ingezet worden.
29
(cultuurhistorisch onderzoek) Aan onderzoek nadat het ontwerp (zo goed als) afgerond is, kan maar één kwalificatie worden gegeven:
daarmee spant men het paard achter de wagen. Als er onderzoek wordt uitgevoerd, dan dient dat, wil het zinvol zijn, voorafgaand aan het ontwerp plaats te vinden. De vraag is dan, wie dat onderzoek het beste kan uitvoeren. Is dat de ontwerper zelf, zoals dat lang gebruikelijk was in de monumentenzorg en nog steeds bij parken en tuinen (en vaak ook bij schilderijen, beeldhouwwerken etc.)? Of moet dat een (onaf- hankelijke) deskundige zijn?
30
monumentenzorg in Rome.
Achtereenvolgende keizers en pausen legitimeerden hun macht door zich als opvolgers van eerdere heersers te presenteren. Net zoals we dat bij Het Nieuwe Steen in Delft kunnen veronderstellen, hoorde daarbij dat men tekens van die macht niet alleen zelf bouwde, maar ook dat men symbolen (monumenten) van voorgangers in ere hield en er als ‘erfopvolger’ zorg voor droeg.
31
de Waag in Amsterdam.
Ooit was dit één van de belangrijkste poorten van de jonge maar succes- volle middeleeuwse handelsnederzetting die bij een dam in de Amstel was ontstaan. Toen die nederzetting vanwege succes uit zijn voegen barstte en uitgelegd moest worden, werd de stadsmuur gesloopt.
32
(de Waag in Amsterdam.) de Sint-Antoniespoort?
Toen in 1987 de laatste gebruiker het gebouw verliet, was er geen mens meer die voor afbraak zou willen pleiten.Het gebouw was een historisch icoon van de stad geworden. Merk het (te veronderstellen) verschil op: vroeger behouden omdat het gebouw voor een andere functie nodig was, en nu een andere functie gegeven om het gebouw te kunnen behouden.
33
Zat er rond 1600 achter het behoud van de Sint-Antoniespoort ook een motief dat we tegenwoordig mo- numentenzorg noemen?
De Sint-Antoniespoort was een icoon van de sterke ommuring van middeleeuws Amsterdam.
34
Monumentenzorg gaat tegenwoordig ook niet meer alleen over eeuwenoude gebouwen.
Fabrieken, woon- complexen, leegstaande kerken en kantoren van tamelijk recente datum horen samen met nieuwbouwwij- ken van enkele decennia geleden net zo bij monumentenzorg als eeuwenoude kastelen, raadhuizen, grach- tenpanden en kerken. De grens met de moderne stedenbouw en architectuur is steeds meer aan het ver- vagen.
35
Vaak wordt gezegd dat monumentenzorg is voortgekomen uit de Verlichting, meer nog dat het is ontspro- ten uit de puinhopen van de Franse Revolutie.
Niets is minder waar. Zolang er sprake is van beschaving, is er ook sprake van erfgoedzorg. Al heel lang behoort daartoe ook zorg voor wat eerder werd gebouwd of opgericht. Dat laatste is monumentenzorg, alleen werd het lang niet zo genoemd.
36
Geschiedenis van het monumentenzorgen?
Of de eerste (moderne) mensen erfgoed hebben gekend, is een overbodige vraag. Mensen geven culturele informatie door. Wat we in het huidige taalgebruik doorgaans onder het woord erfgoed verstaan is een onbepaald en arbitrair van andere culturele informatie afgescheiden begrip. Daarom is er ook steeds debat over de vraag of iets tot het erfgoed gerekend moet worden.
37
Restauratie
Bij restauratie gaat het om het met zorg bezig zijn met objecten, die eerder door anderen zijn gemaakt, omdat men daarin waarden – van welke aard ook – onderkent; waarden die men de moeite waard vindt om aan de volgende generaties door te geven. Vaak zijn deze objecten al eens of zelfs meermaals eerder aangepast en gewijzigd.
38
Renovatie
Met renovatie wordt geduid op maatregelen die tot doel hebben om de functionele en technische staat boven het bestaande niveau te verhogen. (english) – Renovation: not adding something new, but maintain and improve the value and function; update. – Refurbishment: measures also include intact, but for example, outdated components or surfaces. – Conversion: includes also changes of the loadbearing structure or interior layout
39
Transformatie
Bij transformatie is er sprake van een aantal ingrijpende veranderingen aan onderdelen van het bestaande. Veelal betreft het meerdere gebouwen, een complex, ensemble, wijk of stadsdeel.
40
Interventie
De verandering van één onderdeel op gebouwniveau noemen we bij R-MIT interventie. Een transformatie bestaat meestal uit meerdere interventies.
41
Sloop
ij sloop worden delen van het bestaande of het geheel verwijderd. Restauratie, renovatie, transformatie en sloop kunnen tegelijkertijd op één project van toepassing zijn!
42
Een voorbeeld van een restauratie is
die van Portugese Synagoge in Amsterdam. Het gebouw uit 1674 van architect Elias Bouman werd tussen 2010 en 2011 gerestaureerd door Kees Doornenbal van Rappagne en Partners.
43
Een voorbeeld van een renovatie is
het kantoor Westraven in Utrecht. Dit gebouw stamt uit 1974 en is ontworpen door Jan Lucas. Cepezed heeft het kantoor voor Rijkswaterstaat uitgebreid met lagere gebou- wen aan het Amsterdam-Rijnkanaal en de toren zelf ingrijpend gerenoveerd. Kenmerkend is de gevel van de hoogbouw, waarin grote openingen over meerdere verdiepingen zijn aangebracht om meer openheid en oriëntatie in het gebouw te krijgen. De oude gevel is grotendeels gehandhaafd. Er is deels een glazen scherm en deels een scherm in metaaldoek aan toegevoegd.
44
Een voorbeeld van een transformatie is
die van het voormalige Philipsterrein in Eindhoven onder de naam Strijp-S. Hier wordt een deel van de bestaande gebouwen gehandhaafd op basis van het masterplan van West 8.
45
Een voorbeeld waar men tot volledige sloop
is het stationspostkantoor in Amsterdam. Het werd in 1968 opgeleverd naar ontwerp van Merkelbach & Elling. In 2001 besloot men de postdistributie in Neder- land voortaan per vrachtwagen uit te voeren. Hierdoor kwam het gebouw leeg te staan en kon het Ooster- dokseiland worden herontwikkeld. I
46
Een voorbeeld waarbij er sprake is van restauratie, renovatie en transformatie
is het Rijksmuseum in Am- sterdam. Om de plannen van Cruz en Ortiz mogelijk te maken is daar ook het nodige gesloopt. Het gebouw van Pierre Cuypers uit 1885 transformeert: het krijgt een nieuwe entreehal onder het gebouw, er komen diverse gebouwen bij, het terrein wordt heringericht en het museum wordt grondig verbouwd en van nieu- we installaties voorzien.
47
De analyse van gebouwen op Objectniveau
Ruimte, structuur
48
De analyse van gebouwen op Objectniveau - Ruimte
Hierbij gaat het zowel om de ruimte die wordt ingenomen door het gebouw als om de ruimten in het ge- bouw. Ruimte is een zeer bepalend element in de beleving, het functioneren en de mogelijkheden die het gebouw biedt. Ruimte wordt bepaald door de grenzen ervan en door de overgangen tussen die grenzen. Deze grenzen zijn veelal uitgevoerd in materie. Maat, licht, kleur, textuur, geluid, klank, geur en atmosfeer zijn aspecten die bepalend zijn voor de beleving van de ruimte.
49
De analyse van gebouwen op Objectniveau -Structuur
In dit deel van de analyse wordt, behalve op de draagconstructie, ook op maatsystemen ingegaan. Door de analyse van plattegronden, doorsneden en gevels krijgt men vat op de structurerende elementen van een gebouw. De structuur is aanwezig in het volume, in de vorm, in de maatsystematiek, in de constructie, in de textuur, in ruimte en in de materie. De structuur wordt veelal bepaald door de ruimte, de verdeling van de hoofdmaten in systeemmaten, door de grenzen van de ruimte en dus ook door de materie. Ook installa- ties kunnen structurerend werken in een gebouw. Ze vormen een eigen structuur, maar deze is meestal secundair aan de draagconstructie.
50
De analyse van gebouwen op Contextniveau
``` Als we daarna eerst vanuit het object uitzoomen, komen de volgende aspecten aan de orde: Opdracht Locatie Architect Typologie Ontwerpproces ```
51
Contextniveau - Opdracht
Hier wordt omschreven om welke redenen men besloten heeft het betreffende gebouw te realiseren. De aspecten die binnen deze paragraaf aan de orde komen, zijn bepalend voor het feit dat het gebouw über- haupt is ontstaan en waartoe het gebouw destijds moest functioneren. De opdrachtgever, het programma van eisen, wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden komen aan de orde, voor zover ze bepalend zijn geweest voor het ontwerp, de uitvoering, de uiteindelijke verschijningsvorm van het gebouw en de mogelijkheden die de, tot gebouw geworden, opdracht in de toekomst biedt. Ook sociale aspecten, de maatschappelijke relevantie (betekenis) van het gebouw, spelen hier een rol.
52
Contextniveau Locatie
In het onderzoek naar de locatie komen de aspecten aan de orde die betrekking hebben op de steden- bouwkundige situatie van het gebouw. Vanuit historisch perspectief worden echter wederom alleen dié aspecten belicht, die van invloed waren op het ontwerp, de uitvoering, de uiteindelijke verschijningsvorm en de mogelijkheden in de toekomst van het gebouw. Ook culturele aspecten spelen hierbij een rol.
53
Contextniveau archtiect
Architecten die later aanpassingen aan het gebouw hebben uitgevoerd komen aan de orde binnen de tijds- laag van het bestaan. Ik kom daar later op terug. Het gaat in eerste instantie bij ‘architect’ dus om de oor- spronkelijke ontwerpers.
54
Contextniveau - typolige
Binnen een typologie worden gebouwen geordend naar een aantal gemeenschappelijke overeenkomsten. Naast de ruimten zelf zijn ook gebruik en routing van belang in deze analyse.
55
Contextniveau - Ontwerpproces
Hierbij gaat het over de manier waarop een gebouw bedacht is en welke overwegingen en gebeurtenissen daarbij een rol hebben gespeeld.
56
Detailniveau, Ten slotte zoomen we in op het object en komen op detailniveau terecht. Van belang zijn dan:
Materie, Voorzieningen
57
Detailniveau - Materie
De materie is de concretisering van structuur en ruimte, maar vormt in de beleving van sfeer, gevoel en welbevinden een essentiële rol. De veroudering van de gebruikte materialen kan bijvoorbeeld zowel positie- ve als negatieve gevolgen hebben. Licht, kleur, textuur, oppervlak, klank, straling, geur, maat en gewicht zijn factoren die bepalend zijn voor de beleving van de materialen. De materiaaltoepassing is veelal een graadmeter van de tijdloosheid van een gebouw.
58
Detailniveau- Voorzieningen
De voorzieningen, meestal te vatten onder de noemer installaties, zijn niet altijd zomaar een toegevoegd element. Zij worden eveneens bepaald door de ruimte, de structuur en de materie. Voorzieningen zijn al dan niet geïntegreerd met andere elementen.
59
Lagen in de tijd
Het is van belang om weloverwogen en met respect voor het bestaande te komen tot een onderbouwde motivatie op basis van de analyses van het object naar het ontstaan en het bestaan ervan, om vervolgens iets te kunnen zeggen over het ver(der)gaan ervan.
60
De drie lagen in de tijd die ik onderscheidt zijn:
Ontstaan, tot en met de oplevering; Bestaan, van oplevering tot het moment waarop we het gebouw op dit moment analyseren; en Ver(der)gaan, het vervolg na nu.
61
Transformatie en sloop van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
De architecten S.J. van Embden (1904–2000), J.L.C. Choisy (1928) en N.P.H.J. Roorda van Eysinga (1921) ontwierpen de zevende universiteit van Nederland: de Medische Faculteit Rotterdam (tegenwoordig onder- deel van de Erasmus Universiteit). Het eerste deel van de hoogbouw werd in 1969 opgeleverd. Het totale plan werd op een stramien van 14,40 x 7,20 meter ontworpen en bestaat uit: 1 De Hoogbouw; 2 De Klinische Wetenschappen; 3 Twee Laagbouwstroken inclusief parkeerdekken; 4 De Laagbouw aan de oostzijde tussen de stroken met collegezalen en een kantine; en 5 De Laagbouw westzijde met college- en examenzalen.
62
Interventie: renovatie Rijksverzekeringsbank (Apollohouse) Amsterdam
Architect D. Roosenburg (1887–1962) ontwierp het gebouw voor de Rijksverzekeringsbank in het Plan Zuid van H.P. Berlage (1856–1934) in Amsterdam e oorspronkelijke kwaliteiten van lichtheid en ruimtelijkheid worden teruggehaald. Het ingrijpende renovatieplan is tot het voorjaar van 2012 in uitvoe- ring.
63
Modificatie: Jeruzalem Frankendaal Watergraafsmeer Amsterdam
In 2010 werden zes blokken binnen het plan tot rijksmonument aangewezen en kreeg Hooyschuur Architec- ten de opdracht om aan de hand van één proefwoning een restauratieplan op te zetten. Mede op grond van de analyse in mijn promotieonderzoek kon men in de detaillering, die werd afgestemd op moderne eisen, zo veel mogelijk tegemoet komen aan het oorspronkelijke beeld.
64
Bouwlocaties in Nederland hebben altijd een verleden en een zichtbare of minder zichtbare structuur.
Dat kan een landschapspatroon zijn, een Romeinse grenslijn, gebouwen, beplanting of een snelweg
65
De te waarderen eigenschappen van een plek worden aangeduid als cultuurhistorische kwaliteit
In het bouwproces is cultuurhistorie, naast economie, duurzaamheid en sociale aspecten, een van de factoren.
66
het begrip cultuurhistorie
Aan het eind van de negentiende eeuw begon de syste- matische inventarisatie van uitzonderlijke gebouwen. De nadruk lag op de hoogtepunten van geschiedenis en kunst, zoals kerken, kastelen en raadhuizen. Erfgoed werd opgevat als onderdeel van een collectie, een verzameling objecten in een denkbeeldig museum. In de loop van de twintigste eeuw groeide de monu- mentenlijst alsmaar verder.
67
Backward utopia
Ooit was de toekomst utopisch en maakbaar. Het erfgoed mocht hooguit figureren als relict uit mindere tijden. Als er nog sprake is van een utopie, dan zal die eerder in het verleden dan in de toekomst zijn te vinden. Dit is te typeren als backward utopia. Globalisering, individualisering en virtualisering van het alledaagse leven wak- keren het verlangen naar geborgenheid en herkenbaarheid aan.
68
De Nota Ruimte en het Actieprogramma Ruimte en Cultuur uit 2005 laten zien hoe een inmiddels heel andere overheid cultuurhistorie op- neemt in haar beleid en regelgeving. Op zes punten van verandering wil ik nader ingaan.
``` Heritage sprawl Backward utopia Versnelling Nieuwe Nederlanders Nieuwe geschiedenis De overheid ```
69
Versnelling
e leefomgeving wordt voornamelijk vanuit de auto ervaren. Wat stelt cultuurhistorie nog voor wanneer we voorbij razen?11 In het dagelijks leven werkt de versnelling van de auto vervreemdend, omdat de toegeno- men actieradius de woonomgeving zo groot maakt dat zij moeilijk nog vertrouwd kan zijn.
70
De overheid
De zesde ontwikkeling met gevolgen voor ontwerp en cultuurhistorie is het culturele en ruimtelijke beleid, met name de decentralisatie en het terugtreden van de overheid. Het aanwijzen van gebouwen of stadsde- len tot monumenten of stadsgezichten past prima bij een maakbare samenleving en een overheid die zich met alles en iedereen bemoeit. Voor een overheid die de markt de ruimte geeft, ligt het minder voor de hand om eigenaars voor te schrijven wat zij met hun bezit mogen en vooral niet mogen doen.
71
Nieuwe Nederlanders
Ten vierde is de maatschappelijke context van Nederland veranderd. Hoe ver de traditionele monumenten- zorg soms van de huidige samenleving afstaat, wordt duidelijk in Delfshaven
72
Nieuwe geschiedenis
Van de periode vóór 1850 is in Nederland voor de leek weinig zichtbaar. De huidige context wordt gedomineerd door de twintigste eeuw. Ruimtelijk heeft het land van Rembrandt en Piet Hein het afgelegd tegen het land van Willem Drees en Johan Cruyff. De naoor- logse welvaartsstaat vormt de basis van het hedendaagse Nederland.
73
Cultuurhistorie is een taak van het ministerie van OC&W,
die steeds meer op terrein van VROM terecht- komt. Terwijl Belvedere en monumentenzorg voor enthousiasme zorgen, laat de overheid haar grip op de ruimte verder los.
74
Brasília is een
‘backward utopia’ van de twintigste eeuw. Anders dan de verwante naoorlogse wijken in Nederland is de geplande stad geen probleemgebied of slooplocatie, maar een geliefd en duurzaam woon- milieu met een positieve betekenis als symbool van hoop op vooruitgang. Brasília werd ontworpen door Lúcio Costa (1902-1998), een architect die jarenlang adviseur van de Braziliaanse monumentenzorg was.19
75
De ontwerpers- Wat moeten we de studenten van nu leren?
Voor de cultuurhistorie van de toekomst is het bestaande instrumentarium van de monumentenzorg, name- lijk het beschrijven en (restrictief) beschermen van objecten en ensembles, belangrijk maar ontoereikend.
76
Het Justus van Effenblok Integrale aanpak voor een duurzame toekomst van een monument voor de volkshuisvesting. Geschiedenis
Het wooncomplex van Michiel Brinkman aan de Justus van Effenstraat in de Rotterdamse wijk Spangen is een Rijksmonument (sinds 1985). Bij de bouw in 1922 was het op een aantal punten een belangrijk expe- riment.
77
wat was revolutionair bij het wooncomplex van Michiel Brinkman aan de Justus van Effenstraat in de Rotterdamse wijk Spangen
de ontsluiting van de bovenwoningen. Deze verloopt aan de binnenkant van het blok, over een robuuste twee meter brede bovenstraat. Alle woningen werden zo rechtstreeks ontsloten vanuit de collectieve binnenruimte. Voor een groot deel van de woningen op de begane grond was een tuintje beschikbaar. In een centraal gelegen gebouw was een aantal collectieve voorzieningen ondergebracht: een badhuis, ruimten om de was te doen en te drogen en centrale verwarming. Behalve als experiment voor de volkshuisvesting was het blok ook stedenbouwkundig en architectonisch op veel punten vernieuwend.
78
(Het Justus van Effenblok) Concept
Rond 2000 ontstond de behoefte om het complex opnieuw aan te pakken. De ingreep uit de jaren tachtig bleek niet duurzaam te zijn. Dat was te wijten aan de toen geldende stapeling van sociaalprogrammatische en technische factoren.
79
(Het Justus van Effenblok) Deze visie is verwoord in het concept 100% Monument
Aanvankelijk was alleen een plan gemaakt voor de restauratie van de buitenschil. Toen eenmaal zicht kwam op de hiermee gemoeide investering, ontstond ook behoefte om een nieuwe visie te formuleren op het toekomstige gebruik van het complex.
80
100 % monument stond voor de
buitenkant in originele staat en een binnenterrein met sterke zeggings- kracht en ruimte voor presentatie van de ontstaansgeschiedenis. 100% nu voor binnen: modern, ruimtelijk en flexibel. Voor mensen die meer willen dan wonen alleen. Met een basaal ontwerp, met een veelzijdige indeelbaarheid, bieden de woningen ruimte aan verschillende soorten huishoudens en eigentijdse collectie- ve voorzieningen.
81
Het concept van 100 % monument
maakt gebruik van de bestaande kwaliteiten en beperkingen, door die om te zetten in een duurzaam product. Naast deze programmatische duurzaamheid is door Cees Leenaerts van W/E adviseurs gezocht naar slimme manieren om met het energiegebruik om te gaan. Uit dit onderzoek kwam een model naar voren waarin door een goede combinatie van aanwezige kwaliteiten en toepassing van nieuwe tech- nieken het mogelijk is om van Justus van Effen een energieneutraal gebouw te maken.
82
Het Werkwijze van 100 % monument
Uit ons onderzoek kwam naar voren dat problemen in het huidige gebruik zich dikwijls voordoen op plaat- sen waar het oorspronkelijke ontwerp drastisch is gewijzigd. Zo waren de fietsenbergingen ondergebracht in de fraaie, ruimtelijke trappenhuizen. Daardoor waren deze onoverzichtelijk en sociaal onveilig geworden. Deze trappenhuizen zijn na verloop van tijd allemaal dichtgetimmerd. Dergelijke ingrepen waren voor ons de reden om nieuwe ingrepen en aanpassingen van de huidige situatie te baseren op de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten en de nog aanwezige structuur. Zo konden de grote stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van het ontwerp van Michiel Brinkman het best weer naar voren worden gebracht.
83
het Gevelmetselwerk van 100 % monument
De aanpak van de metselwerkgevels en de reconstructie van de kozijnen vormen goede voorbeelden van de integrale werkwijze. Een groot deel van de metselwerkgevels was in de jaren tachtig wit gekeimd. Van- wege de wens dit schilderwerk te verwijderen, is de huidige toestand van het metselwerk uitgebreid en diepgaand onderzocht. Daarbij is een proefreiniging uitgevoerd. Delen van dit gereinigde proefstuk zijn eregend, om de waterdichtheid te beoordelen. Er is ook een aantal boorkernen getrokken, waarmee een vries-dooiproef is gedaan. De metsel- en voegspecie zijn microscopisch geanalyseerd.
84
Kozijnreconstructiehet van 100 % monument
Bij de renovatie in de jaren tachtig zijn de oorspronkelijke houten schuif- en draairamen vervangen door aluminium schuiframen. De fijne, subtiele en doordachte detaillering is hierdoor uit het gevelbeeld verdwe- nen. De bestaande kozijnen zijn daarbij als stelkozijn gebruikt, waartoe de sponningen en de indeling op vrij grove wijze uit de kozijnen zijn gezaagd.
85
Installatietechniek Justus van Effen
Justus van Effen was een van de eerste wooncomplexen in Nederland waar een collectieve CV-installatie werd aangebracht. De nieuwe energie-installatie is ook weer collectief. De leidingen volgen zelfs het oor- spronkelijke tracé.
86
In de woning betekent ‘100% nu’ voor de installatie,
dat sprake is van een neutraal gezoneerde vloerver- warming en -koeling, vraaggestuurde ventilatoren, draadloze aflezing van de warmtemeter en dergelijke.
87
Justus van Effen een energieneutraal complex.
De investering in de duur- zame installatie wordt door Woonstad gedaan en ondergebracht in het Justus Energiebedrijf. De bewoners houden via de vereniging van eigenaren zeggenschap in het beleid van dit energiebedrijf. Zo kunnen de woonlasten in de toekomst onafhankelijk blijven van stijgende energieprijzen.
88
Conclusies -Justus van Effen -
1. staat duurzaamheid van het resultaat voorop. (De eigenschappen en werkingen van het monument worden door de ingrepen hersteld en versterkt, waardoor het monument ook in de toekomst ‘zichzelf’ kan blijven.) 2. Voor de verduurzaming en de verbetering van de energiehuishouding van Justus van Effen is gebruik gemaakt van nieuwe innovatieve technieken en materialen, zoals het warmtedak en de zwevende gietvloer met vloerverwarming. Dit zijn materialen en toepassingen die aansluiten bij de traditionele werking van het gebouw. Innovaties in de techniek moeten gebaseerd zijn op kennis van deze werking.
89
De kleuren van Huis Sonneveld
Bij de restauratie van Huis Sonneveld werd technisch onderzoek verricht naar de originele kleurschema’s in de interieurs.
90
Het interieur van Huis Sonneveld verrast door het kleurbeeld.
Een rijk palet aan kleuren viel te verwach- ten op grond van archiefgegevens en de overlevering van onder andere de architect Jaap Bakema. ‘Tot voor kort vond men er nog een eigen sfeer in elke slaapkamer en bijbehorende sanitaire ruimte, verkregen door kleuren en details, die destijds in overeenstemming waren met de specifieke omstandigheden van een bepaald lid van het gezin.
91
Bronnen (renovatie van Huis Sonneveld )
Tijdens de voorbereiding van de restauratie van dit relatief gaaf bewaard gebleven interieur van het Nieuwe Bouwen is ervoor gekozen om een zo authentiek mogelijk beeld op te roepen van de kleurstelling en inrich- ting zoals die anno 1933 is geweest
92
Kleurladders (renovatie van Huis Sonneveld )
Bij het onderzoek was de belangrijkste bron natuurlijk het huis zelf. Op wanden, plafonds, kozijnen, deuren en vast meubilair kon immers onder de vele later aangebrachte lagen de oorspronkelijke afwerking nog aanwezig zijn. Om deze informatie op te sporen, is het krabben van kleurladders (stratigrafisch onderzoek) een beproefde methode.
93
Kleurmeting (renovatie van Huis Sonneveld )
Na bepaling van de originele afwerking, kon worden overgegaan tot kleurmeting. Omdat verf op lijnolieba- sis in afgedekte toestand (in het donker) verkleurt (vergeelt en verdonkert), was het noodzakelijk om de blootgelegde kleur enige tijd aan het daglicht (UV) bloot te stellen. Daarbij kon de juiste tint van de oor- spronkelijke kleur met behulp van hedendaagse kleurcodes worden gezocht.
94
Glans en oppervlaktestructuur (renovatie van Huis Sonneveld )
Naast kleur zijn ook de oorspronkelijke glansgraad en oppervlaktestructuur bepalend voor de authenticiteit van de reconstructie. In het interieur van huis Sonneveld zijn er door Brinkman & Van der Vlugt vijf ver- schillende soorten verven gebruikt, die bij de restauratie opnieuw zijn toegepast. Deuren, betimmeringen en radiatoren werden voorgelakt aangeleverd op het werk, zoals omschreven in het bestek. Vervolgens werden deze afgewerkt met een kleurlak op oliebasis in een zijdematte uitvoering.
95
Instandhoudingstechnologie
of (de kennis van) conserveringstechnieken gaat uit van natuurwetenschappe- lijk onderzoek naar de degradatie van bouwmaterialen. Het is een breed kennisveld en dat is ook logisch. Bouwmaterialen zijn zeer verschillend van aard en de aantasting van hout verschilt daarom fundamenteel van de aantasting van (bak)steen. Daarnaast verkeren materialen onder nogal verschillende expositieom- standigheden.
96
Kleurstellingen (renovatie van Huis Sonneveld ) Op basis van de resultaten van het gedetailleerde kleurenonderzoek in Huis Sonneveld, kunnen drie soorten kleurstellingen worden onderscheiden.
De traphal en gangen hebben een warm beige kleur met een lichtgeel op deuren van de verschillende ver- blijfsruimten. De kamers waar het echtpaar Sonneveld verbleef of haar gasten ontving, zijn uitgevoerd in aardkleuren, brons, bruin en beige tinten met daaraan toegevoegd een enkel kleuraccent in het meubilair, bijvoorbeeld lichtgeel in de hoofdslaapkamer of vermiljoen rood in de haardhoek van de werkkamer. Op- merkelijk is de toepassing van bronsmetaalglans op wanden, radiatoren en stalen ramen in deze vertrek- ken, met name als achtergrond voor de zit- en rustplekken. Een andere kleurgroep is te vinden in die vertrekken waar fellere kleuren zijn toegepast bij het vaste meu- bilair en de stofferingen, zoals in de studio voor de dochters, de eethoek of de kinderslaapkamers. De derde kleurgroep betreft de dienstvertrekken en verkeersruimten, die geheel in beige tinten zijn gehou- den. In de dienstruimten is het beige afgestemd op de kleur van het tegelwerk en is er alleen de toevoe- ging van een diep rood als accentkleur op deuren en op meubilair. De hal, het trappenhuis en de gangen hebben lichtgele accenten op deuren naar vertrekken en groengrijs op kastdeuren en radiatoren tegen een beige-roze wandafwerking.
97
De oorspronkelijke, Latijnse, betekenis van het woord monument is
‘herinnering’. In die zin draagt het mo- nument bij aan het weten over het verleden.
98
Volgens de Monumentenwet 1988 behoren tot de categorie ‘monument’:
alle vervaardigde, onroerende, zaken ouder dan vijftig jaar, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.1 Daar kan aan worden toegevoegd dat een monument hoort te passen in een bepaalde context en in een bepaalde continuïteit.
99
Restaureren, reconstrueren, behouden
Vanaf het begin van de Europese bouwgeschiedenis is er aandacht geweest voor behoud en restauratie, en zeker ook voor hergebruik.
100
Een vroeg voorbeeld van een restauratie
was het Pantheon in Rome, oorspronkelijk gebouwd in 27 v. Chr. (figuur 5). De restaurerende, of eigenlijk reconstruerende keizer Hadrianus, liet overigens uit eerbied voor de oorspronkelijke bouwer, diens naam in de architraaf hakken: Marcus Agrippa, zoon van Lucius en voor de derde maal consul, heeft dit gemaakt!
101
Compatibiliteit
Het behoud van historisch materiaal en daarmee het behoud van authentieke waarde, wordt in belangrijke mate bepaald door de vraag in hoeverre de bij restauratie of onderhoud gekozen materialen compatibel zijn met de historische.
102
Compatibiliteit kan wor- den beschouwd als
een conceptuele eis of een uitgangspunt binnen een groter kader, waarin waardestel- ling en authenticiteit een rol spelen. Met het compatibiliteitsbeginsel als randvoorwaarde kunnen functionele en technische eisen gesteld worden en kunnen op het laagste niveau van abstractie materiaaleigenschap- pen worden omschreven
103
Bij het werkterrein van de conserveringstechnieken
aat het om het behoud van historische materialen en constructies. Het denken in termen van compatibiliteit van ingrepen vormt daarbij een belangrijk onderdeel van het beslissingsproces. Het technisch ingrijpen bij restauraties is geen op zich staande handeling met standaardoplossingen.
104
De conserveringsingreep is gebaseerd op
kennis van de staat van conservering van het betreffende gebouw en van het betreffende materiaal.
105
Omdat materiaaleigenschappen en daaraan gekoppelde transportprocessen in materialen bepalend zijn voor degradatieprocessen
is inzicht in het gedrag van bouwmaterialen nodig om uiteindelijk tot de keuze van compatibele oplossingen te komen. Bij het denken over technieken voor conservering gaat het zowel om hun mogelijkheden als om hun risico’s.
106
Het werkterrein van de conserveringstechnieken is zeker niet beperkt tot middeleeuwse gebouwen,
maar vindt ook zijn toepassing in jonge twintigste-eeuwse monumen- ten en in andere in stand te houden of te onderhouden gebouwen en constructies.
107
De voornaamste materi- alen waarmee de architect te maken zal krijgen zijn:
``` – Metselwerk; – Baksteen; – Mortel; – Natuursteen; – Hout; – Beton. ```
108
De belangrijke vormen van schade en verwering worden veroorzaakt door
omgevingsfactoren zoals water, vorst, luchtvervuiling, overstroming, in het algemeen in combinatie met materiaaleigenschappen.
109
De aantastingsprocessen die onder die omstandigheden plaatsvinden hebben te maken met de aanwezigheid van vocht. RILEM Commissie TC COM geeft het volgende overzicht:9
– Proces van vries-dooi cycli; – Proces van zoutkristallisatie cycli; – Proces van chemische omzetting (resulterend in de vorming van expansieve verbindingen: onder andere door droge en natte depositie van luchtverontreinigingen als SO2, NO2, vliegas, roet, ...); – Proces van oplossen en uitlogen; – Proces van wind en water erosie; – Proces van hygroscopische vochtopname door zouten; – Proces van biodegradatie; – Proces van uitzetting en krimp onder invloed van vocht- en temperatuurwisselinge
110
Schade door constructieve oorzaken
Schademechanismen die de constructieve veiligheid van gebouwen in gevaar kunnen brengen moeten ui- terst zorgvuldig worden behandeld, of er nu sprake is van constructieve oorzaken of mogelijke constructie- ve gevolgen.
111
De schadeverschijnselen omvatten veelal bepaalde scheurpatronen, die ook nog eens kunnen samengaan met vervormingen. De eerste belangrijke stap in het diagnoseproces is
een visuele opname en analyse van het schade- of scheurenpatroon. Een dergelijke opname is niet altijd eenvoudig en vaak is de hulp nodig van een constructeur om alle aanwijzingen uit het patroon, zoals de richting van de scheur of scheuren, de scheurwijdte en het verloop daarvan, goed te kunnen interpreteren.
112
Scheuren en andere constructieve schades kunnen zijn veroorzaakt door
overbelasting, door zetting of bijvoorbeeld door extreme gebeurtenissen als aardverschuivingen, aardbevingen en dergelijke. Het is be- langrijk dergelijke scheuren te kunnen onderscheiden van scheuren ten gevolge van lengteveranderingen door temperatuur of door vochtwisselingen.
113
(Schade door constructieve oorzaken) De belangrijkste categorieën, die worden behandeld zijn:
– Eigen gewicht (en rustende belasting) in zware massieve constructies; – Zettingen; – Horizontale verplaatsingen door spatten van bogen, gewelven of kapconstructies; – Extreme gebeurtenissen, als aardbevingen, aardverschuivingen.
114
Bij het identificeren van constructieve schadepatronen moeten de volgende kenmerken in beschouwing worden genomen:
– Scheurwijdte en variatie daarvan over het verloop van de scheur; – Diepte van de scheur(en): oppervlakkig of door en door; – Richting van de scheur(en); – Combinatie van het scheurpatroon met vervormingen en verplaatsingen.
115
Naast de visuele kenmerken van het scheurpatroon moet ook het volgende mede worden beschouwd:
– Het gedrag van de scheur in de loop van de tijd; vergelijking van de schade met de schade zoals aangetroffen bij eerdere inspecties; monitoren (verder volgen in de loop van de tijd); – De bouwmaterialen waaruit de constructie is opgebouwd; – de gebruikte constructietechniek; – Gaat het bij de constructie met schade om een muur, kolom, boog, ...; – Welke constructieve elementen zijn verbonden met het beschadigde bouwdeel; – Welke ingrepen zijn in de loop der tijd uitgevoerd.
116
Dankzij een hulpmiddel als MDDS
(Monument Damage Diagnostic System), is het mogelijk door een visuele inspectie op gestructureerde wijze tot een hypothese met betrekking tot het schadeproces te komen.
117
Het gebruik van expertsystemen in de bouwpraktijk
is een tamelijk recente ontwikkeling
118
Het is verstandig bij een opname gebruik te maken van een set eenvoudige instrumenten, zoals:
``` – Fototoestel en verrekijker; – Flesje water, pipet en Karstenbuis; – Rolmaat; – Scheurwijdtemeter; – Priem; – Voeghardheidsmeter; – Kleine hoeveelheid HCl (verdund zoutzuur). ```
119
Het vastleggen van de aangetroffen schade kan in MDDS op verschillende niveaus worden gedaan:
bijvoor- beeld op het niveau van constructies of bouwdelen (muur, dak, vloer, kolom ...) en daarnaast op het niveau van individuele materialen (natuursteen, baksteen, pleister, voegmortel, verf...). De gebruiker voert bepaalde gegevens in en opereert daarbij volgens een logische methode, die bovendien garandeert dat rapporten die door het systeem worden gegenereerd coherent zullen zijn, waarbij geen essentiële onderdelen van een opnameonderzoek zijn vergeten. Het rapport bevat uiteindelijk alle nodige stappen om te komen tot een goede diagnose.
120
(MDDS) Tijdens het bekijken van het gebouw kan de gebruiker voor verschillende situaties komen te staan
in de zin van type, omvang en ernst van de schade. Zo kan schade soms beperkt zijn tot een pleisterlaag, maar in andere gevallen ook de muur daarachter omvatten dan (wat meestal zal wijzen op een andere oorzaak); de schade kan uiterst locaal zijn of juist wijd verspreid; het kan gaan om beginnende schade of om een scha- deproces dat zich al gedurende lange tijd heeft kunnen ontwikkelen en waarbij ernstige vormen van schade zichtbaar zijn. Het systeem maakt het de gebruiker mogelijk zoveel als maar nodig blijkt in detail te gaan, waarbij alle informatie die relevant lijkt voor de opname en de daarna uit te voeren diagnose worden geno- teerd.
121
MDDS kan op elk moment tijdens de consultatie een rapport genereren. Het rapport zal zowel gegevens als foto’s van het gebouw en de afzonderlijke constructies die zijn bekeken omvatten evenals een definitie van de waargenomen schade. Om een goede basis te krijgen voor een eventuele ingreep, reparatie of restaura- tie zijn de volgende stappen noodzakelijk:
– Een (bouw)historische beschrijving, inclusief interventies uit het verleden; mogelijke historische gebeurtenissen die kunnen hebben bijgedragen aan de huidige staat van conservering en de aan- getroffen schade. Daarnaast is een waardestelling van belang; – Beschrijving van de technische staat van conservering, waartoe behoort: • Beschrijving van de schadetypen; • Evaluatie van de condities waaraan de constructie is blootgesteld; • Beschrijving en identificatie van de toegepaste materialen. – Diagnose en risicoanalyse; – Beslissing omtrent wat te behouden en wat te vervangen; – Documentatie van het bovenstaande en van de interventie.
122
Conserveringstechnieken
Bij het daadwerkelijk inzetten van conserveringstechnieken gaat het in de eerste plaats om het begrijpen van de oorzaken van eerder opgetreden degradatieverschijnselen en schade.
123
Voorbeelden van conserveringstechnieken en -materialen zijn onder andere:
– Technieken en materialen voor het bestrijden van optrekkend vocht; – Gevelreinigingstechnieken; – Hydrofoberen van gevels; – Antigraffiti behandeling van gevels; – Kathodische bescherming van ijzer (zoals wapening in beton of ankers en dergelijke in baksteen en natuursteen metselwerk); – Steenreparatie mortels voor reparatie van aangetaste natuursteen en baksteen; – Gebruik van speciale restauratiepleisters voor muren die met vocht en zouten zijn belast. Daarnaast behoort tot het gebied van de conserveringstechnieken ook de vraag welke soorten baksteen, natuursteen of mortel te kiezen bij restauratie.
124
Herontwikkeling is niet alleen voorbehouden aan architectuur
Door de eeuwen heen worden cultuurgoede- ren hergebruikt, van oudsher ook vanuit economische en pragmatische motieven.
125
Bij herontwikkeling maken meerdere (bestaande en beoogde) waarden deel uit van de overwegingen van de architect. Dat zijn ondermeer:
``` – de esthetische waarde van het gebouw; – de emotionele waarde; – de culturele waarde; – de sociale (maatschappelijke) waarde; – de gebruikswaarde; – de ecologische waarde; – de economische waarde; – de architectonische waarde; en, als laatste genoemd maar niet de minste, – de (cultuur-) historische waarde. ```
126
De architect komt de historische waarden van het object vooral in twee vormen tegen:
ematerialiseerd (het gebouw zelf) en (immaterieel) in verhalen over het gebouw. Het gaat in beide gevallen over wat door de tijd overgeleverd werd. Dat betekent dat de architect zich moet losmaken van de waan van de dag. Hij moet oog hebben voor die historische aspecten van het gebouw en de relevantie ervan behouden of her- stellen. Hij moet ze in het ontwerp meenemen en in voorkomende gevallen zelfs tot de kern van zijn ont- werp maken.
127
Consolidatie gaat uit van
het behoud van de stedenbouwkundige structuren en ook zo veel mogelijk van behoud van de bestaande bebouwing. Daarbinnen wordt gezocht naar de mogelijkheden om de gewenste verandering te accommoderen
128
Het gevaar van de tabula-rasabenadering is
dat waardevolle architectonische en stedenbouwkundige kwali- teiten verloren gaan, sociale structuren onnodig kapot worden gemaakt, kapitaal wordt vernietigd, de hoe- veelheid sloopafval onnodig groter wordt en dat er wezenloze en footloose architectuur wordt geprodu- ceerd. En misschien wel het ergste is dat de maatschappelijke problematiek, die de aanleiding tot de hele aanpak vormde, vaak verplaatst wordt in plaats van aangepakt.
129
De tabula-rasabenadering is primair een vastgoedbenadering
die geen antwoord geeft op de maatschappe- lijke problematieken waarmee de bewoners te maken hebben. Deze benadering omzeilt via sloop de pro- blemen die in het beheer moeten worden opgelost.
130
Bij transformatie is op voorhand niet duidelijk wat het uitgangspunt moet en zal zijn:
e bestaande gebou- wen of het nieuwe programma. Dat hangt af van de kwaliteiten en mogelijkheden van de gebouwen en de gewenste veranderingen en de mogelijke synthese daartussen.
131
Transformatie is een specifieke benadering van de stedelijke vernieuwing.
Cruciaal voor de ontwerpopgave binnen de transformatie is de zoektocht naar oplossingen voor maatschappelijke problematieken. Om die zoektocht te kunnen doen is een aantal stappen in het ontwerpproces nodig. Binnen die stappen verandert de functie van het ontwerp steeds.
132
In deel II hebben we drie projecten beschreven volgens een vast stramien.
Stappen in het ontwerpproces 1. Van opdracht naar ontwerp opgave (herformulering in relatie tot doelen en context) 2. Verkenning mogelijkheden (divergentie in onderzoek naar mogelijkheden voor context, programma en beeld) 3. van ontwerp opgave naar concept (convergentie in toetsen en concept) 4. van concept naar ontwerp (uitwerken concept in ontwerp voor gebouw) 5. van ontwerp naar uitvoering het ontwerp gereed maken voor uitvoering in samenwerking met uitvoerende partij 6. evaluatie (terugblik op opgave, concept, ontwerp en uitvoering)
133
functies van het ontwerp
1. document tot verleiding (tekeningen tbv verleiding van betrokken partijen) 2. Document van onderhandeling (tekeninge tbv discussie van programma en kosten 3. Document van uitvoering (tekeningen tbv ontwerp en uitvoering)
134
Het begrip industrieel erfgoed verwijst
naar een grote hoeveelheid roerend en onroerend goed dat uit voorbije tijden van industriële bedrijvigheid stamt. Het omvat zeer verschillende gebouwtypologieën zoals vuurtorens, silo’s en fabrieksgebouwen maar ook infrastructuur zoals spoorwegen, sluizen en vliegvelden, havens, voertuigen, machines en installaties
135
Herkenning van de betekenis van industrieel erfgoed
was en is een eerste belangrijke stap voor behoud. De tweede, nog belangrijkere stap is het om een nieuwe, vitale functie te vinden voor de industriële gebouwen of gebieden. Dit is net als bij elk gebouwd erfgoed noodza- kelijk om behoud, onderhoud en instandhouding op lange termijn te kunnen bekostigen. Er is echter een aantal bijzondere kenmerken, kansen en moeilijkheden, als het gaat om het herbestemmen van industrieel erfgoed.
136
Vanuit cultuurhistorisch perspectief is de onderlinge samenhang tussen
gebouwen en andere productiemid- delen zoals machines van groot belang.Vaak is het niet een afzonderlijk gebouw maar een groep gebouwen, die samen met machines en infrastructuur een verdwenen productieproces, het functioneren van een fabriek of een ambachtelijke werkwijze herkenbaar weerspiegeld.
137
De grote uitdaging van deze gebiedsgerichte herontwikkelingsopgave is
het waarborgen van de aanwezige cultuurhistorische waarden ondanks de vele verschillende belanghebbenden, het langdurige proces en de moeilijkheid om vanwege de noodzakelijke grondsanering en lastig te hergebruiken gebouwen een sluitende exploitatie rond te krijgen.
138
Ten noordwesten van de Eindhovense binnenstad ligt langs de spoorlijn een geheel afgezonderde indu- striewijk, die de inwoners van de Lichtstad tot voor kort slechts van buiten af konden waarnemen. Deze wijk – Strijp S – was één van de complexen in de stad waar Philips Electronics Nederland B.V. zijn elektro- nische producten maakte en die vervolgens over de hele wereld uitvoerde. Op basis van het nieuwe Bestemmingsplan Strijp S zal
Philips zich geleidelijk van het fabrieksterrein terugtrekken. Daarmee komt het gebied beschikbaar om tot een nieuw stadsdeel ontwikkeld te worden. Het motto van die transformatie is ‘oude faam wordt nieuwe roem.’ Op basis van het nieuwe Bestemmingsplan Strijp S zal het gebied de komende decennia worden omgevormd tot een stedelijk subcentrum met een gemengd programma van wonen, werken, cul- tuur en voorzieningen, dat moet worden ondergebracht in bestaande en in nieuwe gebouwen.
139
Bij de plan- ontwikkeling en transformatie van Strijp S zullen
‘de essentiële kwaliteiten van het bestaande worden ge- bruikt als vertrekpunt voor nieuwe stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen, zodat een hoogwaardige specifieke identiteit van het gebied wordt bereikt.’
140
De drie fabrieksgebouwen van de Hoge Rug zijn aangewezen als rijksmonument en horen tot de weinige gebouwen op het voormalige Philips-fabrieksterrein die worden gehandhaafd en getransformeerd (afbeel- ding 6). Het doel van deze studie was te onderzoeken op welke wijze in het proces van transformatie recht kan doen aan zowel de monumentale waarde van deze gebouwen als aan de gestelde ambities van het nieuwe stedenbouwkundige masterplan. De centrale vraagstelling luidde:
Welke architectonische interven- ties zijn denkbaar en te realiseren vanuit de cultuurhistorische en bouwhistorische waardestelling enerzijds en vanuit de gewenste toekomstwaarde anderzijds?
141
De succesvolle transformatie van bestaande gebouwen, gebouwenstelsels en gebieden is een bijzonder complexe opgave. Naast het vaststellen van de al aanwezige waarden houdt die ook in
het bijzonder het benoemen van kansen voor herbestemming en het maken van keuzen in.
142
Idealiter worden transformatieplannen op basis
van een zorgvuldige cultuurhistorische en bouwhistorische waardestelling en een grondige verkenning van de kansen voor herbestemming (zoals nieuwe functies, hedendaagse eisen met betrekking tot ecologie, comfort en technische installaties) gemaakt.
143
Bij de trans- formatie van Strijp S werden echter
r al veel besluiten genomen voordat in 2008 de bouw- en cultuurhistori- sche onderzoeken afgerond werden. Zo werd het stedenbouwkundig plan van Bureau West 8 al in 2004 definitief vastgesteld.
144
Volgens het stedenbouwkundige masterplan van West 8 valt het nieuwe Strijp S uiteen in vier bouwfasen:
aan de Kastanjelaan, in ‘De Driehoek’, aan de Philitelaan en aan de Glaslaan (afbeelding 12). De fasen Kastanjelaan en Glaslaan omvatten voornamelijk woningen. De Driehoek is het plandeel met het meeste industrieel erfgoed – de Hoge Rug, het Veemgebouw en het Ketelhuis – en vormt het feitelijke centrum van het gebied. Wonen wordt daar gecombineerd met de functies werken, cultuur en recreatie. Aan de Philitel- aan, waar onder andere het historische Klokgebouw is gelegen, worden wonen en werken in gebouwen bij elkaar gebracht.
145
Op grond van het Definitief Stedenbouwkundig Plan van West 8 en het stedenbouwkundig ontwerp van Jo Coenen zal de architectonische beleving van de Hoge Rug ingrijpend veranderen:
1. Functionele en visuele eenheid Hoge Rug 2. Dubbelzijdigheid Hoge Rug 3. Vijfde gevel 4. ‘Kop’ Hoge Rug
146
1. Functionele en visuele eenheid Hoge Rug
Het ensemble Hoge Rug, dat werd gekenmerkt door de functionele en architectonische aaneenschakeling van de drie apparatenfabrieken SK, SAN, SBP en het Veemgebouw, wordt in het plan van West 8 behan- deld als drie afzonderlijke gebouwen. Volgens het plan wordt elke apparatenfabriek onderdeel van één bouwblok. Daardoor wordt de lineaire opzet van de Hoge Rug ten gunste van de typologie van een bouw- blok opgegeven. Het feit dat Trudo twee verschillende architectenbureaus heeft gekozen om plannen voor de tijdelijke herbestemming van de gebouwen SAN en SBP te laten ontwikkelen, bevestigt deze verwachting. De functionele en visuele samenhang tussen de gebouwen SBP, SAN en SK dreigt verloren te gaan.
147
2. Dubbelzijdigheid Hoge Rug
In het stedenbouwkundig plan van Jo Coenen komen de bouwblokken achter de Hoge Rug te vervallen en wordt uitgegaan van een levendig binnengebied met centrumfunctie tussen de Torenallee en de Philitelaan. In het plan blijven Tankstraat en leidingenstelsel, die aan de noordzijde langs de Hoge Rug lopen, behou- den. Daarbij wordt de Tankstraat de belangrijkste ontsluiting van De Driehoek. De Hoge Rug speelt in het plan een cruciale rol als verbindend element tussen de hoofdas, de huidige Torenallee en het nieuwe cen- trum van Strijp S. De Hoge Rug, die vroeger alleen gericht was op de Torenstraat, wordt straks gekenmerkt door een dubbelzijdige opzet
148
3. Vijfde gevel (Hoge Rug)
Door de bouw van hoge torens (tot 32 verdiepingen) op Strijp S zullen de gebouwen van de Hoge Rug in de toekomst niet meer de hoogste gebouwen van het gebied zijn. Wat tot nu toe slechts daken met bitu- men dakbedekking waren, vormt straks de vijfde gevel van de Hoge Rug
149
‘Kop’ Hoge Rug
De sloop van gebouw SL omstreeks 1980 leidde ertoe dat gebouw SK het begin van de Hoge Rug vormt. Daardoor krijgt de kopgevel van SK een (te) belangrijke rol als gezicht van de Hoge Rug (afbeelding 17). In het Definitief Stedenbouwkundig Plan is op de plek waar vroeger gebouw SL stond ruimte gemaakt voor de reconstructie van het in de jaren vijftig door Le Corbusier ontworpen Philips-paviljoen. Maar of het paviljoen daadwerkelijk word herbouwd is nog onzeker. Duidelijk is dat de Hoge Rug op deze plaats om een nieuw aanknopingspunt en startpunt vraagt naar de stad toe.
150
1. Ensemblewaarde:
Met betrekking tot de cultuurhistorische waarde: de Hoge Rug als een functionele eenheid met haar speci- fieke stedenbouwkundige betekenis. Met betrekking tot de architectonisch-ruimtelijke waarde: de archi- tectonische uitstraling van de Hoge Rug als een reeks van samenhangende gebouwen met één lange gevel.
151
Het bijzondere aan het ensemble van de Hoge Rug binnen het gebied Strijp S is
de horizontale gelaagd- heid. Enerzijds kwam deze gelaagdheid duidelijk naar voren in het oorspronkelijk gebruik, waarbij op de begane grond over de gehele lengte van de Hoge Rug de overslag van goederen plaatsvond van het spoor.
152
2. Gebruikswaarde:
Door haar functionele opzet met dienende functies – ontsluiting, garderobes, sanitaire ruimtes – in de hoek- en middenrisalieten en door de grote ongedeelde ruimtes in de hoofdbouwmassa met een robuuste draagstructuur en een ruime verdiepingshoogte biedt de Hoge Rug ruimte voor multifunctioneel gebruik.
153
3. Ingenieurskunst:
De opbouw van de Hoge Rug als een structuur van monoliet gewapend beton, waarbij de gaafheid van bouwelementen zoals deuren, ramen, hang- en sluitwerk, trappen, de integratie van technieken, enzovoort opvallen.
154
We staan voor een enorme herbestemmings- en herontwerpopgave. Maar hoe pak je dat aan en welke ‘gereedschappen’ zijn daarvoor geschikt?
We herontdekken deze opgave die altijd al in mindere of meerde- re mate speelde. De geschiedenis vormt een rijke inspiratiebron en toont ons tal van voorbeelden waaruit wij lessen kunnen trekken.
155
Een stad is nooit af, zij is continu in beweging. Een stad evolueert waarbij we het vertrouwde koesteren, maar niet bevriezen!
Bijzonder daarbij is dat het stedelijk weefsel en vooral de fijnmazige verkavelingstruc- tuur een constante en zeer waardevolle karakteristiek is.
156
Hergebruik en herbestemming zijn van alle tijden. Het is niet iets specifieks van deze tijd, ofschoon onze focus zich daar hernieuwd op richt. In de architectuur- en bouwgeschiedenis zijn vele voorbeelden te vin- den.
Zij vormen een onuitputtelijke inspiratiebron en laten zien dat er heel verschillende benaderingswijzen mogelijk zijn, een range van tabula rasa, zorgvuldige instandhouding, completeren, interveniëren naar syn- these van oud en nieuw in een nieuwe compositie.
157
an belang voor elke herbestemming- en herontwerpopgave is:
ken uw zaak, weet waar het over gaat, inventariseer en analyseer, maak het je eigen, studeer en bestudeer het bestaande, ken de materialen en technieken. Leer de geschiedenis, de omgeving, de plek en het programma (van eisen) kennen.
158
Completeren van het bestaande,
van dat wat ontbreekt of van wat is aangetast door aan te vullen kan op verschillende manieren. Natuurlijk kun je het geheel weer completeren zoals het was (in oude luister her- stellen). Meestal ontbreekt echter betrouwbare informatie en vraagt de authenticiteit van het resterende om een andere benadering, om een duidelijk afleesbare toevoeging.
159
Twee voorbeelden illustreren deze interessante opgave.
Allereerst de bekroning van de toren van de Hervormde Kerk in IJsselstein. Als tweede voorbeeld het herstel van het Koldinghus (van 1972 tot 1992) in Kolding, Jutland in Denemarken
160
Hervormde Kerk in IJsselstein.
Deze kerk, gesticht in 1310, heeft een bijzondere toren van latere datum. Deze toren is een ontwerp van de Italiaanse architect Alessandro Pasqualini (1493–1559) en is in 1532–1535 gebouwd in renaissancestijl; uniek voor de Noordelijke Nederlanden in die tijd. Door blikseminslag en ver- volgens brand is de bekroning van de toren in 1568 verloren gegaan. Na een aantal mislukte pogingen tot restauratie werd de spits in 1632–1635 herbouwd. In 1911 brandde de spits echter nog een keer af.
161
Koldinghus (van 1972 tot 1992) in Kolding, Jutland in Denemarken
Dit kasteel stamt uit de dertien- de eeuw, maar na een brand in 1808 bleef slechts een ruïne achter. Het noodherstel met onder andere platte daken was uiteindelijk weinig bevredigend en diende na vele tientallen jaren vervangen te worden. De Exners kozen ervoor om de oorspronkelijke bouwsubstantie te respecteren en te completeren. De nieu- we draagstructuur is volledig losgehouden van de bestaande bouwmuren en de nieuwe gevels en daken zijn duidelijk afleesbaar in materiaal en detaillering. Zo zijn de nieuwe houten gevels vóór het vlak van de zware bouwmuren aangebracht. Het Koldinghus is een schoolvoorbeeld van een terughoudende consolida- tie in combinatie met een afleesbare completering met maximaal behoud van het authentieke werk.
162
Breuk
We zijn er allemaal op ingesteld om schade te voorkomen en als er onverhoopt toch sprake is van schade wil je die in de regel zo snel mogelijk en zo goed, zo onzichtbaar mogelijk, herstellen. Schade kan echter ook een nieuw beeld, een nieuwe kwaliteit, opleveren.
163
Interveniëren
Een bestaand complex, al dan niet monument, geschikt maken voor een nieuwe functie, houdt vaak ‘ruimte maken’ in, opschonen en verwijderen van elementen die weinig of geen (cultuurhistorische) waarde hebben en die het gebruik en de ontwikkeling van het complex blokkeren.
164
Toevoegen
Interveniëren in een gebouw kun je doen door iets weg te nemen maar ook door iets toe te voegen. Dat laatste doet Carlo Scarpa in Venetië bij de Fondazione Querini-Stampalia (1961–1963).
165
Dialoog
Wat is de essentie van de opgave om een opengevallen plek te vullen in een bestaande straatgevelwand? Je zou dat kunnen beschouwen als het aangaan van een gesprek met het bestaande en het streven naar een dialoog met de omgeving.
166
De gevel van het pand aan de Oude Schans nummer 3 in Amsterdam van architect Herman Zeinstra (1937) dateert uit 1975.
Voor het ontwerp van deze gevel heeft hij de opbouw van de gevels van de grachtenpan- den in Amsterdam bestudeerd. Hij creëert verwantschap door gebruik te maken van klassieke elementen zoals schaal, maat en verhoudingen van de verticale gevelopeningen (drie per verdieping), de hijsbalk, een hoge begane grondverdieping en de voorgevel als scherm.
167
Instandhouding
Verandering van gebruik en gewijzigde eisen die we aan een gebouw of omgeving stellen, zorgen ervoor dat het slechts in bijzondere gevallen mogelijk is om een gebouw te handhaven zoals het ooit bedacht en gerealiseerd is.
168
(Instandhouding) Meestal verdwijnt het oorspronkelijke gebruik
en op dat moment is er sprake van een mu- sealisering van het object. Zoals Huis Sonneveld in Rotterdam (oorspronkelijk ontwerp van Brinkman en Van der Vlugt uit 1932–1933, gerestaureerd door Joris Molenaar van 1999–2001) en het Anne Frank Huis in Amsterdam (gerestaureerd door Verlaan & Bouwstra architecten in samenwerking met prof.dr.ir. Coen Temminck Groll in 1999).
169
Een uniek voorbeeld van instandhouding en continuïteit van gebruik is
de zeven eeuwen oude moskee in Djenné in Mali. Dit voorbeeld van adobe-architectuur (gestampte klei) wordt jaarlijks met inzet van de ge- hele gemeenschap van een nieuwe toplaag voorzien. Dit is een bijzondere gebeurtenis die de hele stad in rep en roer brengt. De karakteristieke uitstekende houten balken in alle gevels vormen daarbij de werkplat- forms. De hele gevel komt daardoor binnen handbereik om de beschermende kleilaag met de hand aan te kunnen brengen, uit te smeren en alle scheuren in te wassen. Door de nieuwe toplaag is het lemen bouw- werk weer tegen het komende regenseizoen opgewassen.
170
Synthese
Als de instandhoudingopgave gecombineerd wordt met vernieuwing, is er soms sprake van een nieuwe spannende compositie die ver uitstijgt boven het bestaande, overigens zonder dit laatste te ontkennen. Ik geef daarvan enkele voorbeelden.
171
(Synthese) Allereerst een klassiek voorbeeld uit het zestiende-eeuwse Italië: de Basilica Palladiana (1546–1614) van Andrea Palladio, in het centrum van Vicenza aan het Piazza dei Signori.1
De Basilica is in de kern een gegroeid middeleeuws bouwwerk met een grote zaal waarin het bestuur van de stad bijeenkwam en waar ook recht gesproken werd, het Palazzo della Ragione, en met op de begane grond een groot aantal winkeltjes.
172
Re-use, re-design en re-naissance vragen om behoud èn vernieuwing, om continuïteit èn verandering.
Her- bestemming lijkt daardoor een contradictie in zich te dragen. Sleutel voor deze opgave is creativiteit ge- paard aan kennis en vaardigheid. Deze vormen bij uitstek de wapens van de architect.