bk6010main Flashcards

(320 cards)

1
Q

Wanneer kwam het echte eerste monumentenzorg wet?

A

21 mei 1940, maar was niet echt een vaste bodem voor monumenten. Pas na 1961 werden Stads- en dorpsgewesten ook in opgenomen. Monumentenzorg bleef daarmee wel vooral objectgericht: de eerste beschermde stads- en dorpsgezichten waren zoals gezegd beperkt van omvang en dienden vooral ter bescherming van de context van monumentale objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Na de oorlog had je tekort aan woningen. Men sloopte en bouwde nieuwe woningen, voor een andere prijs. Men werd gedwongen om te verhuizen. Dit deed de politiek geen deugd. Dit kwam door de sociale veranderingen end jaren 60 en 70. Sanering werd stadsvernieuwing en tegelijk nam de belangstelling voor monumenten toe. Wat was het gevolg?

A

Europees Monumentenjaar 1975.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vier hoofdperspectieven van erfgoed, aangezien erfgoed niet eenduidig is?

A
  1. Materialistisch objectgericht: monument als wetenschappelijk bewijsstuk. Forensische waarde.
  2. Omgevingsgericht: Erfgoedobject als onderdeel van een omgeving (context, stadsdeel, landsch.)
  3. Architectonisch objectgericht: Object als compositie van ruimten, vlakken, kleuren, texturen en andere
    architectonische uitdrukkingsmiddelen en de potentie daarvan voor een herontwerp en voor het
    toekomstig functioneren van het erfgoedobject.
  4. Sociaal- of subjectgericht: betekenis erfgoedobjecten voor het publiek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Men spreekt over twee vormen methodologie, welke en wat is de betekenis?

A

Eerste vorrm: geestes- en sociaalwetenschappelijk duiden: de vraag naar de betekenis van een bouwwerk, terrein of een gebied als erfgoedobject. Die vraag kan echter nimmer objectief worden beantwoord. Twede vorm: ontwerpend onderzoek: ingenieurswetenschappen (architectuur, stedenbouw, interieurarchitectuur, het landschapsontwerp. Het doel is dat het moeten dienen en gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Methodologie van erfgoedonderzoek in het herontwerpproces, het proces in fasen:

A
  1. Tekortkoming wordt geconstateerd
  2. Initiatief voor ingreep: tekortkomingen, financiën beschreven.
  3. Definitiefase: met opdrachtgever. wordt vastgesteld wat het project zal omvatten, PVE vastgesteld,
    nader analyse, cultureel onderzoek (op)nieuw gedaan, volgend traject DBMO, deel opdrachten
    opgesteld door opdrachtgever en daarna word de ontwerper uitgekozen.
  4. Ontwerpfase: ontwerper
  5. Uitvoering: cultuurhistorische waarden eveneens van cruciaal belang
  6. Gebruik: de tekortkomingen worden buiten beschouwing gelaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toegepast cultuurhistorisch onderzoek, wat is het?

A

Onderscheidt zich van ander toegepast historisch onderzoek vanwege het gezichtsveld en omdat het om een specifiek object gaat zoals, bouwwerk, terrein, park, plein, landschap, stadswijk of gebied. Onderzoek doormiddel van afbeeldingen, archiefstukken en literatuur, waarnemingen en algemeen onderzoek. De methodologie wordt bepaald door het formeel cultuurhistorisch onderzoek. Toegepast cultuurhistorisch onderzoek leidt tot hypothesen, die na verificatie een theorie opleveren, of anders tot waarschijnlijke aannamen. Zowel formele als cultuurhistorische worden ingezet. Hierbij is Plan van Onderzoek van plan. Als je vanuit Materialistisch perspectief bekijkt, dan kun je dat weer indelen in deelplannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formeel cultuurhistorisch onderzoek? algemeen cultuurhistorisch onderzoek?

A

Formeel: methodologie, nomenclatuur en metrologie. De nomenclatuur is interpetatie, waarbij alle aspecten worden meegenomen. De perspectief speelt een belangrijke rol (historisch, cultureel, maatschapelijk)Vanuit de maatschappelijk. Algemeen: naar de ontwikkeling van kapconstructies of verkavelingsvormen: kennis om de kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij krimp spelen voorts twee effecten een belangrijke rol?

A

De ene zou men een self-fulfilling prophecy kun- nen noemen: daar heeft men thans in de Achterhoek last van. Er is voldoende bedrijvigheid en er zijn vol- doende vacatures, maar de veronderstelling dat daar geen sprake van zou zijn, leidt ertoe dat studenten na het behalen van hun diploma niet meer naar de Achterhoek terugkeren, maar hun heil elders zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De hoofdfasen van een (her)ontwerpproces

A

Methodologie van wetenschappelijk onderzoek: vanuit een vraagstelling Midddel: bronnen en waarnemingen.
Die leiden tot een ontdekking (hypothese). Toetsing hypothese Leidt tot verificatie hypothese. Leidt tot een wetenschappelijke theorie. De theorie is toetsbare feit. In de praktijk is een het gebleken aanname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De implementatie van cultuurhistorisch onderzoek in een ontwerp:

A
  1. Plan van Onderzoek
  2. Interpretatie
  3. Waardestelling
  4. Definitie
  5. Ontwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vier hoofdperspectieven kunnen opgedeeld worden in deel objecten. Daarbij is perspectief erg belangrijk. Van de eerste hoofdperspectief Materiaal, kun je bekijken vanuit architectuurhistorie, van de bouwhistorie of van de bewoningsgeschiedenis. Maar vanuit de waardering afbeelding 3 (R,B)wat kun je daarover zeggen?

A

De interpretatie een waardering geven, die binnen een bepaald perspectief van toepassing is. Daarvoor gebruik je indicatoren: gaafheid, zeldzaamheid, herkenbaarheid, de ouderdom, de belevingswaarde en de betekenis voor een context.. Let op: indicatoren zijn op zichzelf niet van belang. Op deze manier kan e een conclusie schrijven. De indicatoren kunnen vanuit 1 perspectief hoge waarde hebben, maar van ander zeer lage waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is verstaan onder duurzame Nieuwbouwopgaven?

A

Behalve dat het gebouw zelf zo veel mogelijk (cadle-to-cradle) milieuvriendelijk moet zijn, worden ook technieken zoals warmte- en koudeopslag en -terugwinning, winning van zonne-energie, warmte-isolatie en een uitgekiende ventilatie toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De waardestelling, hoe wordt deze van subject naar object gekoppeld?

A

Wanneer men een keuze gaat maken tussen bepaalde waarden. Daarbij moet men uiteraard voor ogen blijven houden dat het in stand houden van waarden een maatschappelijke opdracht is. Niet vanuit persoonlijk perspectief. Waarbij de onderzoeker volgen de Richtlijnen en ervaring werkt, maar deze moet gevraagd worden door de Architect. De Aanraakbaarheid van het gele gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De waardestelling,Noem een voorbeeld hierin? Welke stappen zijn dat?

A

Binnenhofcomplex in Den Haag. Klein interne verbouwing:
Eerste stap is: een waarde de functie toekennen. Voor het bepalen van de aanraakbaarheid worden zaken en aspecten beschreven die wel in het ontwerp voorkomen. Andere aspecten die niet voorkomen, worden voorlopig ‘geparkeerd’ of ‘uitgezeefd’. Stap twee is de waardestelling te ijken: de gebruiker en de monumentale waarde van d 18de eeuwse pand. Het gevaar bestaat dat de meerderheid gelijk krijgt en om dit te voorkomen, kan men terug vallen op Algemeen Belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Restauratie?

A

Het met zorg bezig zijn met objecten, die eerder door anderen zijn gemaakt omdat men waarden onderkent. Restaureren tot oorspronkelijk ontwerp, conserveren in aangetroffen toestand. Dat kan van alles zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Renovatie?

A

Maatregelen die tot doel hebben om de functionele en technische staat boven het bestaande niveau te verhogen. Engels:
– Renovation : not adding something new, but maintain and improve the value and function; update. Waarde en functie verbeteren, updaten.
– Refurbishment: measures also include intact, but for example, outdated components or surfaces. Verhoudingen intact houden
– Conversion : includes also changes of the loadbearing structure or interior layout. Ook veranderingen aan de constructieve structuur van het gebouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Transformatie?

A

Ingrijpende veranderingen aan het bestaande, veelal meerdere gebouwen, een complex, ensemble, wijk of stadsdeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is inventatie

A

De verandering van één onderdeel op gebouwniveau. Een transformatie bestaat uit meerdere interventies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Europese Monumentenjaar (1975)

A

De belangstelling voor monumenten groeide, en het is nu allang geen hob- by van oudere heren meer, maar een gebied dat brede maatschappelijke belangstelling geniet. Daarin kwam het steeds groeiende verzet tegen de stadsvernieuwing tot uitbarsting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is sloop?

A

Bij sloop worden delen van het bestaande of het geheel verwijderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeelden Restauratie?

A

Portugese synagoge Amsterdam uit 1674. Architct Elias Bouman. Gerestaureerd door Kees Doornenbal tussen 2010-2011. Joodse cultuur vereiste behoud en geen nieuwe aanpassingen zoals verwarming en elektriciteit. Geen nooduitgang borden, behalve de zij gebouwen hebben nieuwe voorzieningen gekregen. De fundering en kapconstructie zijn gaaf. Word nu als museum gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeelden Renovatie?

A

Westraven uit 1974, Jan Lucas
CePeZed heeft het ingrijpend gerenoveerd. De oude gevel is gehandhaafd maar er zijn grote openingen over meerdere verdiepingen aangebracht om meer openheid en oriëntatie in het gebouw te krijgen. Er is deels een scherm in metaaldoek aan toegevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lang was het gebruikelijk om steeds nieuwe terreinen te ontwikkelen, waardoor de bestaande terreinen in een neerwaartse spiraal kwamen.

A

De daar gevestigde bedrijven werden steeds marginaler en leegstand en verpaupering werd een weinig zeldzaam beeld. Zeker waar ze dicht bij de bewoningskernen en verbindingsknooppunten zijn gelegen, vormen ze echter uitermate interessante herontwikkelingsgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeeld transformatie?

A

Strijp-S, de transformatie van voormalige Philips terrein in Eindhoven
Jo Coenen, Sjoerd Soeters, hebben deelplannen uitgewerkt, op basis van het masterplan van West 8. R-MIT heeft analyse uitgevoerd van het gebouw de Hoge Rug, om voorwaarden te stellen voor de transformatie van het gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Voorbeeld Sloop?
Stationspostkantoor Amsterdam, 1968, door Merkelbach & Elling opgeleverd. In 2001 ging de postdistributie met vrachtwagen, waardoor het gebouw leeg kwam te staan en kon het Oosterdokseiland her-ontwikkeld worden. Later bleek dat het gebouw in staat was gerenoveerd te worden en gebruikt te worden.
13
Voorbeeld van transfromatie, renovatie en restauratie
Rijksmuseum Amsterdam, 1885, van Pierre Cuypers Transformatie door Cruz en Ortiz: nieuwe entreehal, nieuwe gebouwen, herinrichting terrein, grondige verbouwing, nieuwe installaties. Architectuur wordt gerespecteerd. Op sommige plaatsen wordt daarbij ook de interieurafwerking van Cuypers hersteld (deels vrijgelegd, maar grotendeels gereconstrueerd). Restauratiewerk door Van Hoogevest Architecten.
13
Wat zijn de analyse fasen?
1. Observatie: tekeningen, bronnen, literatuur en gegevens over het gebouw zelf 2. gegevens selecteren: analyseren en schematiseren.wat jou vragen kunnen beantwoorden en wat relevant is. 3. Conclusie: minmap, collages en samenvatting. Verbanden tussen alle analyses 4. Uitgangspunten: bepalen de restauratie, sloop of transformatie
14
Wat zijn de analyse fasen bij een object, dus een gebouw?
1. Ruimte, gebouw en omgeving. Bepaalt de functies. Licht, lucht, kleur, maat, textuur, geluid, etc. 2. Structuur: draagconstructie, maatstaven. De structuur is aanwezig in het volume, in de vorm, in de maatsystematiek, in de constructie, in de textuur, in ruimte en in de materie. Word bepaald door de ruimte, vorm, grenzen van de ruimte en materie. En installatie is secundair systeem. CONTEXT NIVEAU: 3. Opdracht: wat was de functie waar kan het in de toekomst dienen, ontstaan, PVE, regels, wetten, uitvoering, uiteindelijke verschijningsvorm en sociale aspecten (betekenis gebouw) 4. Locatie: stedenbouwkundige situatie, historisch alleen aspecten die relevant zijn (uitvoering en uiteindelijke verschijningsvorm), toekomst beeld en sociale/culturele aspecten een belangrijke rol. 5, Architect: wat zij voor oog hadden of het bureau en wat ze gehandhaafd hebben om tot dit ontwerp te komen. 6. Typologie: worden gebouwen geordend naar een aantal gemeenschappelijke overeenkomsten. ABCD- Onderzoeksmethode op meervoudige wijze: eerst functie type en dan ruimte type (routing). 7. Ontwerpproces: De vraag waarom het toen zo is gemaakt staat centraal. Factoren die een veranderde rol spelen: veranderde bouwwereld, Bouwteams, aanbestedingsprocedures, welstandscriteria en overleg instanties over regels, eisen en wetgeving en kosten. DETAIL NIVEAU 8. Materie: concretisering van structuur en ruimte, gevoel, beleving, Licht, kleur, textuur, oppervlak, klank, straling, geur, maat en gewicht zijn factoren die bepalend zijn voor de beleving van de materialen. De materiaaltoepassing is veelal een graadmeter van de tijdloosheid van een gebouw. 9. Voorzieningen: installaties en bepalen ook de ruimte. Structuur in hoofd of eigen. In herontwerp spelen ze een grote rol. LAGEN IN DE TIJD: Respect voor het gebouw. Aan de hand van analyse kunnen verantwoorden waarom bepaalde onderdelen een transformatie, renovatie of herinrichting nodig hebben. De drie lagen in de tijd zijn onderscheidt in: - Ontstaan, tot en met de oplevering; - Bestaan, van oplevering tot het moment waarop we het gebouw op dit moment analyseren; - Ver(der)gaan, het vervolg na nu.
14
Noem een voorbeeld van Transformatie en sloop?
Erasmus Medich Centrum Rotterdam. Architect SJ Emden, Choicy, R. Eysinga. Het eerste deel van de hoogbouw werd in 1969 opgeleverd. Het totale plan werd op een stramien van 14,40 x 7,20 meter ontworpen en bestaat uit: 1 De Hoogbouw; geprefabriceerde betonnen draagconstructie. 2 De Klinische Wetenschappen; geprefabriceerde betonnen draagconstructie. 3 Twee Laagbouwstroken inclusief parkeerdekken; 4 De Laagbouw aan de oostzijde tussen de stroken met collegezalen en een kantine; en 5 De Laagbouw westzijde met college- en examenzalen. Gebouwen staan constructief los van elkaar. Gebouw omsloten door de parkeerplaats op begane grond en 1ste verdieping. De 2de verdieping had aansluiting met alle onderdelen. In 1994 opgeleverde Sophia Kinderziekenhuis werd op dit niveau ontsloten. Gevels ook geprefabriceerd. Interieur zoveel mogelijk in het zicht gelaten. Binnenwanden werden als demontabel systeem uitgewerkt en sanitaire units werden geprefabriceerd in het werk gemonteerd.
14
Beschermde stads- en dorpsgezichten hebben niet tot doel om het gebied te museali- seren, maar blijken wel in enige mate (en in Orvelte in sterke mate) dit effect te hebben.In de daarop volgende tijd waren er twee bewegingen te onderkennen:
– De beschermde gezichten werden groter in omvang en tegelijk kwam ook negentiende- en vroeg twin-tigste-eeuwse uitleg voor bescherming in aanmerking;– Ook buiten de beschermde gezichten werden de historische structuur en historische objecten geïnventa-riseerd en (ten minste) in een historische paragraaf van structuur- en bestemmingsplannen beschreven.
15
Wat is Heritage Sprawl?
Het begrip cultuurhistorie is opgerekt. Eerst alleen kastelen, kerken kunst en raadhuizen. Erfgoed werd opgevat als onderdeel van een collectie, een verzameling objecten in een denkbeeldig museum. De waardering voor het verleden werd uitgebreid tot latere tijdvakken en alledaagse bouwkunst, zoals fabrieken en volkshuisvesting, evenals de stads- en dorpsgezichten. Naarmate de levenscyclus van gebouwen korter wordt, neemt de behoefte toe om steeds jongere objecten en gebieden te beschermen. De lat lag eerst laag en in 20ste eeuw groeide de lijst.
16
Wat is Backward Utopia? Wat is de oorzaak? En gevolg? En voorbeelden?
Het verdwenen geloof in de betere toekomst; vroeger was alles beter. Als er nog sprake is van een utopie, dan zal die eerder in het verleden dan in de toekomst zijn te vinden. Dit is te typeren als backward utopia. Oorzaak is Globalisering, individualisering en virtualisering van het alledaagse leven wakkeren het verlangen naar geborgenheid en herkenbaarheid aan. Gevolg is dat we alles proberen te bouwen zoals vroeger, maar detaillering laat zijn werk na. Voorbeelden: grachten terug halen in Utrecht, Breda, Drachten en Amsterdam. Dit zag je ook terug in de Valkhof in Nijmegen.
16
Dat men graag terug wilde naar het verleden is wel duidelijk. Op stadsniveau zag je dat ook terug. Noem enkele voorbeelden? Was het positief?
Bourtange ging terug naar het jaar 1742, in Heusden herleeft het jaar 1774. De blauw printen werden hergebruikt. De gereconstrueerde vestingen bieden een authentieke historische ervaring en in het geval van Heusden ook een aantrekkelijke woonomgeving.
17
Wat verstaat men onder enscenering? Noem voorbeelden.
Is het verleden alleen maar te suggereren. Plaatsen als Brandevoort, Bataviastad en Esonstad bieden een historische ervaring, die vrij is van authenticiteit en historische gelaagdheid. Daarmee krijgt het verleden meer van een exotische reisbestemming dan van een verwijzing naar herkomst
17
De derde gevolg is versnelling, wat verstaat men hieronder? De mobiliteit, namelijk de auto. Je kan er bijna niet meer omheen. Maar het voordeel is wel dat je naar historische plaatsen kan reizen.
Vanuit de auto worden grootschalige structuren zichtbaar, zoals het rivierengebied, de polders en waterlinies. Nadelen: kleine steden romdom de grote stad worden gebouwd en die weinig met de oude binnenstad te maken hebben of de historische waarde ervan. Groene Hart of andere landschappen gemakkelijk afgedaan als een achterhoedegevecht.
17
(cultuurhistorisch onderzoek) Aan onderzoek nadat het ontwerp (zo goed als) afgerond is, kan maar één kwalificatie worden gegeven:
daarmee spant men het paard achter de wagen. Als er onderzoek wordt uitgevoerd, dan dient dat, wil het zinvol zijn, voorafgaand aan het ontwerp plaats te vinden. De vraag is dan, wie dat onderzoek het beste kan uitvoeren. Is dat de ontwerper zelf, zoals dat lang gebruikelijk was in de monumentenzorg en nog steeds bij parken en tuinen (en vaak ook bij schilderijen, beeldhouwwerken etc.)? Of moet dat een (onaf- hankelijke) deskundige zijn?
18
Erfgoed is een vestigingsfactor. Vanuit dit perspectief zijn cultuurlandschappen op te vatten als complementair aan de non places. Het ‘snelle’ landschap langs de snelwegen wordt aangevuld met ‘trage’ landschappen waarin het verleden de toon zet. De vierde gevolg is NIEUWE Nederlanders, wat bedoelt men hiermee? Noem voorbeeld.
De maatschappelijke context van Nederland veranderd. Tegenover het rijke verleden van Piet Hein en de Pelgrim Fathers staat een schamel heden. Delfshaven Rotterdam, bestaat uit 10 nationaliteiten. Het verleden is alleen terug te zien aan de molen, waar men soms gebruik van maakt. De bewoners identificeren zich niet met de stad. Het samenbindende verhaal is verbrokkeld en sluit niet meer aan op de maatschappelijke werkelijkheid.
18
Het 5de punt is Nieuwe geschiedenis, Wat bedoelt men?
De verandering van ons werkveld is de ruimte zelf. De huidige context wordt gedomineerd door de twintigste eeuw. De naoorlogse welvaartsstaat vormt de basis van het hedendaagse Nederland. Het gaat om industriegebieden, buitenwijken, snelwegen, ruilverkavelingen, recreatielandschappen, het Deltaplan en de Zuiderzeewerken. Alles wat na 1940 is ontstaan kunnen we niet interpreteren of waarderen.
19
De 6de ontwikkeling is de Overheid. Wat bedoelt men? Voorbeeld?
De decentralisatie en het terugtreden van de overheid. Door de decentralisatie krijgen gemeenten meer taken en bevoegdheden. Een voordeel is dat cultuurhistorie op een laag schaalniveau prima in de planvorming is te integreren. Het gevaar bestaat echter dat verantwoordelijkheden vermengen. Dat gebeurt wanneer gemeenten de cultuurhistorische kaders voor hun eigen ruimtelijk handelen bepalen De overheid concentreert zich in de ruimtelijke ordening op kerntaken: het beleid, hoofdlijnen en regie. Rotterdamse Lijnbaan: Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting van de gemeente ondersteunt de plannen voor een ingrijpende herontwikkeling, zonder de monumentenzorg erbij te betrekken. De integratie van cultuurhistorie in de gebiedsontwikkeling kan niet zonder de mogelijkheid om waardevolle bouwwerken of structuren wettelijk te beschermen. Een van de instrumenten is de Belvederebeleid van 1999, maar deze is niet goed genoeg voor herontwikkeling.
20
Het grote probleem is, dat erfgoed een economische waarde heeft en maakt plaats voor attractie en toerisme, helaas kan dat van monumentenzorg niet gezegd worden. Het kost geld, dan dat het oplevert. De markt en instrument is daarvoor niet aangemaakt.
RMIT heeft niet als prioriteit enkele architecten alles over restauraties te leren, maar om alle architecten gevoel voor context en geschiedenis bij te brengen.
20
Noem twee steden uit het buitenland die behoud van ontwikkeling hebben meegemaakt?
Brasilia is een ‘backward utopia’ van de 20ste eeuw. Geliefd, duurzaam woonmilieu met toekomst. Ontworpen door Lucio Costa. De monumentenzorg ontstond in het licht van de moderne stad en valt op door de originele interpretatie van historische essenties.Salvador: De monumenten geven geen beeld van goed of fout, maar naar oorsprong van vrij en democratisch Brazilie. Brasília en Salvador zijn extreme voorbeelden van ‘behoud door ontwikkeling’; cultuurhistorie is deel van de moderne samenleving.
20
Monumentenzorg gaat tegenwoordig ook niet meer alleen over eeuwenoude gebouwen.
Fabrieken, woon- complexen, leegstaande kerken en kantoren van tamelijk recente datum horen samen met nieuwbouwwij- ken van enkele decennia geleden net zo bij monumentenzorg als eeuwenoude kastelen, raadhuizen, grach- tenpanden en kerken. De grens met de moderne stedenbouw en architectuur is steeds meer aan het ver- vagen.
21
(Noem twee steden uit het buitenland die behoud van ontwikkeling hebben meegemaakt?) Waar hebben Brasilia en Salvador dat te danken?
Door de synthese van heden en verleden is van de aanbevelingen van het CIAMcongres van Athene in 1933. Functiescheiding werd erg populair in de 20ste eeuw. CIAM pleitte ook voor: wonen, werken, recreatie, verkeer en historische stadsbeelden. Brasilia hield zich vast aan de 5de. Het gaat er om de erfenis van alle zuilen en stromingen te beoordelen op zijn programmatische, esthetische, compositorische en economische bruikbaarheid voor de toekomstige stad. In Nederland werd er achterdochtig gezocht naar modernisme om afstand te doen van het oude. Dat is natuurlijk niet het antwoord. Contrasterende werken betekenden niet dat we los kwamen van het verleden. Terwijl ze in Brasilia dat gebruikte om te ontwikkelen in de toekomst met het ook op het verleden.
21
De relatie met de maatschappelijke dynamiek is zo sterk, dat de monumentenzorg zich niet meer naar binnen kan keren. Meer dan ooit is cultuurhistorie onderdeel van het ruimtelijke krachtenveld. Het cultuurbehoud richt zich daarbij op de constanten in een context van verandering, met als doel bij te dragen aan duurzaamheid, herkenbaarheid en meerwaarde. Om cultuurhistorie als bouwsteen voor vernieuwing te kunnen gebruiken moet in het ontwerpproces aan twee voorwaarden worden voldaan?
De bestaande kwaliteiten te beschrijven en in kaart te brengen. Een tekening volstaat niet alleen, je moet het je eigen maken, de typologie, morfologie, de betekenis, maatschappelijk betekenis. Elke plek heeft unieke kwaliteiten en deze moeten zichtbaar gemaakt worden. Tweede voorwaarde: in het ontwerp de potentiele kwaliteiten voor de toekomst te benoemen. Niet iedere plek kan dezelfde ingreep aan. Architecten kunnen zorgvuldig en eerlijk zijn, maar toch reconstrueren, imiteren of verplaatsen.
22
Restauratiefilosofie voor monumenten van de twintigste eeuw, twee Rotterdamse voorbeelden?
Het Justus van Effenblok, wooncomplex van M. Brinkman, Rotterdamse wijk Spangen is nu een rijksmonument sinds 1985.
22
In 1922 waren aantal dingen een experiment, benoem ze?
- Door het samenvoegen van twee bouwblokken ontstond een groot bouwblok met veel ruimte in het binnenterrein. - En de ontsluiting van de bovenwoningen verloopt aan de binnenkant van het blok. - Alle woonblokken omsloten aan de binnenkant. De BG hadden een eigen tuintje. - Centrale gebouw voorzien van voorzieningen - Architectonisch en stedenbouwkundig was het een experiment.
23
Renovatie in de jaren 80, wat werd er veranderd?
- de kleine woningen samengevoegd en nieuwe installaties toegevoegd. - Centrale hal had zijn functie verloren en is opnieuw gekiemd. - De oorspronkelijk aangestorte bovenstraat werd vervangen door een prefab constructie en de ramen werden door aluminium renovatiekozijnen. (later geen succes)
23
Renovatie in de jaren 80, wat werd er veranderd? CONCEPT:
Rond 2000 behoefte opnieuw aan te pakken: te krappe huizen, niet duurzaam, slecht uiterlijk, slechte renovatie van de jaren 80. Prijsvraag gewonnen door van Molenaar & Van Winden architecten en Hebly Theunissen architecten. Nieuwe visie: 100% monument, verleden, heden en toekomst worden integraal benaderd. 100% monument buitenkant: originele staat, binnenterrein met sterke zeggingskracht en ruimte voor presentatie van de ontstaansgeschiedenis. 100% nu voor binnen: modern, ruimtelijk en flexibel. - Gevels RC-waarde 4,5
24
Renovatie in de jaren 80, wat werd er veranderd?WERKWIJZE:
Uit onderzoek is voort gekomen, dat problemen zijn ontstaan, op plaatsen die veranderd zijn, t.o.v. het originele ontwerp. Voorbeeld: opentrappenhuis met fietsenstalling. Deze was onveilig geworden door hang jongeren. Dit werd gewijzigd naar het oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten met de huidige structuur. Op deze manier kon het architectonisch en stedenbouwkundige concept behouden blijven.
24
Wat was er ingrijpend veranderd aan de gevels? waarom en wat gedaan?
Door diverse onderzoeken zijn er aantal resultaten naar voren gekomen: Proefreiniging voor het metselwerk en dooi-vries onderzoek. Dit veranderde door plaatsing van Multipor gasbetonisolatie (18mm) met lage dichtheid. De vocht van binnen naar buiten en andersom word door het materiaal zelf geregeld. (Later is dit niet toegepast, omdat veel scheurvorming gaf).De diepe negge die in de raamopening ontstond gaf een karakteristieke beeld.
24
Sloop
ij sloop worden delen van het bestaande of het geheel verwijderd. Restauratie, renovatie, transformatie en sloop kunnen tegelijkertijd op één project van toepassing zijn!
25
Wat was er de werkwijze van de kozijnen? Wat vervangen en wat gezet en waarom?
Door diverse De jaren 80 aluminiumkozijnen zijn uiteindelijk vervangen voor oorspronkelijke beeld, namelijk houten. Omdat de huidige kozijnen grof waren gesneden. Doormiddel van tekeningen en foto’s zo geod mogelijk gerestaureerd. Maar door de grote schade, konden ze niet originele hout gebruiken. De ramen konden zoals oorspronkelijk draaien, rollen en vallen. Nieuwe systemen zijn toegepast met dubbel glas en dorpel.
26
Wat was er bijzonder aan de installaties? Waarom en wat was er nieuw/anders?
De eerste wooncomplex met een collectieve CV- installatie. De nieuwe energie installatie is wederom collectief en in het oude systeem terug gebracht. Er is wel een koud-en warmte opslag in de bodem met pomp. Een in de dakbedekking van het badhuis geïntegreerd warmtedak zorgt voor warm tapwater en wordt gebruikt om zomers de warmtebron in de bodem te regenereren.
26
Waarom is het Justus van Effenblok 100% nu? Wat er hiermee bedoeld?
Omdat het een energie neutraal complex is. Dit komt door de neutraal gezoneerde vloerverwarming- en koeling, vraaggestuurde ventilatoren (in de gevel), draadloze aflezer van de warmtemeter enz. Alles word door het Justus van Effenblok bedrijf bijgehouden en op deze manier regelen de huishoudens alles. Geen sprake van prijsverhoging, omdat ze energie neutraal zijn.
27
(Waarom is het Justus van Effenblok 100% nu? Wat er hiermee bedoeld?) Er kunnen twee conclusies getrokken worden, welke zijn dat?
1. Duurzaamheid staat centraal. Door de renovatie is het oude beeld weer terug. Het gebouw functioneert weer, zoals het moet en kan meegaan met de tijd. Men kan van de historische waarde weer genieten. 2. Gebruik van nieuwe innovatieve technieken, zoals een gietijzeren zweefvloer en vloerverwarming. Dit zijn materialen en technieken die passen bij het complex en moeten worden via kennis worden vergaard.
28
Naast het Justus Effenblok was er ook een ander complex die gerenoveerd werd, welke was dat? Wat was kenmerkend en wat moest er reconstrueert worden?
Huis Sonneveld, werd er technisch onderzoek gedaan naar de kleuren van het interieur. Dit onderzoek geeft een beeld van hoe belangrijk kleuren zijn voor reconstructie. Het huis moest gereconstrueerd worden naar het origineel en de juiste kleuren.
28
De analyse van gebouwen op Objectniveau
Ruimte, structuur
29
Waarom was de reconstructie zo moeilijk?
Omdat ze een beperkte bronnen hadden. Aan de hand van zwart/witte foto’s werden materialen en kleuren bepaald. Maar dat bleek lastiger te zijn dan ze dachten. De stoffering en meubelafwerkingen waren goed te onderscheiden, net als de bronzen en aluminium. Er werden ook familie leden gevraagd naar de kleuren: dit is onbetrouwbaar, omdat het subjectief is. Het waren juist aardkleuren met overwegend wit, grijs en zwart aangevuld met enkele accentkleuren die gedempt waren.
30
Welk werkwijze hebben ze gebruikt voor de kleuren bepaling?
Kleurladder: laagje voor laagje krabben zodat alle verflagen zichtbaar worden tot aan de grondlaag aan toe. Elk vakje vertegenwoordigt een diepere laag zodat tenslotte een strook ontstaat die de gehele kleuropbouw op archeologische wijze blootlegt. Meer dan 200 ladders gekrabd! In een enkel geval werd tot pigmentonderzoek en een EDX analyse besloten, op deze manier kon de verftype ook naar voren komen.
31
Welke kleuren werden het uiteindelijk en waarom?
Er werd voor de hedendaagse kleurenwaaier gekozen. De kleuren grijs en berge waren moeilijkst te bepalen. Er werden ICN en ACC pigmentonderzoek gedaan voor deze kleuren. De lichtinval en vervuiling zorgde ook voor verschillende kleurentinten.
32
Naast de kleur bepaling waren twee andere dingen ook belangrijk? Hoe bepaalt?
De glans en oppervlakte structuur. Er waren 5 verschillende verfsoorten gebruikt. Deuren, betimmeringen en radiatoren werden voorgelakt aangeleverd op het werk. Vervolgens werden deze afgewerkt met een kleurlak op oliebasis in een zijdematte uitvoering. De wanden van de dienstruimtes en de badkamers zijn met een silicaat muurverf behandeld. Aluminiumkleurige metaalverf is toegepast op de stalen kozijnen, terwijl in de woonwerkkamer en de hoofdslaapkamer de stalen kozijnen, radiatoren en enkele wanddelen een gespoten bronskleurige afwerking kregen.
33
(Welke kleuren werden het uiteindelijk en waarom?) De kleurstellingen van de ruimtes?
De traphal en gangen hebben een warm beige kleur met een lichtgeel op deuren van de verschillende verblijfsruimten. De kamers waar het echtpaar Sonneveld verbleef of haar gasten ontving, zijn uitgevoerd in aardkleuren, brons, bruin en beige tinten met daaraan toegevoegd een enkel kleuraccent in het meubilair, bijvoorbeeld lichtgeel in de hoofdslaapkamer of vermiljoen rood in de haardhoek van de werkkamer. Opmerkelijk is de toepassing van bronsmetaalglans op wanden, radiatoren en stalen ramen in deze vertrekken, met name als achtergrond voor de zit- en rustplekken. Een andere kleurgroep is te vinden in die vertrekken waar fellere kleuren zijn toegepast bij het vaste meubilair en de stofferingen, zoals in de studio voor de dochters, de eethoek of de kinderslaapkamers. De derde kleurgroep betreft de dienstvertrekken en verkeersruimten, die geheel in beige tinten zijn gehouden. In de dienstruimten is het beige afgestemd op de kleur van het tegelwerk en is er alleen de toevoeging van een diep rood als accentkleur op deuren en op meubilair. De hal, het trappenhuis en de gangen hebben lichtgele accenten op deuren naar vertrekken en groengrijs op kastdeuren en radiatoren tegen een beige-roze wandafwerking.
34
Wat is de betekenis van monument? En wat behoort daartoe?
Latijnse betekenis van het woord monument is ‘herinnering’. Volgens monumentenwet 1988 behoren tot categorie ‘monument’: alle vervaardigde, onroerende zaken ouder dan vijftig jaar, die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Daar kan aan worden toegevoegd dat een monument hoort te passen in een bepaalde context en in een bepaalde continuïteit.
35
Instandhoudingstechnologie: Gaat om conserveringstechniek van de materiaal, techniek, draagconstructie en bouwen of bouwdelen. Twee voorbeelden zijn: Pantheon in Rome: Mortel (Romijns beton) met een ongekende duurzaamheid: naam van de keizer op graveren uit eerbied. En Betonnen Fort in Amsterdam 1900, behorend tot de stelling Amsterdam (Unesco) Noem twee monumenten die vorm van Macht uitdrukken?
De zuil van keizer Marcus Aurelius(tweede eeuw) bekroond door de apostel Paulus (zestiende eeuw). ‘Hergebruik’ van monumenten: Tempel (Antoninus en Faustina) op het Forum Romanum uit de tweede eeuw, met daarbinnen kerk van S. Lorenzo in Miranda, met zestien de of zeventiende-eeuwse gevel.
36
Compatibiliteit kan worden beschouwd als?
een conceptuele eis of een uitgangspunt binnen een groter kader, waarin waardestelling en authenticiteit een rol spelen. Hiermee kun je randvoorwaarde stellen voor functionele en technische eisen.
37
Staat van conservering, schadeanalyse, diagnose, interventie
Bij het werkterrein van de conserveringstechnieken gaat het om het behoud van historische materialen en constructies. Een ingreep vindt alleen plaats wanneer er een technische aanleiding voor is: een vorm van achteruitgang tot een niet acceptabel niveau en een daaraan gerelateerd degradatieproces.
37
Detailniveau, Ten slotte zoomen we in op het object en komen op detailniveau terecht. Van belang zijn dan:
Materie, Voorzieningen
38
De voornaamste materialen waar de architect mee te maken zal krijgen:
* Metselwerk * Baksteen * Mortel * Natuursteen * Hout * Beton
39
De aantastingsprocessen die onder die omstandigheden plaatsvinden hebben te maken met de aanwezigheid van vocht, water, luchtvervuiling, overstroming en materiële eigenschappen. tastingsprocessen die onder die omstandigheden plaatsvinden hebben te maken met de aanwezigheid van vocht. RILEM Commissie TC COM geeft het volgende overzicht:
1. – Proces van vries-dooi cycli; 2. – Proces van zoutkristallisatie cycli; 3. – Proces van chemische omzetting (resulterend in de vorming van expansieve verbindingen: onder andere door droge en natte depositie van luchtverontreinigingen als SO2, NO2, vliegas, roet, ...); 4. – Proces van oplossen en uitlogen; 5. – Proces van wind en water erosie; 6. – Proces van hygroscopische vochtopname door zouten; 7. – Proces van biodegradatie; 8. – Proces van uitzetting en krimp onder invloed van vocht- en temperatuurwisselingen.
40
(De aantastingsprocessen die onder die omstandigheden plaatsvinden ) En deze brengen de volgende schades:
Zoutuitbloei – efflorescence: aanslag van zout op het materiaal Delaminatie – delamination: afbladeren van oppervlak (gebeurt in lagen) Afspringen van relatief dikke lagen – spalling : minimaal 3 mm laag dat eraf valt. Afzetting na uitdroging – encrustation due to leaching: Neerslag van uitgeloogde mortelbestanddelen. Poederen – powdering: deeltjes van baksteen en natuursteen, door bindmiddel los gekoppeld. Afzanden – sanding: deeltjes van mortel of steen, wanneer bindmiddel is aangetast. Verkruimelen – crumbling: materiaal valt in stukjes uit elkaar. Biologische groei – biological growth: organismen als planten erop groeien. Gipskorsten – black crust: Een korst is de chemisch omgezette laag van een materiaal, die dik en niet compact is en meestal niet goed hecht aan het onderliggende materiaal. IS morfologisch en kleur anders dan uitlogen.
41
Schade door constructie heeft de volgende oorzaken?
– Eigen gewicht (en rustende belasting) in zware massieve constructies; – Zettingen; – Horizontale verplaatsingen door spatten van bogen, gewelven of kapconstructies; – Extreme gebeurtenissen, als aardbevingen, aardverschuivingen.
42
Bij het identificeren van constructieve schadepatronen moeten de volgende kenmerken in beschouwing worden genomen:
– Scheurwijdte en variatie daarvan over het verloop van de scheur; – Diepte van de scheur(en): oppervlakkig of door en door; – Richting van de scheur(en); – Combinatie van het scheurpatroon met vervormingen en verplaatsingen.
43
Naast de visuele kenmerken van het scheurpatroon moet ook het volgende mede worden beschouwd:
– Het gedrag van de scheur in de loop van de tijd; vergelijking van de schade met de schade zoals aangetroffen bij eerdere inspecties; monitoren (verder volgen in de loop van de tijd); – De bouwmaterialen waaruit de constructie is opgebouwd; – de gebruikte constructietechniek; – Gaat het bij de constructie met schade om een muur, kolom, boog, ...; – Welke constructieve elementen zijn verbonden met het beschadigde bouwdeel; – Welke ingrepen zijn in de loop der tijd uitgevoerd.
44
MDDS: Monument Damage Diagnostic System.
Belangrijk aspect van dit systeem is de hulp die wordt geboden bij visuele inspectie en opname van gebouwen in baksteenmetselwerk en natuursteen. Opnameonderzoek begint altijd met visuele inspectie. Om onderzoek te doen naar scheuren of schaden gaat er een proces, hoe verloopt dit?
45
Visuele inspectie: waarnemingen en schadedefinitie: waarnemingsmaterialen (zie hieronder)
``` Het is verstandig bij een opname gebruik te maken van een set eenvoudige instrumenten, zoals: – Fototoestel en verrekijker; – Flesje water, pipet en Karstenbuis; – Rolmaat; – Scheurwijdtemeter; – Priem; – Voeghardheidsmeter; – Kleine hoeveelheid HCl (verdund zoutzuur). ```
46
Schadedefinitie en schadelocatie: wat de schade is, hoe het komt en de locatie. Diagnose:
mogelijk suggesties te vinden voor mogelijke maatregelen, zoals met betrekking tot verschillende vormen van vochtbestrijding of met betrekking tot de keuze van beter zoutbestendige restauratiepleisters.
47
(Schadedefinitie en schadelocatie: wat de schade is, hoe het komt en de locatie.) Rapportage en documentatie:
Om een goede basis te krijgen voor een eventuele ingreep, reparatie of restauratie zijn de volgende stappen noodzakelijk: – Een (bouw)historische beschrijving, inclusief interventies uit het verleden; mogelijke historische gebeurtenissen die kunnen hebben bijgedragen aan de huidige staat van conservering en de aangetroffen schade. Daarnaast is een waardestelling van belang; – Beschrijving van de technische staat van conservering, waartoe behoort: • Beschrijving van de schadetypen;• Evaluatie van de condities waaraan de constructie is blootgesteld; • Beschrijving en identificatie van de toegepaste materialen. – Diagnose en risicoanalyse; – Beslissing omtrent wat te behouden en wat te vervangen; – Documentatie van het bovenstaande en van de interventie.
48
Conserveringstechnieken:
– Technieken en materialen voor het bestrijden van optrekkend vocht; – Gevelreinigingstechnieken; – Hydrofoberen van gevels; – Antigraffiti behandeling van gevels; – Kathodische bescherming van ijzer (zoals wapening in beton of ankers en dergelijke in baksteen en natuursteen metselwerk); – Steenreparatie mortels voor reparatie van aangetaste natuursteen en baksteen; – Gebruik van speciale restauratiepleisters voor muren die met vocht en zouten zijn belast. Daarnaast behoort tot het gebied van de conserveringstechnieken ook de vraag welke soorten baksteen, natuursteen of mortel te kiezen bij restauratie.
48
Backward utopia
Ooit was de toekomst utopisch en maakbaar. Het erfgoed mocht hooguit figureren als relict uit mindere tijden. Als er nog sprake is van een utopie, dan zal die eerder in het verleden dan in de toekomst zijn te vinden. Dit is te typeren als backward utopia. Globalisering, individualisering en virtualisering van het alledaagse leven wak- keren het verlangen naar geborgenheid en herkenbaarheid aan.
49
Ene stad is zoals het was en word zo ook gekenmerkt, voorbeelden?
Het centrale plein van de Italiaanse stad Lucca. De orthogonale plattegrond van de binnenstad Turijn, ontstaan in de achttiende eeuw, toont op vergelijkbare wijze de oorspronkelijke Romeinse aanleg. Integenstelling tot afbreken van de stad, welke voorbeeld is dat? Housman’s boulevards in parijs.
50
In de negentiende eeuw werd op grote schaal teruggegrepen op idealen uit de geschiedenis:
In Frankrijk uitte dit zich onder meer in een ‘revival’ van het kasteeltype, onder leiding van de architect Violet-le-Duc. Op ruïnes werden nieuwe fantasiekastelen gebouwd, waarin de gelaagdheid van het ontstaan terug was te lezen. In Nederland, ook in de negentiende eeuw, bouwde Cuypers een ruïne om tot kasteel De Haar. Voorbeelden uit de twintigste eeuw, waarin het principe van de ‘gelaagdheid’ met grote sensibiliteit en bewust is gehanteerd, zijn te vinden in het werk van de Italiaanse architect Carlo Scarpa (ondermeer het Castel Vecchio-Museum in Verona en de Fondazione Querini in Venetië).
51
Bij herontwikkeling maken meerdere (bestaande en beoogde) waarden deel uit van de overwegingen van de architect. Dat zijn ondermeer:
``` – de esthetische waarde van het gebouw; – de emotionele waarde; – de culturele waarde; – de sociale (maatschappelijke) waarde; – de gebruikswaarde; – de ecologische waarde; – de economische waarde; – de architectonische waarde; en, als laatste genoemd maar niet de minste, – de (cultuur-) historische waarde. ```
52
Herbestemming volgens de methode Van Schagen
Consolidatie gaat uit van het behoud van de stedenbouwkundige structuren en ook zo veel mogelijk van behoud van de bestaande bebouwing. Eventueel noodzakelijke nieuwbouw krijgt een historiserend karakter.
53
Tabularasabenadering:
lecht een enkel element wordt behouden/ingepast in de nieuwe structuur, het grootste deel van de bebouwing verdwijnt. Het gevaar is dat waardevolle architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten verloren gaan, sociale structuren onnodig kapot worden gemaakt, kapitaal wordt vernietigd, de hoeveelheid sloopafval onnodig groter wordt en dat er wezenloze en footloose architectuur wordt geproduceerd. En misschien wel het ergste is dat de maatschappelijke problematiek, die de aanleiding tot de hele aanpak vormde, vaak verplaatst wordt in plaats van aangepakt.
54
Consolidatie:
bestaande gebouwen en structuren dominant
55
Transformatie:
symbiose van bestaande gebouwen en structuren en nieuw programma
56
Herstructurering:
nieuw programma dominant
57
Bij transformatie is niet op voorhand duidelijk wat het uitgangspunt moet en zal zijn:
de bestaande gebouwen of het nieuwe programma. Dat hangt af van de kwaliteiten en mogelijkheden van de gebouwen en de gewenste veranderingen en de mogelijke synthese daartussen.
58
Dragers van vernieuwing;
huwelijk tussen bestaand en nieuw; oplossingen die ingaan op belangrijkste problemen en een aanspreken beeld opleveren.
59
Stappen in het ontwerpproces:
1. Van opdracht naar ontwerpopgave 2. Verkenning mogelijkheden 3. Van ontwerpopgave naar concept 4. Van concept naar ontwerp 5. Van ontwerp naar uitvoering 6. Evaluatie
60
Functies van het ontwerp(tekeningen):
1. Document tot verleiding 2. Document van onderhandeling 3. Document van uitvoering
61
(Op gebouwniveau:) Restauratie:
volledig handhaven van het oorspronkelijke gebouw
62
Op gebouwniveau:Rehabilitatie:
symbiose van vernieuwing en het bestaande gebouw
63
Op gebouwniveau: Conversie:
extreme make-over
64
Opgave VO:
• Differentiatie in eigendomsvorm,doelgroepen en woningtypen moet de buurt niet fragmenteren • Breed programma, eenheid wordt bewaard • Kwaliteiten van ontwerp van Dudok bewaren of versterken
65
VO in het kort
• Identieke aanpak gevel, dak en ontsluiting • Intact houden gevels: reinigen en voegen metselwerk, kunststof kozijnen vervangen door hout met dubbel glas • Verbetering thermische isolatie • Droogzolders voor dakwoningen • Toevoeging liften in oksels haken • Akoestische isolatie wordt gewaarborgd door voorzetwanden aan de binnenzijde, koudebruggen worden grotendeels opgelost
66
3 Thema’s in ontwerpopgaves, welke drie?
Krimp, duurzaam en cultuurhistorie.
67
Wat is grijze druk en waar hangt het mee samen?
Grijze druk is de leeftijd boven de 65 jaar. Het hangt samen met denataliteit (geboortecijfer te laag is, waardoor vergrijzing ontstaat), migratiestromen, gezinsverdunning en krimp.
68
Hoe komt het dat de inwonerstal in 2025 weer stabiel zal worden?
De mensen boven de 65 zullen tegen deze periode sterven, wat een behoorlijke aantal is. Hierdoor zal het weer stabiel worden.
69
Wat zijn de gevolgen van binnenlandse migratie?
Bestaande bevolkingsconcentraties hebben een aanzuigende werking. Dat zijn plekken met hoge concentratie voor werkgelegenheid. Jonge mensen trekken zich naar deze plekken, waardoor de geboorteoverschot toeneemt. En de geboortetekort neemt dan toe in de gebieden waar vergrijzing al bestaat. Voorbeelden zijn Oost-Groningen, Midden Limburg en Zeeuwse-Vlaanderen. Het heeft twee gevolgen: Gezinsverdunning, hopelijk tot 1,7 opgeschroefd worden. Openbaar vervoer en winkels komen onder druk bestaan, omdat er weinig mensen wonen. Een belangrijke ontwerpopgave in deze gebieden zal het in stand houden van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving zijn. Zonder gerichte aanpak dreigt hier grootschalige leegstand, verpaupering, en zelfs het ontstaan van spooksteden en -dorpen.
70
Wat zijn de gevolgen voor de krimpgebieden in woning aanbod?
Kringgebieden is de opgave van sloop en herbestemming. Dit komt door de bevolkingssamenstelling en de economische status. Nieuwbouwopgaven zal zich beperken tot de volgende steden: Enschede, Almere, Zwolle, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven, Tilburg en Breda. De randgebieden zullen meeliften met de nieuwe ontwikkelingen.
71
Waar vind men de grootse bevolkingsgroei en waar vind je de grootste Ontwerp- en bouwopgaven?
In Afrika is de groei enorm, maar met lage levensverwachting. Terwijl Communistische Republiek China en in de Republiek India zullen nieuwe ontwerp en opbouwgaven hebben, door de groeiende economie, wat je in Afrika niet hebt.
72
Bij krimp spelen voorts twee effecten een belangrijke rol, welke zijn dat? Wat zijn gevolgen?
Self-fulfilling prophecy: speelt voornamelijk in de achterhoek plaats. Men heeft genoeg werk en vacatures, maar studenten verhuizen toch elders voor een baan. Het gevolg is, dat de bedrijven ook mee moeten verhuizen, omdat ze geen medewerkers hebben. Dus een neerwaarts spiraal. Waterbedeffect: Verplaatsen van het probleem. Landelijk blijft het perspectief gelijk, dus stimuleren van werk in krimpgebieden, is verplaatsen van het probleem.
73
Duurzaamheid heeft twee betekenissen, benoem ze?
Duurzaam betekent oorspronkelijk dat het lang goed blijft. Duurzame huis gedegen gebouwd in materialen en met een constructie. En tweede betekenis is milieu bewust en ecologisch.
74
Klopt deze stelling: bestaand gebouw is duurzamer, dan een nieuw gebouw opzetten?
Nee, omdat duurzaamheid gaat ook gepaard met energiezuinige woning. Een duurzaam gebouw die lang meegaat, bezorgt niet perse minder afval, want alle verloren energie word hierin niet meegeteld. Evenals een nieuwe woning, waarbij je wederom nieuwe materiaal nodig hebt, is belastend voor het milieu. Het nadeel van het sloopafval en de nieuwe vervaardiging valt al na relatief korte tijd weg tegen de energiewinst. Overigens is dit een effect dat in de praktijk vaak voor een groot deel weer tenietgedaan wordt door de wijze waarop we het gebouw gebruiken. Energiebewust gedrag heeft een veel grotere impact dan energiebewust bouwen! Hoewel milieu-duurzaam herontwerp gecompliceerder is dan milieu-duurzaam nieuw bouwen.
75
De opgave om duurzaam (milieuvriendelijk) te bouwen leidt wel tot een aantal gevolgtrekkingen voor de ontwerpopgave van de toekomst: In nieuwbouw en her-constructie. welke zijn dat?
NIEUWBOUW: Het is complexer, gebouw moet cradle-to cradle zijn, warmte- en koudeopslag en -terugwinning, winning van zonne-energie, warmte-isolatie en een uitgekiende ventilatie toegepast. Gebruik van bestaande infrastructuur. Nieuwbouw moet daarom zo veel mogelijk hand in hand gaan met verdichting en in krimpgebieden beperkt blijven. Functies moeten kunnen veranderen. HERCONSTRUCTIE: Cradle-to-cradle, handhaven van de materialen die meeste milieu last bezorgen, wat wordt toegevoegd geldt eigenlijk hetzelfde als voor nieuwbouw: zo veel mogelijk cadle-to-cradle, gebruik maken van de innovaties, flexibiliteit inbouwen en bestaande infrastructuur benutten.
76
Cultuurhistorie: wat was dat eerst en tegenwoordig?
Eerst kastelen, kerken, stadsmuren en -poorten, en soms een enkelbelangrijk woonhuis. Voorbeeld: Het gemeenlandshuis van Delfland (voormalig woonhuis) aan de Oude Delft in Delft in 1952. © Beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Later: Allengs werd de belangstelling voor de cultuurhistorie breder, verruimde die zich tot boerderijen en molens, straatmeubilair, landschappen en parken, stads- en dorpsgezichten, gemalen, bruggen en sluizen, fabrieksgebouwen, pakhuizen en stationsgebouwen.voorbeeld: Tekening van de boerderij Middelhuyse, Holyweg 41 Vlaardingen (tekening Stichting Historisch Boerderijonderzoek, 1964)
77
Wat was kenmerkend aan het wederopbouw en de gevolgen ervan?
Migratie van gezinnen naar buitenwijken en portiekwoningen. Etages van 12m zonder lift. Dit werd snel vervangen voor hogere flats, voorbeeld is het Bijlmer. In de jaren 70 door de industrialisatie en rationalisme besloot minister van Volkshuisvesting om naar de behoefte te bouwen: grondgebonden woningen. Midden jaren zeventig ging de kentering verder. Mede beïnvloed door de in 1968 opgerichte Stichting Nieuwe Woonvormen maakte het orthogonale plaats voor de schuine lijn en volgde men het ideaal van de tuinstad in de vorm van bloemkoolwijken met woonerven.
78
Wat was de oorzaak voor de populatie van boerderettes en jaren-dertighuizen? + VB?
Door de populariteit aan wonen in oude woonwijken en oudbouw. Sanering en renoveren kreeg een grote impact. Later de quasi-herenhuizen van Helmond Brandevoort en de kastelen van Haverlee bij Den Bosch. Voorbeeld: De uit 1839 daterende (stads)school voor kinderen van minvermogende onbedeelde ouders aan de Markt in Vlaardingen, gefotografeerd in 1964 door Gerard Dukker. Thans in gebruik als woonhuis van de auteur.
79
1975 was een bijzondere jaar, waarom en wat was daar het oorzaak van? En gevolg?
Europese Monumentenjaar en Nieuwmarktrellen. Dit betekende: Daarin kwam het steeds groeiende verzet tegen de stadsvernieuwing tot uitbarsting. Mensen verhuisden naar nieuwbouwijken en de oude woningen kwamen niet leeg te staan. Er was lak aan renovatie voor deze woningen, zodat ze langer meegingen. Men wilde nieuwe huizen bouwen, die duur waren. Stadsbesturen streefden naar cityvorming. Stadcentrum plaats maken voor kantoren en winkels, geen huizen. De huizen rondom moesten gesloopt worden, hierdoor ontstonden er nieuwe organisaties die tegen sloop waren. Echter was het politiek hierop tegen, waardoor restauratie achterbleef en nieuwbouw steeg.
80
Wat was de eerste grote restauratie?
De restauratie van Paleis Het Loo (geopend als museum in 1984) was de laatste grote reconstruerende restauratie. Door prof.dr.ir. Coen L. Temminck Groll.
81
Verdichting: wat is de oorzaak en welke steden zijn dat?
Oorzaak is krimp, duurzaamheid, migratie, denataliteit, gezinsverdunning. Merk op dat het niet de (min of meer toevallige) gemeentegrenzen zijn, die ontwikkelingen bepalen, maar de afstand (in tijd en gemak) tot voorzieningen en werkgelegenheid en de aantrekkelijkheid van woonomgeving en huizenaanbod. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Enschede, Almere, Zwolle, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven, Tilburg en Breda.
82
Wat is de rol van de gemeentegrenzen (steden) in de buurt? Noem een voorbeeld?
De steden eromheen kunnen meeliften, mits ze goede voorzieningen, aantrekkelijk woonmilieu en genoemde brandpunten kunnen aanbieden. De gemeentegrenzen zijn niet uit toeval ontstaan, dit heeft met voorzieningen, tijd, gemak en werkgelegenheid in de buurt te maken. Een voorbeeld is gemeente Delft. De universiteit draagt een grote rol hierbij. De studenten kunnen de ‘brandpunten’ vinden in Den Haag en Rotterdam. De concurrentie van de buitenwijken van deze twee steden groeit.
83
Wat is de keerzijde (negatieve) gevolg van de gemeentegrenzen van de grote steden?
De bevolkingssamenstelling zal veranderen. Aantal seniorewoningen en herenhuizen zal toenemen, terwijl de vraag van scholen zal dalen. Bij grote krimp zullen heleboel gebouwen moeten slopen en nieuwe herontwikkeling plaats vinden. Voorbeeld is Delfzijl.
84
Herontwikkeling bij krimp, waar moet je als ontwerpen mee rekening houden?
Met de cultuurhistorie, omdat het bijdraagt aan de identiteit van de omgeving. Het word als kwaliteit beschouwd. Denk aan boederijen in groningen of leegstaande kerken. En de leegstaande industriegebieden. Belangrijke punten van zorg zijn daarbij de functionele en economische dragers van dat cultuurhistorisch waardevolle. De boerderijen hebben weinig aan te bieden. De kerken kun je niet leeg laten staan, dus een functie aan toekenen. De industriegebieden zoals binckhorst kunnen herontwikkeld worden, omdat ze dicht bij het centrum zitten. De tijd en gemak speelt hier een grote rol: Binckhorst dicht bij de stad en dus een grote ruimte om te herontwikkelen.
85
Zelfs waar geen sprake is van krimp, maar van stabilisatie of (lichte) groei, blijft de uitdaging echter groot. Daarbij speelt een aantal factoren de ontwerper parten?
- Bestuurlijk, juridisch en bouwmarkt: kantoorruimtes die leeg staan en herbestemmen, door de nieuwe type kantoren die zuinig en flexibel moeten zijn. De hindernissen zijn: het belastingstelsel, in de bouwregelgeving en het bestemmingsplan enz. - Het duurzaam maken van een gebouw, in plaats van duurzaam bouwen. Je moet wel denken aan d cultuurhistorische waarde, omdat men daar zich aan hecht. Voorbeeld: De (stads)school in Vlaardingen zou de isolatie aan de buitenkant worden geplaatst met HR++-glas, maar daarmee zou het beeld verdwijnen. Bij duurzaam herontwikkeling moet gebruik worden gemaakt van innovaties, maar ook de traditionele, vaak nog aanwezige potenties worden benut. Samenwerkingen is de sleutel. - Infrastructuur, voorzieningen (winkels,ziekenhuizen,station) en mobiliteit spelen ook een belangrijke rol. De mobiliteit en parkeren geeft de grenzen van verdichting, omdat men bepaalt hoeveel parkeerplaatsen per vierkante meter aanwezig moet zijn. - Verdichten moet hand in hand gaan met aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving: sport, recreatie, park, plein, licht, lucht en ruimte. Verdichting gaat gepaard met verbinding en voorzieningen. - De Nederlandse bouwpraktijk heeft in de Wederopbouwperiode een ongekende rationalisatie ondergaan ten koste van het vakmanschap: dit geldt ook voor renoveren. Hierdoor zijn er veel verschillen tussen oud en nieuw. Dus ook de verschillen tussen waarde van nieuw en oud.
86
In de jaren zestig werden de eerste beschermde steden en dorpen aangewezen, op welk vlak?
Op de monumentale waarde van het monument en zijn context. Dat waren voornamelijk kleine steden en dorpen. Voorbeeld 1: Delfshaven (R’dam): gebied rond de Kolk. En voorbeeld 2: Drentse Orvelte: historische dorpskern en enkele direct daaraan grenzende weilanden. Alles werd gerestaureerd en werd een toeristische attractie.
87
(In de jaren zestig werden de eerste beschermde steden en dorpen aangewezen, op welk vlak?) In de daarop volgende tijd waren er twee bewegingen te onderkennen: welke?
- Beschermde gezichten kregen en grotere beeld en 19de en 20ste eeuw werken kwamen er ook bij. - Buiten de beschermde gebieden, kwam historische waarde aanbod. Kwam er een historische structuur- en bestemmingsplannen beschreven.
88
(In de jaren zestig werden de eerste beschermde steden en dorpen aangewezen, op welk vlak?) Wat was het gevolg hiervan?
Eerst waren het lokale gemeentes en organisaties die zich bezig hielden, in 1999 kwam de nota Belvedere.
89
Elk discipline heeft een eigen visie van cultuurhistorie en restauratie, benoem ze allemaal? Museumstuk:
curator, de restaurator, iemand anders uit de museumstaf of door één of meer externen. De restaurator doet het onderzoek en vastgesteld in restauratierapport. Beslissingen worden soms genomen in samenspraak met de curator of met een begeleidingscommissie.
90
Elk discipline heeft een eigen visie van cultuurhistorie en restauratie, benoem ze allemaal? Landschapsontwerpen:
vanuit de volgende disciplines: archeologisch, historisch geografie en lokale geschiedenis. Dat laatste noemen we: Biografie van de landschap: meepraten en -denken van de cultuurhistorisch onderzoekers bij te totstandkoming van het landschapsontwerp. immaterieel cultuurhistorisch erfgoed betekent? Kunst, gedichten, liederen en schilderen over een landschap.
91
Elk discipline heeft een eigen visie van cultuurhistorie en restauratie, benoem ze allemaal?Stedenbouwers:
stedenbouwkundig-historische analyse van de stadsmorfologie weer. Eerste laag: vroeg- en pre-stedelijke structuren weergegeven: waterlopen, dijken, landwegen en de thans nog in bebouwing herkenbare verkavelingen. Tweede laag historisch waardevolle objecten (door bouwhistorici) Afb 27: Amsterdam afbeeld, waarvan in blauw is aangegeven dat deze plekken een historische waarde hebben. Stedenbouwers werken vooral samen met andere partijen om genoeg kennis te vervaardigen over het gebid.
92
Elk discipline heeft een eigen visie van cultuurhistorie en restauratie, Tuin-, landgoed- en parkontwerp
voert zelf het onderzoek uit. Voordeel is, dat ze alles over het gebied te weten komen en deze kunnen terug laten komen in het ontwerp. Zij betrekken de architect bij het onderzoek. Deze methode word in grote maten door Historische interieur uitgevoerd. En in mindere maten door Historische gebouwen (monumenten): tot de jaren 80 door Rijksdienst voor de Monumentenzorg(architecten) vanaf 1989 ligt de rol bij de gemeente en dus deskundigen. Historische gebouwen: cultuurhistorische onderzoek word gedaan door een bouwhistorici. De architect is dan nog niet bekend. Onderzoek word geleid aan de hand van Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek. Het nadeel is dat de afstand tussen het architect en onderzoek te groot is. Zij moeten net als landschapsarchitecten de architect betrekken bij het onderzoek.
93
Wat is het gevolg als een oud gebouw niet word beschouwd als een monument?
Het onderzoek word gedaan door het architect, die niet deskundig genoeg is. Hierdoor zou het beeld en de waarde kunnen veranderen.
94
Cultuurhistorisch onderzoek: door wie en wanneer
Het onderzoek word in initiatief-of definitieve fase opgesteld. Achterliggende gedachte is dat de resultaten van het onderzoek, net als eisen in wet- en regelgeving, financiële kaders, en programma van eisen, behoort tot het materiaal op basis waarvan een ontwerpopdracht geformuleerd kan worden. Er zijn ontwerpers betrokken, maar die zullen het niet werkelijk ontwerpen. Pas als alle fases voorbij zijn, word er een ontwerpen uitgekozen.
95
Als de ontwerpers niet gekozen, voordat het onderzoek is gestart. Zijn er 4 mogelijkheden?
- Ontwerper doet het onderzoek zelf, voordat hij eraan begint. - De ontwerper laat het onderzoek door een ander doen - ontwerp word gemaakt, voor het onderzoek. Dit komt door de vergunning die gevraagd moet worden. - Er word niet of nauwelijks onderzoek uitgevoerd
96
(Cultuurhistorisch onderzoek) Waarom is een onderzoek niet altijd noodzakelijk?
Het onderzoek word in initiatief-of definitieve fase opgesteld. Achterliggende gedachte is dat de resultaten van het onderzoek, net als eisen in wet- en regelgeving, financiële kaders, en programma van eisen, behoort tot het materiaal op basis waarvan een ontwerpopdracht geformuleerd kan worden. Er zijn ontwerpers betrokken, maar die zullen het niet werkelijk ontwerpen. Pas als alle fases voorbij zijn, word er een ontwerpen uitgekozen.
97
(Cultuurhistorisch onderzoek) Wie kan het beste het onderzoek doen? Architect of onderzoeker? En waarom?
Architect: voordeel is, dat het begrip zal tonen voor het gebied. Nadelen is dat het niet zijn discipline is, omdat hij niet deskundig genoeg is. En dat het een bepaald beeld krijgt van ontwerp, die bepalend zijn voor cultuurhistorische onderzoek. Onderzoeker: voordeel is dat hij onafhankelijk is en deskundig. Nadeel is dat hij niet vanuit een ontwerpprincipe onderzoekt. Hij kan belemmeringen bezorgen voor de ontwerper. Wat niet waar is, omdat architecten dagelijks met voorwaarden te maken hebben, zoals PVE, kosten, opdrachtgever, regels en wetten. Voorbeelden: Civiele Techniek gebouw van Bakema. Het kopgebouw is ontworpen door Jeanne Dekkers en Gosia Wolak. Zij hebben geen respect getoond naar het oude gedeelte van het gebouw. Voorbeeld 2: Algemene Rekenkamer in Den Haag door Aldo van Eijk. Andere vorm en materiaal gebruikt. Voorbeeld 3: restauratie van Tweede Kamer door Pi de Bruin 1981. Hij heeft de monumentale trap gesneden om ruimte te maken voor een lift. (Achterlijke imbisiel)
98
Ontwerpen is teamwerk: onderzoekend ontwerpen of ontwerp onderzoek, waarbij elk partij aan deel mag nemen. Cultuurhistorie in herontwerp: thema Cultuurhistorie met aantal voorbeelden. De Waag in Amsterdam, hoe is de verloop van herontwikkeling verlopen? Een ander zelfde voorbeeld?
De Waag was één van de belangrijkste poorten van de jonge maar succesvolle middeleeuwse handelsnederzetting die bij een dam in de Amstel was ontstaan. Nadat het gebarsten was, hebben ze het gesloopt en zijn alle functies zoals schilders, chirurgen, smeden etc verplaatst naar Sint-Antoniespoort. De functie van dit gebouw veranderde, hierdoor verhuisde de archief en later museum. In 1987 verliet de laatste functie. Om het gebouw te bewaren, kwam horeca erin. De stelling is veranderd: vroeger werd een gebouw behouden, omdat er andere functies in plaats konden maken. Nu komen er functies, om het gebouw te behouden. Tweede voorbeeld: Het Nieuwe Steen, bij de bouw van het Delftse stadhuis door Hendrick de Keyser. Overeenkomst: dat het iconen zijn. De Sint-Antoniepoort was icoon van de sterke ommuring van middeleeuws Amsterdam. Het Nieuwste steen icoon van grafelijk bouwwerk en symboliseerde wellicht hoe de macht over de stad ooit in de handen van Hollandse graven.
99
Noem twee voorbeelden waarbij architect de oude gebouw een ander functie moet geven?
Complex van de kolenmijn in Zolder (België).Typerend voorbeeld van de moderne opgave van architecten en stedenbouwkundigen: het geschikt maken van bestaande gebouwen, complexen en structuren voor een nieuw gebruik. Twee rederspakhuizen in Vlaardingen van rond 1910 (de linker is rijksmonument) en een tussenlid van rond 1930. Op de voorgrond, niet zonder reden, de architect die er appartementen in moet ontwerpen.
100
at verstaat men onder monumentenzorg en waarom ligt het zo dicht bij moderne architectuur?
Monumentenzorg is dat deel van de hergebruikopgave waarin het cultuurhistorische aspect een hoofdrol speelt. Daarnaast is ze ook een leerschool, omdat veel aspecten van de moderne hergebruikopgave daar al lang spelen. Het gaat om eeuwen oude gebouwen, Fabrieken, wooncomplexen, leegstaande kerken en kantoren, eeuwenoude kastelen, raadhuizen, grachtenpanden en kerken.
101
De oorsprong van Monumentenzorg?
Erfgoed was monumentenzorg. We zullen nooit weten hoe dat in de jagers tijd ging, omdat rituelen ook tot erfgoed van een bepaald gebied werden gezien. De liederen/cultuur van dat gebied werd lang bestaande gehouden, als monument. Wellis waar geen tastbaar ding, maar wel een erfgoed. Een muurschildering in Melbourne, bekend als The Collingwood werd als erfgoed beschouwd. Terwijl de illegale Brit Banksy, in Melbourne, tegenwoordig achter een plaat plexiglas wordt bewaard. De een vind het vandalisme en ander kunst. Het gaat om de waarde die je aan iets toekent. Een ander voorbeeld zijn de grafkelders, tombes en hunebedden. Men houd dat in traditie en zal altijd behouden worden. Een ander voorbeeld is het Genesis van de Bijbel. Men zette ergens een steen op een plaats en dit werd gekenmerkt tot iets betekenvols. De stenen gaven markante plaatsen weer. Zo kregen onbekende plekken een betekent, zoals bomen, heuvels en rivieren. De variatie van no-go devil area tot heilige plaatsen. In het door een samenleving gekende universum werd aan vrijwel alles een anima loci, een geest van de plek, toegeschreven. Kenmerkend was, dat het subjecten waren en geen objecten: bomen, heuvels en rivieren.
102
Monumentenzorg in het Romeinse Rijk? Hoe ging dat en wat gebeurde er?
De keizers zorgden ervoor dat het erfgoed van de voorganger bleef staan. Dit gebeurde om hun macht te laten uitdrukken en die van de voorgangers. De keizer Maiorianus in 458 kondigde aan, dat al het erfgoed niet beschadigd mocht worden. Hij wilde de schoonheid van de stad restaureren. Dit was niet altijd het geval, want in de tijd van de Ottomanen, werd Istanbul beschadigd, met uitzondering van twee bouwwerken. Zo werd er in Rome bewust gebouwen gesloopt. Dit werd gedaan door de Paus, om hun macht te uitdrukken ten opzichte van de keizers. Daar staat tegenover dat de Romeinse calcarii (kalkbranders) na het einde van de Middeleeuwen ontdekten dat klassieke marmeren beelden (vooral de oudste, Griekse) een fantastische grondstof voor kalk vormden. Zo werd het Colosseum beschadigd, tot Paus Benedictus XIV in 1749 dat beperkte. De zorg voor monumenten werd vooral benadrukt door de macht (paus/keizers)
103
Hoe is het gedenkteken in Rijswijk ontstaan?
Het Huis ter Nieuburch is ontworpen door Frederik Hendrik in 1634. In 1697 werd het huis als vrede orde gebruikt door stadhouder-koning Willem III. In de tijd van Willem V werd het huis eigendom van Oranje. En toen Willem V wilde restaureren, was dat niet meer mogelijk. Dus liet hij een gedenkteken plaatsen in Rijswijk. Het was een Heiligenbeeld: aansporing van een herinnering.
104
Wat bedoelen ze met object als Representant? Noem voorbeelden!
Relieken geacht authentiek te zijn: bijvoorbeeld daadwerkelijk een stukje van het stoffelijke overschot van een heilige. VB1: De Waag in Amsterdam. De Sint-Antoniekerk werd als belichaming gezien voor de oude stadspoort. VB: Het Nieuwe Steen van Delft. VB3: Valkhof in Nijmegen. Heiligenbeeld werd door Rooms-Katholieke gezien als libri Carolini (± 790). Tijdens Concilie van Trente (Concilium Tridentinum, 1545–’63): het beeld heeft slechts betekenis als herinnering of aansporing, maar is zelf niet heilig. VB: de beelden in een kerk als aansporing tot God. Zo kunnen monumenten worden gezien als aansporingen om te herinneren. VB1: De gedenkteken van Rijswijk. Dus: ‘relieken’ (authentieke overblijfselen) en in ‘beelden’ (betekenisdragers)
105
Namaakmonument is als een boze voor de monumentenzorg:
Attrappenkult (het dwepen met namaak). (Ulrich Conrads & Peter Neitzke (samenstelling): Denkmalpflege statt Attrappenkult. Gegen die Rekonstruktion von Baudenkmälern – eine Anthologie. Basel: Birkhäuser GmbH, 2011. Bauwelt Fundamente 146.)
106
Men beweerde dat Nederland geen zorg voor monumenten had en geen oog. Dat blijkt niet waar te zijn. Noem de twee oudste Musea van Nederland. Wat stond erin?
1ste: In het Amsterdamse stadhuis was ruim een eeuw eerder al een zogenaamde kunstkamer ingericht. De oudste is: Schilderijengalerij Prins Willem V in Den Haag in 1774 opende. En tweede is Museum uit Haarlem in 1784. Er stonden reisbeschrijvingen, uit zogenaamde arcadische afbeeldingen, uit rariteitenkabinetten die men erop nahield en folies die men bouwde. Er waren verhandelingen geschreven, kabinetten gevuld, verzamelingen aangelegd en zelfs musea ingericht.
107
De kunst in Nederland was niet net als Frankrijk, desalniettemin had met prenten, noem voorbeeld?
John Picard’s Hunebedden in 1660: Korte Beschryvinge Van eenige Vergetene en Verborgene Antiquiteiten Der Provintien en Landen Gelegen tusschen de Noord-Zee, de Yssel, Emse en Lippe.... Amsterdam. Hij kon niet geloven dat het mensen waren, maar reuzen die de hunebedden hadden geplaatst.
108
(De kunst in Nederland was niet net als Frankrijk, desalniettemin had met prenten, noem voorbeeld?) Ook was het niet zo eenvoudig om Nederland te bereizen, wie schreef dat en wat stond erin?
Auke van der Woud schetst in zijn beschrijving van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw nog een land waarin men de afstand tussen steden of dorpen uren gaans te voet, in een koets over vaak nog onverharde wegen, of naar huidige begrippen traag per trekschuit overbrugde (Auke van der Woud: Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798–1848. Amsterdam: Meulenhoff, 1987).
109
Wanneer werd de eerste spoorlijn aangelegd?
De eerste spoorlijn, van Amsterdam naar Haarlem werd pas in 1839 geopend
110
Waarom was Nederland nog geen eenheid en wat veroorzaakte dat het wel werd?
Nederland representeerde zich tot 1795 als Republiek, met diverse gewesten. Daarvoor was het Amerikaanse Oorlog en de Franse Revolutie. Het waren mijlpalen in de ontwikkeling van de eenheidsstaten en daarmee ook van nationaal bewustzijn. De belangrijkste oorzaak was het Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Daarnaast was Opstand van de Bataven en de tegen Spanje (1568–1648). Ook leden van het Huis van Oranje waren, met enkele zeehelden wellicht, samenbindende factoren. Van Nederland als een eenheid kan men echter eerst na het Haagse verdrag van 1795 spreken.
111
Noem de vier vroege Nederlandse voorbeelden uit de monumentenzorg?
Oosterhout (NB), 1711: de Ruïne van Strijen of Slotbosse toren: De Ruïne is een restant van het Kasteen Strijen. Deel Hollands leen, rest Brabants. Verwoest en nooit meer hersteld. De toren was expres buiten het contract gehouden, waardoor het bleef staan. Toren bleef over en kreeg restauratie in 1753, als herinnering aan het ooit zo machtige grenskasteel. Nijmegen 1795, Valkhof Als symbool voor drie kwartieren van Neder-Gelre. Middeleeuws werk, maar werd gezien als restanten Romeins Nijmegen. Door democratisering in 1795 liet Tiel en Zaltbommel uit wraak 2 delen slopen. Nijmegen mocht stukjes oude gebouwen kopen en voor eigen rekening restaureren Nijmegen 1795, Valkhof Voorhout (gemeente Teijlingen), 1798: de Ruïne van Teijlingen Ontstaan in waarschijnlijk 12e eeuw, geen wettige erfgenamen na Willem III van Teijlingen. Op grond van de Acte van Staatsregeling van 1798 werden burcht en omliggend gebied eigendom van ‘het Bataafse volk’ (Staatseigendommen). Sinds 1889 rijksbezit, bestaat nog steeds. Muiden, 1825: het Muiderslot De redding in 1825, was opslag voor wapens en buskruit maar bouwvallig ongeschikt geworden. Willem I wilde stukje als reliek (monument) behouden, maar dat koste te veel goed. Daarna stemde hij in met verkoop, maar er brak een storm van protesten los. Werd door de koning behouden vanwege de herinnering aan P.C. Hooft en de Muiderkring; Niet het gebouw was belangrijk, maar het verhaal dat het gebouw representeerde.
112
Kasteel Vianden in Luxemburg had een ander verhaal. Licht het toe?
Tussen 11de en 14de eeuw werd een Romeins castellum gebouwd. Daarna Karolingische burcht. Als graaf van Vianden waren de prinsen van Oranje vanaf 1417 eigenaar van het slot. Koning Willem I wilde het verkopen, maar leidde tot protesten. In 1977 schonk de Groothertog de ruïne aan de Luxemburgse Staat, waardoor het gerestaureerd werd.
113
Waarom was Reuvens belangrijk voor het monumentenzorg rond 1800?
Hij heeft de Hunebedden als monumenten op de kaart gezet. Hij was de grondvester van de Archeologie en directeur van het Museum van Oudheden te Leiden. Zijn leerling Conrad Leemans nam het over.
114
Koning Willem I (de kanalenkoning) werd voluit op industrialisatie ingezet. Dat in zuidelijk deel. Noordelijk deel alleen handel en kapitaal. Kapitaal in buitenland geïnvesteerd. Belgische afscheiding in 1830, ging het inkomstenbron verloren. Thorbecke en liberaal leidde tot 1872 het land. Hierdoor weinig ruimte voor monumenten. Waarom was Thorbecke toch geen vijand voor monumentenzorg (Vaderlandse schoonheid)?
Na zijn overlijden in 1875 was het beginpunt voor monumentenzorg. Hij was belangrijk omdat: Gevangenpoort in Den Haag niet te slopen Gedenkteeken van Vaderlandsche Geschiedenis in staats eigendommen behouden Subsidie voor Haarlem voor Ruïne van Brederode jaren 60. (staats eigendom) Hij vond monumentenzorg niet de taak van overheid was.
115
(Waarom was Thorbecke toch geen vijand voor monumentenzorg (Vaderlandse schoonheid)? Na zijn overlijden in 1875 was het beginpunt voor monumentenzorg. Hij was belangrijk omdat:) Welk invloed had Leeman en waar zorgde hij voor?
(Opvolger van Reuvens) Hij wilde een commissie oprichten om de nog bestaande overblijfselen der oud- vaderlandsche kunst op te sporen en voor een geheelen ondergang te bewaren. Dit voorstel werd op 10 oktober 1859 door de Afdeling aanvaard en op 28 april 1860 door de Academie bekrachtigd. Die Oudheidkundige Commissie werd weliswaar op 5 november 1870 alweer opgeheven. Hij wilde een Rijkscommissie oprichten.
116
(Leeman) Voorbeeld van werken die hij tegen hield om te slopen?
Kleine Houtpoort in Haarlem tussen 1860-1861. Hij werd door de gemeente toch vrijgemaakt voor verkoop en sloop in 1860. Er kwamen wel tekeningen en afmetingen van het gebouw. En de Ridderzaal.
117
Wanneer en door wie werd de invloed van Monumentenzorg echt belangrijk? En met wie werkte hij samen en wie inspireerde hij?
Door De Steurs, omdat hij het hoofd werd van Afdeling Kunsten en Wetenschappen. Hij zette monumentenzorg op de kaart in Nederland. Hij was conservatief. Zijn voorkeur was Middeleeuwen en vooral Hollandse renaissance en modere (overheids)architectuur. Andere werden neer gehaald; zoals Pierre Cuypers, Cornelis Peters en Jacobus van Lokhorst. Hij werkte samen met Cuypers en inspireerde Viollet-le-Duc.
118
Welke boek beschreef Viollet-le-Duc?
In diens Dictionnaire raisonné de l’architecture française du XIe au XVIe siècle verklaarde Viollet-le-Duc het begrip restauratie als volgt: Restauratie. Zowel het woord als de activiteit zelf zijn modern. Een bouwwerk restaureren betekent noch dit te onderhouden, noch het te repareren, noch het te herbouwen; het betekent het te herstellen in een voltooide staat, die in feite nooit werkelijk bestaan hoeft te hebben
119
Welke bond was het belangrijkst voor restauratie?
De Oudheidkundige Bond vanwege de ontwikkeling van de kunst- en architectuurhistorische discipline, en vanwege de polemiek tussen de architectonische, objectgerichte, restauratiebeweging en de (eveneens objectgerichte) kunst- en architectuurhistorische, meer op conservering gerichte stroming.
120
Sprokkelingen en De Schoonheid aandacht aan landschap en monumenten. Noem twee voorbeelden van Restautaties van Nederland?
De Haar in Haarzuilens en Grafelijke zalen in Binnenhof. DE HAAR: Voordat Cuypers werd gevraagd om dit te restaureren was het een ruïne. Het werd vanaf 1892 omgetoverd tot een prestigieus buitenhuis. De binnenplaats werd een fantastische ontvangsthal.
121
Kalf was een van de commissie leden van de Oudheidkundige Bond met De Steurs, Hij had invloed met geschriften. Hij wilde restaureren, maar niet tot het oorspronkelijk beeld. Hij streefde voor twee bloedgroepen, welke waren dat en wat was de 3de bloedgroep?en 4de, wanneer?
1. Restaurerende architectonische: Cuypers en De Stuers voortgingen, 2. Conserverende kunst- en architectuurhistorische: selectie voor bescherming. In 1990 kunst- en architectuur, recenter Bouwhistorici de geesteswetenschappelijke ‘bloedgroep waren bepalend. 3. Gebiedsgericht (jaren 10 vd 20e eeuw, Bond Heemschut) onderscheid te maken met de twee andere bloed groepen. Hierbij was stedenbouw erg belangrijk: bond Heemschut: Als reactie op de tamelijk ongereguleerde uitbreiding van steden en op saneringsplannen die ten koste gingen van het stadsschoon ging de geboorte van de stedenbouw als overheidsinterventie hand in hand met de Strijd om Schoonheid, waarvan de Bond Heemschut de belangrijkste pleitbezorger was. 4. Sociaalwetenschappelijk erfgoedonderzoek of SWEO: de betekenis van monumenten en gebieden als lieux de mémoire, als plaatsen van herinnering.
122
Naast Bond Heemschut was er nog iemand ander , die voor stedenschoon pleitte en stedenbouw?
Jan van Veth met Dirk C. Meyer in 1901 pamflet Stedenstenis. Hij keerde zich tot de demping van de grachten in Amsterdam. Hij pleitte niet voor het object, maar ook de landschap en omgeving. Deze stonden centraal. Ze hebben monumentenbevordering ingekregen bij de gemeentes. De eerste was Den haag in 1921.
123
Moderne stedenbouw kreeg de overhand. Toch is stads-en dorpsgezicht in de wet opgenomen in 1940. In 1960 tot juridisch instrument ingezet. Hierdoor kreeg stedenbouw een ander gezicht, welk en welk steden?
Moderne, op in de vaart der volkeren, toekomstgerichte nieuwe stadsontwerpen: Arnhem, Nijmegen, Rotterdam. Steden die de puin opruimden en moderne architectuur hebben gekozen. En ander is Reconstruerende, op (herstel van) continuïteit gerichte: Middelburg, Rhenen.
124
Welk architect/stedenbouwer had ingrijpende veranderingen gebracht in ruilverkaveling?
Jan Granpré Molière grondlegger stedenbouw en Jan Bijhouwer: tuin- en landbouwarchitect. Met het boek: Het Nederlandse Landschap. Cultuurhistorie en waarde ervan werden belangrijker dan de agrarische inkomsten. Hij was ook tegen het modernisering. Hoogleraar Delft.
125
Wanneer kwam het echte eerste monumentenzorg wet?
21 mei 1940, maar was niet echt een vaste bodem voor monumenten. Pas na 1961 werden Stads- en dorpsgewesten ook in opgenomen. Monumentenzorg bleef daarmee wel vooral objectgericht: de eerste beschermde stads- en dorpsgezichten waren zoals gezegd beperkt van omvang en dienden vooral ter bescherming van de context van monumentale objecten.
126
Na de oorlog had je tekort aan woningen. Men sloopte en bouwde nieuwe woningen, voor een andere prijs. Men werd gedwongen om te verhuizen. Dit deed de politiek geen deugd. Dit kwam door de sociale veranderingen end jaren 60 en 70. Sanering werd stadsvernieuwing en tegelijk nam de belangstelling voor monumenten toe. Wat was het gevolg?
Europees Monumentenjaar 1975.
127
Wanneer bij Werkgroep Restauratie opgericht? Waar en waarom ging dat niet door?
In 1967. Opgericht door Coen Temminck Groll. Delft Bouwekunde. De monumentenzorgers in Werkgroep Restauratie waren voor dure restauratie, onbetaalbaar voor de oorspronkelijke bewoners. Rond 1972 was er bezwaar van de meerderheid van de Delftse studenten tegen de oprichting van de Werkgroep Restauratie. Dit proces, gentrification genoemd, kent in Nederland spraakmakende voorbeelden als de Stokstraat in Maastricht en de Spanjaardstraat in Middelburg. kapotgerestaureerd: Dat men naar idiaal beeld restaureert. VB: Paleis het Loo.
128
Noem aantal voorbeelden van later, waar de restauratie niet op het oude moest lijken, maar dat het heel duidelijk zichtbaar moest zijn?
1. Haagse gemeentehuis door Piet Zanstra uit 1971. Achter het pittoreske oude raadhuis verrees een nieuwe raadszaal, een betonnen rechthoek-op-palen. Deze werd later gesloopt, oor de komst van de Spui. 2. De moderne toevoegingen van Aart Oosting en Hans Beunderman aan het kantongerecht aan het Utrechtse Janskerkhof (1984–’86) wordt door de meeste architecten nog steeds zeer gewaardeerd. 3. kubussen van Wim Quist, aan de noordzijde van de Rotterdamse Laurenskerk (1976–’81). 4. Pi de Bruijns uitbreiding van het Tweede-Kamercomplex (1981–’91) en van het Amsterdamse Concertgebouw (1984–’88) 5. Gunnar Daans toevoegingen aan het Fries Museum in Leeuwarden (1992–’96). 6. het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam door Liesbeth van der Pol. In de ‘bloedgroep’ van de kunst-, architectuur- en bouwhistorici lijkt de waardering voor dergelijke ingrepen echter tanende. ‘het grote publiek wilde herstel Glorie en aangepaste nieuwbouw
130
wat is de grijze druk?
De grijze druk is het percentage inwoners dat 65 jaar of ouder is. Grijze druk hangt direct samen met denataliteit, migratiestromen en krimp.
132
Wat is denataliteit?
Denataliteit is het afnemen van het aantal geboorten ten opzichte van het aantal sterfgevallen.
134
Wat is de verwachting van de denaliteit?
De verwachting is dat dit aantal nog langzaam zal groeien tot ongeveer 17,5 miljoen, en daarna stabiel zal blijven of langzaam zal teruglopen. Een belangrijke rol speelt echter ook de (binnenlandse) migratie. Bestaande bevolkingsconcentraties hebben daarbij een aanzuigende werking. Dat zijn namelijk de plekken waar de werkgelegenheid zich steeds meer concentreert. Vooral inwoners in de jongere leeftijdscategorieën migreren nu al van minder naar meer dichtbevolkte delen van het land.
136
Hoe ziet het uit met de bevolkingsgroei?
In potentie is die het grootst in Afrika, zoals deze kaart laat zien (% van de bevolking in de leeftijd van 15 jaar en jonger). Door gebrek aan economische groei is de levensverwachting daar echter laag. Ontwerp- en bouwopgaven zijn voornamelijk te vinden in de zogenaamde nieuwe econo- mieën, zoals in de Communistische Republiek China en in de Republiek India.
139
(bij krimp) Het andere verschijnsel is het zogenaamde waterbedeffect
Omdat de bevolking in Nederland als geheel niet of nauwelijks meer toeneemt, is het vanuit een landelijk perspec- tief ook niet zinvol om in een krimpgebied de werkgelegenheid te stimuleren en daar zo de krimp tegen te gaan. Dat komt immers neer op het verplaatsen van het probleem. Uiteraard zal dit waterbedeffect wel zijn gevolgen hebben voor de onderlinge concurrentie tussen gemeenten
141
Het Nederlandse woord Duurzaamheid heeft twee betekenissen.
De oorspronkelijke betekenis duidt op de hoedanigheid van iets om lang te (kunnen) blijven bestaan.Later werd de betekenis van het woord opgerekt naar het effect op de leefomgeving en het (fysieke of ecologische) mili- eu.
143
De opgave om duurzaam (milieuvriendelijk) te bouwen leidt wel tot een aantal gevolgtrekkingen voor de ontwerpopgave van de toekomst:
NieuwbouwopgavenHerontwerpopgaven
146
Wat is verstaan onder duurzame Herontwerpopgaven?
Bij herontwerp ligt de milieuwinst enerzijds bij het handhaven van de materialen waarin als het ware de meeste milieulast is opgeslagen (dus vooral in het casco). Voor wat wordt toegevoegd geldt eigenlijk het- zelfde als voor nieuwbouw: zo veel mogelijk cadle-to-cradle, gebruik maken van de innovaties, flexibiliteit inbouwen en bestaande infrastructuur benutten.
148
Wat is cultuurhistorie?
Allengs werd de belangstelling voor de cultuurhistorie breder, verruimde die zich tot boerderijen en molens, straatmeubilair, landschappen en parken, stads- en dorpsgezichten, gemalen, bruggen en sluizen, fabrieks- gebouwen, pakhuizen en stationsgebouwen. Dit wat het vakgebeid van de ontwerper betreft, want ook belangstelling voor klederdrachten, oude ambachten, feesten (zoals het Sinterklaasfeest) en streektaal nam toe. Tegenwoordig is bijna alles erfgoed. Ontwerpers ontkomen er daardoor niet aan, zich rekenschap te geven van waarden die worden gehecht aan het object, de plek of het gebied waarin of waaraan ze moe- ten ontwerpen.
150
De Wederopbouwperiode kenmerkte zich door?
de migratie van gezinnen naar nieuwbouwwoningen in nieuwe buitenwijken en randgemeenten. In merendeel ging het daarbij al snel vooral om portieketage- en galerijflats in middelhoogbouw (hoogste woonvloer maximaal 12 m boven maaiveld, zodat geen lift was vereist) en later om galerijflats van meer dan tien verdiepingen, met de Amsterdamse Bijlmermeer als apotheose.
152
Nadat in 1967 Wim Schut Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening was geworden...?
...vond al een eerste kentering (turning) plaats. Er werd allengs minder ingezet op de bouw van galerijflats en meer ingespeeld op de behoefte die mensen bleken te hebben aan grondgebonden woningen. Midden jaren zeventig van de vorige eeuw ging die kente- ring verder.
155
Verdichting
Verdichting is niet alleen een logisch gevolg van de hiervoor aangegeven thema’s, maar ook een hoognodige reactie op de vanzelfspre- kendheid waarmee de groene ruimte in Nederland in de naoorlogse jaren aan nieuwbouw werd opgeofferd.
157
E19 Architecten: Haagse verdichting. Onderzoek naar typologieën en strategieën voor binnenstedelijke verdichting, aan de hand van karakteristieke Haagse voorbeel- den. ’s-Gravenhage: Stroom Den Haag
Enerzijds een typerend voorbeeld van ‘ander’ werk, waarmee architecten zich tijdens de crises in de bouw zijn gaan bezig- houden (namelijk hun ontwerpkwaliteiten inzetten voor onderzoek). Anderzijds een representant van een thema dat in de ko- mende decennia het werk van architecten zal beheersen.
159
(Verdichting) Het realiseren van nieuwbouw maar ook het herontwerpen van het bestaande zal zich steeds meer concen- treren in
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Enschede, Almere, Zwolle, Arnhem, Nijmegen, Eind- hoven, Tilburg en Breda
162
Zelfs waar geen sprake is van krimp, maar van stabilisatie of (lichte) groei, blijft de uitdaging echter groot. Daarbij speelt een aantal factoren de ontwerper parten:
Bestuurlijk, juridisch en voor wat de bouwmarkt
164
Bestuurlijk, juridisch en voor wat de bouwmarkt
(inclusief de bouwkundige opleidingen) betreft, moetNederland zich nog aanpassen aan de nieuwe opgave. In 2010 stond bijvoorbeeld al 14% van de be- schikbare kantoorruimte in Nederland leeg, terwijl door Het Nieuwe Werken (flexibel en meer thuis of nabij huis werken) en de krimpende overheid (de belangrijkste afnemer van kantoorruimten) de behoef- te aan kantoren alleen maar zal afnemen. Om kantoorruimte een andere bestemming te kunnen geven, moet er echter tal van hindernissen worden genomen, in de sfeer van het belastingstelsel, in de bouw- regelgeving, in het bestemmingsplan en ga zo maar door;
166
(milieu)duurzaam maken van het bestaande gecompliceerder dan (milieu)duurzaam nieuw bouwen
zeker indien ook cultuurhistorie een rol speelt en ook rekening gehouden moet worden met de waarden die mensen aan het bestaande hechten. Neem als voorbeeld het gebouw van afbeel- ding 12. De meest efficiënte en bouwfysisch meest veilige manier om dat goed te isoleren is om het te voorzien van buitenisolatie en moderne, goed sluitende vensters met HR++-glas. Daarmee zou het ech- ter zijn beeldbepalende karakter verliezen. Bij duurzaam herontwikkelen moet niet alleen gebruik wor- den gemaakt van innovaties, maar ook de traditionele, vaak nog aanwezige potenties worden benut.
168
Verdichten moet hand in hand gaan met aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving.
Daarbij is het niet alleen van belang om het stedelijke goed en zorgvuldig in te richten, zodat het daar goed toe- ven is. Ook groen en water verdienen veel aandacht. Een plantsoentje en kinderspeelplaats in de on- middellijke omgeving, een wijkpark op wandelafstand en ruimschoots licht, lucht en ruimte en ruimte voor sport en recreatie horen even onlosmakelijk bij verdichting als het op pijl houden en brengen van voorzieningen en verbindingen;
170
De Nederlandse bouwpraktijk heeft in de Wederopbouwperiode een ongekende rationalisatie ondergaan ten koste van het vakmanschap.
Toen het renoveren aan de orde kwam, heeft zich ook daar die ratio- nalisatie voltrokken. Die huidige bouwpraktijk sluit (nog) niet goed aan bij het vele hand- en maatwerk dat bij historisch waardevolle objecten nodig blijkt te zijn.
173
Ontwerp en geschiedenis
In de jaren zestig van de vorige eeuw werden de eerste beschermde stads- en dorpsgezichten aangewe- zen. Aanvankelijk ging het om uitgesproken kleine delen van steden en dorpen met een hoge concentratie beschermde monumenten. Het beschermde gezicht werd voornamelijk opgevat als de context van die be- schermde monumenten.
174
Ontwerpen met cultuurhistorie is geen eenvoudige opgave. Op dit moment zijn er qua methodologie voor het onderzoek naar cultuurhistorische waarden grote verschillen tussen de disciplines.
Als voorbeeld waartegen de verschillen worden afgezet, wordt hier de restauratie van een museumstuk.Op de cultuurhisto- rische waarde daarvan is meestal al stevig gestudeerd voordat zich de noodzaak van een restauratie aan- dient.
175
Cultuurhistorisch onderzoek: door wie en wanneer?
– De ontwerper doet het onderzoek zelf, voordat hij aan het ontwerp begint;– De ontwerper laat, voordat hij aan het ontwerp begint, het onderzoek door anderen uitvoeren;– Het onderzoek vindt na het ontwerp plaats, bijvoorbeeld omdat de gemeente dit eist, om een vergun- ningsaanvraag te kunnen beoordelen;– Er wordt niet of nauwelijks onderzoek uitgevoerd.
176
Waarom is "Er wordt niet of nauwelijks onderzoek uitgevoerd" in cultuurhistorisch onderzoek geen gemiste kans?
Dat hoeft echter niet het geval te zijn. Niet elke aanpassing van een bestaand gebied of bestaand object vraagt om dergelijk onderzoek, en daarom kan men (gemotiveerd, en op grond van het oordeel van deskundigen) daarvan af zien. Ook is de capaciteit van cultuurhistorisch on- derzoekers niet onbegrensd. De beschikbare capaciteit moet daarom verstandig ingezet worden.
178
monumentenzorg in Rome.
Achtereenvolgende keizers en pausen legitimeerden hun macht door zich als opvolgers van eerdere heersers te presenteren. Net zoals we dat bij Het Nieuwe Steen in Delft kunnen veronderstellen, hoorde daarbij dat men tekens van die macht niet alleen zelf bouwde, maar ook dat men symbolen (monumenten) van voorgangers in ere hield en er als ‘erfopvolger’ zorg voor droeg.
179
de Waag in Amsterdam.
Ooit was dit één van de belangrijkste poorten van de jonge maar succes- volle middeleeuwse handelsnederzetting die bij een dam in de Amstel was ontstaan. Toen die nederzetting vanwege succes uit zijn voegen barstte en uitgelegd moest worden, werd de stadsmuur gesloopt.
180
(de Waag in Amsterdam.) de Sint-Antoniespoort?
Toen in 1987 de laatste gebruiker het gebouw verliet, was er geen mens meer die voor afbraak zou willen pleiten.Het gebouw was een historisch icoon van de stad geworden. Merk het (te veronderstellen) verschil op: vroeger behouden omdat het gebouw voor een andere functie nodig was, en nu een andere functie gegeven om het gebouw te kunnen behouden.
181
Zat er rond 1600 achter het behoud van de Sint-Antoniespoort ook een motief dat we tegenwoordig mo- numentenzorg noemen?
De Sint-Antoniespoort was een icoon van de sterke ommuring van middeleeuws Amsterdam.
183
Vaak wordt gezegd dat monumentenzorg is voortgekomen uit de Verlichting, meer nog dat het is ontspro- ten uit de puinhopen van de Franse Revolutie.
Niets is minder waar. Zolang er sprake is van beschaving, is er ook sprake van erfgoedzorg. Al heel lang behoort daartoe ook zorg voor wat eerder werd gebouwd of opgericht. Dat laatste is monumentenzorg, alleen werd het lang niet zo genoemd.
184
Geschiedenis van het monumentenzorgen?
Of de eerste (moderne) mensen erfgoed hebben gekend, is een overbodige vraag. Mensen geven culturele informatie door. Wat we in het huidige taalgebruik doorgaans onder het woord erfgoed verstaan is een onbepaald en arbitrair van andere culturele informatie afgescheiden begrip. Daarom is er ook steeds debat over de vraag of iets tot het erfgoed gerekend moet worden.
185
Restauratie
Bij restauratie gaat het om het met zorg bezig zijn met objecten, die eerder door anderen zijn gemaakt, omdat men daarin waarden – van welke aard ook – onderkent; waarden die men de moeite waard vindt om aan de volgende generaties door te geven. Vaak zijn deze objecten al eens of zelfs meermaals eerder aangepast en gewijzigd.
186
Renovatie
Met renovatie wordt geduid op maatregelen die tot doel hebben om de functionele en technische staat boven het bestaande niveau te verhogen.(english)– Renovation: not adding something new, but maintain and improve the value and function; update.– Refurbishment: measures also include intact, but for example, outdated components or surfaces.– Conversion: includes also changes of the loadbearing structure or interior layout
187
Transformatie
Bij transformatie is er sprake van een aantal ingrijpende veranderingen aan onderdelen van het bestaande. Veelal betreft het meerdere gebouwen, een complex, ensemble, wijk of stadsdeel.
188
Interventie
De verandering van één onderdeel op gebouwniveau noemen we bij R-MIT interventie. Een transformatie bestaat meestal uit meerdere interventies.
190
Een voorbeeld van een restauratie is
die van Portugese Synagoge in Amsterdam. Het gebouw uit 1674 van architect Elias Bouman werd tussen 2010 en 2011 gerestaureerd door Kees Doornenbal van Rappagne en Partners.
191
Een voorbeeld van een renovatie is
het kantoor Westraven in Utrecht. Dit gebouw stamt uit 1974 en is ontworpen door Jan Lucas. Cepezed heeft het kantoor voor Rijkswaterstaat uitgebreid met lagere gebou- wen aan het Amsterdam-Rijnkanaal en de toren zelf ingrijpend gerenoveerd. Kenmerkend is de gevel van de hoogbouw, waarin grote openingen over meerdere verdiepingen zijn aangebracht om meer openheid en oriëntatie in het gebouw te krijgen. De oude gevel is grotendeels gehandhaafd. Er is deels een glazen scherm en deels een scherm in metaaldoek aan toegevoegd.
192
Een voorbeeld van een transformatie is
die van het voormalige Philipsterrein in Eindhoven onder de naam Strijp-S. Hier wordt een deel van de bestaande gebouwen gehandhaafd op basis van het masterplan van West 8.
193
Een voorbeeld waar men tot volledige sloop
is het stationspostkantoor in Amsterdam. Het werd in 1968 opgeleverd naar ontwerp van Merkelbach & Elling. In 2001 besloot men de postdistributie in Neder- land voortaan per vrachtwagen uit te voeren. Hierdoor kwam het gebouw leeg te staan en kon het Ooster- dokseiland worden herontwikkeld. I
194
Een voorbeeld waarbij er sprake is van restauratie, renovatie en transformatie
is het Rijksmuseum in Am- sterdam. Om de plannen van Cruz en Ortiz mogelijk te maken is daar ook het nodige gesloopt. Het gebouw van Pierre Cuypers uit 1885 transformeert: het krijgt een nieuwe entreehal onder het gebouw, er komen diverse gebouwen bij, het terrein wordt heringericht en het museum wordt grondig verbouwd en van nieu- we installaties voorzien.
196
De analyse van gebouwen op Objectniveau - Ruimte
Hierbij gaat het zowel om de ruimte die wordt ingenomen door het gebouw als om de ruimten in het ge- bouw. Ruimte is een zeer bepalend element in de beleving, het functioneren en de mogelijkheden die het gebouw biedt. Ruimte wordt bepaald door de grenzen ervan en door de overgangen tussen die grenzen. Deze grenzen zijn veelal uitgevoerd in materie. Maat, licht, kleur, textuur, geluid, klank, geur en atmosfeer zijn aspecten die bepalend zijn voor de beleving van de ruimte.
197
De analyse van gebouwen op Objectniveau -Structuur
In dit deel van de analyse wordt, behalve op de draagconstructie, ook op maatsystemen ingegaan. Door de analyse van plattegronden, doorsneden en gevels krijgt men vat op de structurerende elementen van een gebouw. De structuur is aanwezig in het volume, in de vorm, in de maatsystematiek, in de constructie, in de textuur, in ruimte en in de materie. De structuur wordt veelal bepaald door de ruimte, de verdeling van de hoofdmaten in systeemmaten, door de grenzen van de ruimte en dus ook door de materie. Ook installa- ties kunnen structurerend werken in een gebouw. Ze vormen een eigen structuur, maar deze is meestal secundair aan de draagconstructie.
198
De analyse van gebouwen op Contextniveau
Als we daarna eerst vanuit het object uitzoomen, komen de volgende aspecten aan de orde:OpdrachtLocatieArchitectTypologieOntwerpproces
199
Contextniveau - Opdracht
Hier wordt omschreven om welke redenen men besloten heeft het betreffende gebouw te realiseren. De aspecten die binnen deze paragraaf aan de orde komen, zijn bepalend voor het feit dat het gebouw über- haupt is ontstaan en waartoe het gebouw destijds moest functioneren. De opdrachtgever, het programma van eisen, wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden komen aan de orde, voor zover ze bepalend zijn geweest voor het ontwerp, de uitvoering, de uiteindelijke verschijningsvorm van het gebouw en de mogelijkheden die de, tot gebouw geworden, opdracht in de toekomst biedt. Ook sociale aspecten, de maatschappelijke relevantie (betekenis) van het gebouw, spelen hier een rol.
200
Contextniveau Locatie
In het onderzoek naar de locatie komen de aspecten aan de orde die betrekking hebben op de steden- bouwkundige situatie van het gebouw. Vanuit historisch perspectief worden echter wederom alleen dié aspecten belicht, die van invloed waren op het ontwerp, de uitvoering, de uiteindelijke verschijningsvorm en de mogelijkheden in de toekomst van het gebouw. Ook culturele aspecten spelen hierbij een rol.
201
Contextniveau archtiect
Architecten die later aanpassingen aan het gebouw hebben uitgevoerd komen aan de orde binnen de tijds- laag van het bestaan. Ik kom daar later op terug. Het gaat in eerste instantie bij ‘architect’ dus om de oor- spronkelijke ontwerpers.
202
Contextniveau - typolige
Binnen een typologie worden gebouwen geordend naar een aantal gemeenschappelijke overeenkomsten.Naast de ruimten zelf zijn ook gebruik en routing van belang in deze analyse.
203
Contextniveau - Ontwerpproces
Hierbij gaat het over de manier waarop een gebouw bedacht is en welke overwegingen en gebeurtenissen daarbij een rol hebben gespeeld.
205
Detailniveau - Materie
De materie is de concretisering van structuur en ruimte, maar vormt in de beleving van sfeer, gevoel en welbevinden een essentiële rol. De veroudering van de gebruikte materialen kan bijvoorbeeld zowel positie- ve als negatieve gevolgen hebben. Licht, kleur, textuur, oppervlak, klank, straling, geur, maat en gewicht zijn factoren die bepalend zijn voor de beleving van de materialen. De materiaaltoepassing is veelal een graadmeter van de tijdloosheid van een gebouw.
206
Detailniveau- Voorzieningen
De voorzieningen, meestal te vatten onder de noemer installaties, zijn niet altijd zomaar een toegevoegd element. Zij worden eveneens bepaald door de ruimte, de structuur en de materie. Voorzieningen zijn al dan niet geïntegreerd met andere elementen.
207
Lagen in de tijd
Het is van belang om weloverwogen en met respect voor het bestaande te komen tot een onderbouwde motivatie op basis van de analyses van het object naar het ontstaan en het bestaan ervan, om vervolgens iets te kunnen zeggen over het ver(der)gaan ervan.
208
De drie lagen in de tijd die ik onderscheidt zijn:
Ontstaan, tot en met de oplevering; Bestaan, van oplevering tot het moment waarop we het gebouw op dit moment analyseren; en Ver(der)gaan, het vervolg na nu.
209
Transformatie en sloop van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
De architecten S.J. van Embden (1904–2000), J.L.C. Choisy (1928) en N.P.H.J. Roorda van Eysinga (1921) ontwierpen de zevende universiteit van Nederland: de Medische Faculteit Rotterdam (tegenwoordig onder- deel van de Erasmus Universiteit). Het eerste deel van de hoogbouw werd in 1969 opgeleverd. Het totale plan werd op een stramien van 14,40 x 7,20 meter ontworpen en bestaat uit:1 De Hoogbouw;2 De Klinische Wetenschappen;3 Twee Laagbouwstroken inclusief parkeerdekken;4 De Laagbouw aan de oostzijde tussen de stroken met collegezalen en een kantine; en5 De Laagbouw westzijde met college- en examenzalen.
210
Interventie: renovatie Rijksverzekeringsbank (Apollohouse) Amsterdam
Architect D. Roosenburg (1887–1962) ontwierp het gebouw voor de Rijksverzekeringsbank in het Plan Zuid van H.P. Berlage (1856–1934) in Amsterdame oorspronkelijke kwaliteiten van lichtheid en ruimtelijkheid worden teruggehaald. Het ingrijpende renovatieplan is tot het voorjaar van 2012 in uitvoe- ring.
211
Modificatie: Jeruzalem Frankendaal Watergraafsmeer Amsterdam
In 2010 werden zes blokken binnen het plan tot rijksmonument aangewezen en kreeg Hooyschuur Architec- ten de opdracht om aan de hand van één proefwoning een restauratieplan op te zetten. Mede op grond van de analyse in mijn promotieonderzoek kon men in de detaillering, die werd afgestemd op moderne eisen, zo veel mogelijk tegemoet komen aan het oorspronkelijke beeld.
212
Bouwlocaties in Nederland hebben altijd een verleden en een zichtbare of minder zichtbare structuur.
Dat kan een landschapspatroon zijn, een Romeinse grenslijn, gebouwen, beplanting of een snelweg
213
De te waarderen eigenschappen van een plek worden aangeduid als cultuurhistorische kwaliteit
In het bouwproces is cultuurhistorie, naast economie, duurzaamheid en sociale aspecten, een van de factoren.
214
het begrip cultuurhistorie
Aan het eind van de negentiende eeuw begon de syste- matische inventarisatie van uitzonderlijke gebouwen. De nadruk lag op de hoogtepunten van geschiedenis en kunst, zoals kerken, kastelen en raadhuizen. Erfgoed werd opgevat als onderdeel van een collectie, een verzameling objecten in een denkbeeldig museum. In de loop van de twintigste eeuw groeide de monu- mentenlijst alsmaar verder.
216
De Nota Ruimte en het Actieprogramma Ruimte en Cultuur uit 2005 laten zien hoe een inmiddels heel andere overheid cultuurhistorie op- neemt in haar beleid en regelgeving. Op zes punten van verandering wil ik nader ingaan.
Heritage sprawlBackward utopiaVersnellingNieuwe NederlandersNieuwe geschiedenisDe overheid
217
Versnelling
e leefomgeving wordt voornamelijk vanuit de auto ervaren. Wat stelt cultuurhistorie nog voor wanneer we voorbij razen?11 In het dagelijks leven werkt de versnelling van de auto vervreemdend, omdat de toegeno- men actieradius de woonomgeving zo groot maakt dat zij moeilijk nog vertrouwd kan zijn.
218
De overheid
De zesde ontwikkeling met gevolgen voor ontwerp en cultuurhistorie is het culturele en ruimtelijke beleid, met name de decentralisatie en het terugtreden van de overheid. Het aanwijzen van gebouwen of stadsde- len tot monumenten of stadsgezichten past prima bij een maakbare samenleving en een overheid die zich met alles en iedereen bemoeit. Voor een overheid die de markt de ruimte geeft, ligt het minder voor de hand om eigenaars voor te schrijven wat zij met hun bezit mogen en vooral niet mogen doen.
219
Nieuwe Nederlanders
Ten vierde is de maatschappelijke context van Nederland veranderd. Hoe ver de traditionele monumenten- zorg soms van de huidige samenleving afstaat, wordt duidelijk in Delfshaven
220
Nieuwe geschiedenis
Van de periode vóór 1850 is in Nederland voor de leek weinig zichtbaar. De huidige context wordt gedomineerd door de twintigste eeuw. Ruimtelijk heeft het land van Rembrandt en Piet Hein het afgelegd tegen het land van Willem Drees en Johan Cruyff. De naoor- logse welvaartsstaat vormt de basis van het hedendaagse Nederland.
221
Cultuurhistorie is een taak van het ministerie van OC&W,
die steeds meer op terrein van VROM terecht- komt. Terwijl Belvedere en monumentenzorg voor enthousiasme zorgen, laat de overheid haar grip op de ruimte verder los.
222
Brasília is een
‘backward utopia’ van de twintigste eeuw. Anders dan de verwante naoorlogse wijken in Nederland is de geplande stad geen probleemgebied of slooplocatie, maar een geliefd en duurzaam woon- milieu met een positieve betekenis als symbool van hoop op vooruitgang. Brasília werd ontworpen door Lúcio Costa (1902-1998), een architect die jarenlang adviseur van de Braziliaanse monumentenzorg was.19
223
De ontwerpers- Wat moeten we de studenten van nu leren?
Voor de cultuurhistorie van de toekomst is het bestaande instrumentarium van de monumentenzorg, name- lijk het beschrijven en (restrictief) beschermen van objecten en ensembles, belangrijk maar ontoereikend.
224
Het Justus van EffenblokIntegrale aanpak voor een duurzame toekomst van een monument voor de volkshuisvesting.Geschiedenis
Het wooncomplex van Michiel Brinkman aan de Justus van Effenstraat in de Rotterdamse wijk Spangen is een Rijksmonument (sinds 1985). Bij de bouw in 1922 was het op een aantal punten een belangrijk expe- riment.
225
wat was revolutionair bij het wooncomplex van Michiel Brinkman aan de Justus van Effenstraat in de Rotterdamse wijk Spangen
de ontsluiting van de bovenwoningen. Deze verloopt aan de binnenkant van het blok, over een robuuste twee meter brede bovenstraat. Alle woningen werden zo rechtstreeks ontsloten vanuit de collectieve binnenruimte. Voor een groot deel van de woningen op de begane grond was een tuintje beschikbaar. In een centraal gelegen gebouw was een aantal collectieve voorzieningen ondergebracht: een badhuis, ruimten om de was te doen en te drogen en centrale verwarming. Behalve als experiment voor de volkshuisvesting was het blok ook stedenbouwkundig en architectonisch op veel punten vernieuwend.
226
(Het Justus van Effenblok) Concept
Rond 2000 ontstond de behoefte om het complex opnieuw aan te pakken. De ingreep uit de jaren tachtig bleek niet duurzaam te zijn. Dat was te wijten aan de toen geldende stapeling van sociaalprogrammatische en technische factoren.
227
(Het Justus van Effenblok) Deze visie is verwoord in het concept 100% Monument
Aanvankelijk was alleen een plan gemaakt voor de restauratie van de buitenschil. Toen eenmaal zicht kwam op de hiermee gemoeide investering, ontstond ook behoefte om een nieuwe visie te formuleren op het toekomstige gebruik van het complex.
228
100 % monument stond voor de
buitenkant in originele staat en een binnenterrein met sterke zeggings- kracht en ruimte voor presentatie van de ontstaansgeschiedenis. 100% nu voor binnen: modern, ruimtelijk en flexibel. Voor mensen die meer willen dan wonen alleen. Met een basaal ontwerp, met een veelzijdige indeelbaarheid, bieden de woningen ruimte aan verschillende soorten huishoudens en eigentijdse collectie- ve voorzieningen.
229
Het concept van 100 % monument
maakt gebruik van de bestaande kwaliteiten en beperkingen, door die om te zetten in een duurzaam product. Naast deze programmatische duurzaamheid is door Cees Leenaerts van W/E adviseurs gezocht naar slimme manieren om met het energiegebruik om te gaan. Uit dit onderzoek kwam een model naar voren waarin door een goede combinatie van aanwezige kwaliteiten en toepassing van nieuwe tech- nieken het mogelijk is om van Justus van Effen een energieneutraal gebouw te maken.
230
Het Werkwijze van 100 % monument
Uit ons onderzoek kwam naar voren dat problemen in het huidige gebruik zich dikwijls voordoen op plaat- sen waar het oorspronkelijke ontwerp drastisch is gewijzigd. Zo waren de fietsenbergingen ondergebracht in de fraaie, ruimtelijke trappenhuizen. Daardoor waren deze onoverzichtelijk en sociaal onveilig geworden. Deze trappenhuizen zijn na verloop van tijd allemaal dichtgetimmerd.Dergelijke ingrepen waren voor ons de reden om nieuwe ingrepen en aanpassingen van de huidige situatie te baseren op de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten en de nog aanwezige structuur. Zo konden de grote stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van het ontwerp van Michiel Brinkman het best weer naar voren worden gebracht.
231
het Gevelmetselwerk van 100 % monument
De aanpak van de metselwerkgevels en de reconstructie van de kozijnen vormen goede voorbeelden van de integrale werkwijze. Een groot deel van de metselwerkgevels was in de jaren tachtig wit gekeimd. Van- wege de wens dit schilderwerk te verwijderen, is de huidige toestand van het metselwerk uitgebreid en diepgaand onderzocht. Daarbij is een proefreiniging uitgevoerd. Delen van dit gereinigde proefstuk zijn eregend, om de waterdichtheid te beoordelen. Er is ook een aantal boorkernen getrokken, waarmee een vries-dooiproef is gedaan. De metsel- en voegspecie zijn microscopisch geanalyseerd.
232
Kozijnreconstructiehet van 100 % monument
Bij de renovatie in de jaren tachtig zijn de oorspronkelijke houten schuif- en draairamen vervangen door aluminium schuiframen. De fijne, subtiele en doordachte detaillering is hierdoor uit het gevelbeeld verdwe- nen. De bestaande kozijnen zijn daarbij als stelkozijn gebruikt, waartoe de sponningen en de indeling op vrij grove wijze uit de kozijnen zijn gezaagd.
233
Installatietechniek Justus van Effen
Justus van Effen was een van de eerste wooncomplexen in Nederland waar een collectieve CV-installatie werd aangebracht. De nieuwe energie-installatie is ook weer collectief. De leidingen volgen zelfs het oor- spronkelijke tracé.
234
In de woning betekent ‘100% nu’ voor de installatie,
dat sprake is van een neutraal gezoneerde vloerver- warming en -koeling, vraaggestuurde ventilatoren, draadloze aflezing van de warmtemeter en dergelijke.
235
Justus van Effen een energieneutraal complex.
De investering in de duur- zame installatie wordt door Woonstad gedaan en ondergebracht in het Justus Energiebedrijf. De bewoners houden via de vereniging van eigenaren zeggenschap in het beleid van dit energiebedrijf. Zo kunnen de woonlasten in de toekomst onafhankelijk blijven van stijgende energieprijzen.
236
Conclusies -Justus van Effen -
1. staat duurzaamheid van het resultaat voorop. (De eigenschappen en werkingen van het monument worden door de ingrepen hersteld en versterkt, waardoor het monument ook in de toekomst ‘zichzelf’ kan blijven.)2. Voor de verduurzaming en de verbetering van de energiehuishouding van Justus van Effen is gebruik gemaakt van nieuwe innovatieve technieken en materialen, zoals het warmtedak en de zwevende gietvloer met vloerverwarming. Dit zijn materialen en toepassingen die aansluiten bij de traditionele werking van het gebouw. Innovaties in de techniek moeten gebaseerd zijn op kennis van deze werking.
237
De kleuren van Huis Sonneveld
Bij de restauratie van Huis Sonneveld werd technisch onderzoek verricht naar de originele kleurschema’s in de interieurs.
238
Het interieur van Huis Sonneveld verrast door het kleurbeeld.
Een rijk palet aan kleuren viel te verwach- ten op grond van archiefgegevens en de overlevering van onder andere de architect Jaap Bakema. ‘Tot voor kort vond men er nog een eigen sfeer in elke slaapkamer en bijbehorende sanitaire ruimte, verkregen door kleuren en details, die destijds in overeenstemming waren met de specifieke omstandigheden van een bepaald lid van het gezin.
239
Bronnen (renovatie van Huis Sonneveld )
Tijdens de voorbereiding van de restauratie van dit relatief gaaf bewaard gebleven interieur van het Nieuwe Bouwen is ervoor gekozen om een zo authentiek mogelijk beeld op te roepen van de kleurstelling en inrich- ting zoals die anno 1933 is geweest
240
Kleurladders (renovatie van Huis Sonneveld )
Bij het onderzoek was de belangrijkste bron natuurlijk het huis zelf. Op wanden, plafonds, kozijnen, deuren en vast meubilair kon immers onder de vele later aangebrachte lagen de oorspronkelijke afwerking nog aanwezig zijn. Om deze informatie op te sporen, is het krabben van kleurladders (stratigrafisch onderzoek) een beproefde methode.
241
Kleurmeting (renovatie van Huis Sonneveld )
Na bepaling van de originele afwerking, kon worden overgegaan tot kleurmeting. Omdat verf op lijnolieba- sis in afgedekte toestand (in het donker) verkleurt (vergeelt en verdonkert), was het noodzakelijk om de blootgelegde kleur enige tijd aan het daglicht (UV) bloot te stellen. Daarbij kon de juiste tint van de oor- spronkelijke kleur met behulp van hedendaagse kleurcodes worden gezocht.
242
Glans en oppervlaktestructuur (renovatie van Huis Sonneveld )
Naast kleur zijn ook de oorspronkelijke glansgraad en oppervlaktestructuur bepalend voor de authenticiteit van de reconstructie. In het interieur van huis Sonneveld zijn er door Brinkman & Van der Vlugt vijf ver- schillende soorten verven gebruikt, die bij de restauratie opnieuw zijn toegepast. Deuren, betimmeringen en radiatoren werden voorgelakt aangeleverd op het werk, zoals omschreven in het bestek. Vervolgens werden deze afgewerkt met een kleurlak op oliebasis in een zijdematte uitvoering.
243
Instandhoudingstechnologie
of (de kennis van) conserveringstechnieken gaat uit van natuurwetenschappe- lijk onderzoek naar de degradatie van bouwmaterialen. Het is een breed kennisveld en dat is ook logisch. Bouwmaterialen zijn zeer verschillend van aard en de aantasting van hout verschilt daarom fundamenteel van de aantasting van (bak)steen. Daarnaast verkeren materialen onder nogal verschillende expositieom- standigheden.
244
Kleurstellingen (renovatie van Huis Sonneveld )Op basis van de resultaten van het gedetailleerde kleurenonderzoek in Huis Sonneveld, kunnen drie soorten kleurstellingen worden onderscheiden.
De traphal en gangen hebben een warm beige kleur met een lichtgeel op deuren van de verschillende ver- blijfsruimten. De kamers waar het echtpaar Sonneveld verbleef of haar gasten ontving, zijn uitgevoerd in aardkleuren, brons, bruin en beige tinten met daaraan toegevoegd een enkel kleuraccent in het meubilair, bijvoorbeeld lichtgeel in de hoofdslaapkamer of vermiljoen rood in de haardhoek van de werkkamer. Op- merkelijk is de toepassing van bronsmetaalglans op wanden, radiatoren en stalen ramen in deze vertrek- ken, met name als achtergrond voor de zit- en rustplekken.Een andere kleurgroep is te vinden in die vertrekken waar fellere kleuren zijn toegepast bij het vaste meu- bilair en de stofferingen, zoals in de studio voor de dochters, de eethoek of de kinderslaapkamers.De derde kleurgroep betreft de dienstvertrekken en verkeersruimten, die geheel in beige tinten zijn gehou- den. In de dienstruimten is het beige afgestemd op de kleur van het tegelwerk en is er alleen de toevoe- ging van een diep rood als accentkleur op deuren en op meubilair. De hal, het trappenhuis en de gangen hebben lichtgele accenten op deuren naar vertrekken en groengrijs op kastdeuren en radiatoren tegen een beige-roze wandafwerking.
245
De oorspronkelijke, Latijnse, betekenis van het woord monument is
‘herinnering’. In die zin draagt het mo- nument bij aan het weten over het verleden.
246
Volgens de Monumentenwet 1988 behoren tot de categorie ‘monument’:
alle vervaardigde, onroerende, zaken ouder dan vijftig jaar, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.1 Daar kan aan worden toegevoegd dat een monument hoort te passen in een bepaalde context en in een bepaalde continuïteit.
247
Restaureren, reconstrueren, behouden
Vanaf het begin van de Europese bouwgeschiedenis is er aandacht geweest voor behoud en restauratie, en zeker ook voor hergebruik.
248
Een vroeg voorbeeld van een restauratie
was het Pantheon in Rome, oorspronkelijk gebouwd in 27 v. Chr. (figuur 5). De restaurerende, of eigenlijk reconstruerende keizer Hadrianus, liet overigens uit eerbied voor de oorspronkelijke bouwer, diens naam in de architraaf hakken: Marcus Agrippa, zoon van Lucius en voor de derde maal consul, heeft dit gemaakt!
249
Compatibiliteit
Het behoud van historisch materiaal en daarmee het behoud van authentieke waarde, wordt in belangrijke mate bepaald door de vraag in hoeverre de bij restauratie of onderhoud gekozen materialen compatibel zijn met de historische.
250
Compatibiliteit kan wor- den beschouwd als
een conceptuele eis of een uitgangspunt binnen een groter kader, waarin waardestel- ling en authenticiteit een rol spelen. Met het compatibiliteitsbeginsel als randvoorwaarde kunnen functionele en technische eisen gesteld worden en kunnen op het laagste niveau van abstractie materiaaleigenschap- pen worden omschreven
251
Bij het werkterrein van de conserveringstechnieken
aat het om het behoud van historische materialen en constructies. Het denken in termen van compatibiliteit van ingrepen vormt daarbij een belangrijk onderdeel van het beslissingsproces. Het technisch ingrijpen bij restauraties is geen op zich staande handeling met standaardoplossingen.
252
De conserveringsingreep is gebaseerd op
kennis van de staat van conservering van het betreffende gebouw en van het betreffende materiaal.
253
Omdat materiaaleigenschappen en daaraan gekoppelde transportprocessen in materialen bepalend zijn voor degradatieprocessen
is inzicht in het gedrag van bouwmaterialen nodig om uiteindelijk tot de keuze van compatibele oplossingen te komen. Bij het denken over technieken voor conservering gaat het zowel om hun mogelijkheden als om hun risico’s.
254
Het werkterrein van de conserveringstechnieken is zeker niet beperkt tot middeleeuwse gebouwen,
maar vindt ook zijn toepassing in jonge twintigste-eeuwse monumen- ten en in andere in stand te houden of te onderhouden gebouwen en constructies.
255
De voornaamste materi- alen waarmee de architect te maken zal krijgen zijn:
– Metselwerk;– Baksteen;– Mortel;– Natuursteen;– Hout;– Beton.
256
De belangrijke vormen van schade en verwering worden veroorzaakt door
omgevingsfactoren zoals water, vorst, luchtvervuiling, overstroming, in het algemeen in combinatie met materiaaleigenschappen.
257
De aantastingsprocessen die onder die omstandigheden plaatsvinden hebben te maken met de aanwezigheid van vocht. RILEM Commissie TC COM geeft het volgende overzicht:9
– Proces van vries-dooi cycli;– Proces van zoutkristallisatie cycli;– Proces van chemische omzetting (resulterend in de vorming van expansieve verbindingen: onder andere door droge en natte depositie van luchtverontreinigingen als SO2, NO2, vliegas, roet, ...);– Proces van oplossen en uitlogen;– Proces van wind en water erosie;– Proces van hygroscopische vochtopname door zouten;– Proces van biodegradatie;– Proces van uitzetting en krimp onder invloed van vocht- en temperatuurwisselinge
258
Schade door constructieve oorzaken
Schademechanismen die de constructieve veiligheid van gebouwen in gevaar kunnen brengen moeten ui- terst zorgvuldig worden behandeld, of er nu sprake is van constructieve oorzaken of mogelijke constructie- ve gevolgen.
259
De schadeverschijnselen omvatten veelal bepaalde scheurpatronen, die ook nog eens kunnen samengaan met vervormingen. De eerste belangrijke stap in het diagnoseproces is
een visuele opname en analyse van het schade- of scheurenpatroon. Een dergelijke opname is niet altijd eenvoudig en vaak is de hulp nodig van een constructeur om alle aanwijzingen uit het patroon, zoals de richting van de scheur of scheuren, de scheurwijdte en het verloop daarvan, goed te kunnen interpreteren.
260
Scheuren en andere constructieve schades kunnen zijn veroorzaakt door
overbelasting, door zetting of bijvoorbeeld door extreme gebeurtenissen als aardverschuivingen, aardbevingen en dergelijke. Het is be- langrijk dergelijke scheuren te kunnen onderscheiden van scheuren ten gevolge van lengteveranderingen door temperatuur of door vochtwisselingen.
261
(Schade door constructieve oorzaken) De belangrijkste categorieën, die worden behandeld zijn:
– Eigen gewicht (en rustende belasting) in zware massieve constructies;– Zettingen;– Horizontale verplaatsingen door spatten van bogen, gewelven of kapconstructies;– Extreme gebeurtenissen, als aardbevingen, aardverschuivingen.
262
Bij het identificeren van constructieve schadepatronen moeten de volgende kenmerken in beschouwing worden genomen:
– Scheurwijdte en variatie daarvan over het verloop van de scheur;– Diepte van de scheur(en): oppervlakkig of door en door;– Richting van de scheur(en);– Combinatie van het scheurpatroon met vervormingen en verplaatsingen.
263
Naast de visuele kenmerken van het scheurpatroon moet ook het volgende mede worden beschouwd:
– Het gedrag van de scheur in de loop van de tijd; vergelijking van de schade met de schade zoalsaangetroffen bij eerdere inspecties; monitoren (verder volgen in de loop van de tijd);– De bouwmaterialen waaruit de constructie is opgebouwd;– de gebruikte constructietechniek;– Gaat het bij de constructie met schade om een muur, kolom, boog, ...;– Welke constructieve elementen zijn verbonden met het beschadigde bouwdeel;– Welke ingrepen zijn in de loop der tijd uitgevoerd.
264
Dankzij een hulpmiddel als MDDS
(Monument Damage Diagnostic System), is het mogelijk door een visuele inspectie op gestructureerde wijze tot een hypothese met betrekking tot het schadeproces te komen.
265
Het gebruik van expertsystemen in de bouwpraktijk
is een tamelijk recente ontwikkeling
266
Het is verstandig bij een opname gebruik te maken van een set eenvoudige instrumenten, zoals:
– Fototoestel en verrekijker;– Flesje water, pipet en Karstenbuis;– Rolmaat;– Scheurwijdtemeter;– Priem;– Voeghardheidsmeter;– Kleine hoeveelheid HCl (verdund zoutzuur).
267
Het vastleggen van de aangetroffen schade kan in MDDS op verschillende niveaus worden gedaan:
bijvoor- beeld op het niveau van constructies of bouwdelen (muur, dak, vloer, kolom ...) en daarnaast op het niveau van individuele materialen (natuursteen, baksteen, pleister, voegmortel, verf...). De gebruiker voert bepaalde gegevens in en opereert daarbij volgens een logische methode, die bovendien garandeert dat rapporten die door het systeem worden gegenereerd coherent zullen zijn, waarbij geen essentiële onderdelen van een opnameonderzoek zijn vergeten. Het rapport bevat uiteindelijk alle nodige stappen om te komen tot een goede diagnose.
268
(MDDS) Tijdens het bekijken van het gebouw kan de gebruiker voor verschillende situaties komen te staan
in de zin van type, omvang en ernst van de schade. Zo kan schade soms beperkt zijn tot een pleisterlaag, maar in andere gevallen ook de muur daarachter omvatten dan (wat meestal zal wijzen op een andere oorzaak); de schade kan uiterst locaal zijn of juist wijd verspreid; het kan gaan om beginnende schade of om een scha- deproces dat zich al gedurende lange tijd heeft kunnen ontwikkelen en waarbij ernstige vormen van schade zichtbaar zijn. Het systeem maakt het de gebruiker mogelijk zoveel als maar nodig blijkt in detail te gaan, waarbij alle informatie die relevant lijkt voor de opname en de daarna uit te voeren diagnose worden geno- teerd.
269
MDDS kan op elk moment tijdens de consultatie een rapport genereren. Het rapport zal zowel gegevens als foto’s van het gebouw en de afzonderlijke constructies die zijn bekeken omvatten evenals een definitie van de waargenomen schade. Om een goede basis te krijgen voor een eventuele ingreep, reparatie of restaura- tie zijn de volgende stappen noodzakelijk:
– Een (bouw)historische beschrijving, inclusief interventies uit het verleden; mogelijke historische gebeurtenissen die kunnen hebben bijgedragen aan de huidige staat van conservering en de aan- getroffen schade. Daarnaast is een waardestelling van belang;– Beschrijving van de technische staat van conservering, waartoe behoort:• Beschrijving van de schadetypen;• Evaluatie van de condities waaraan de constructie is blootgesteld;• Beschrijving en identificatie van de toegepaste materialen.– Diagnose en risicoanalyse;– Beslissing omtrent wat te behouden en wat te vervangen;– Documentatie van het bovenstaande en van de interventie.
270
Conserveringstechnieken
Bij het daadwerkelijk inzetten van conserveringstechnieken gaat het in de eerste plaats om het begrijpen van de oorzaken van eerder opgetreden degradatieverschijnselen en schade.
271
Voorbeelden van conserveringstechnieken en -materialen zijn onder andere:
– Technieken en materialen voor het bestrijden van optrekkend vocht;– Gevelreinigingstechnieken;– Hydrofoberen van gevels;– Antigraffiti behandeling van gevels;– Kathodische bescherming van ijzer (zoals wapening in beton of ankers en dergelijke in baksteen ennatuursteen metselwerk);– Steenreparatie mortels voor reparatie van aangetaste natuursteen en baksteen;– Gebruik van speciale restauratiepleisters voor muren die met vocht en zouten zijn belast. Daarnaast behoort tot het gebied van de conserveringstechnieken ook de vraag welke soorten baksteen, natuursteen of mortel te kiezen bij restauratie.
272
Herontwikkeling is niet alleen voorbehouden aan architectuur
Door de eeuwen heen worden cultuurgoede- ren hergebruikt, van oudsher ook vanuit economische en pragmatische motieven.
273
Bij herontwikkeling maken meerdere (bestaande en beoogde) waarden deel uit van de overwegingen van de architect. Dat zijn ondermeer:
– de esthetische waarde van het gebouw;– de emotionele waarde;– de culturele waarde;– de sociale (maatschappelijke) waarde;– de gebruikswaarde;– de ecologische waarde;– de economische waarde;– de architectonische waarde; en, als laatste genoemd maar niet de minste, – de (cultuur-) historische waarde.
274
De architect komt de historische waarden van het object vooral in twee vormen tegen:
ematerialiseerd (het gebouw zelf) en (immaterieel) in verhalen over het gebouw. Het gaat in beide gevallen over wat door de tijd overgeleverd werd. Dat betekent dat de architect zich moet losmaken van de waan van de dag. Hij moet oog hebben voor die historische aspecten van het gebouw en de relevantie ervan behouden of her- stellen. Hij moet ze in het ontwerp meenemen en in voorkomende gevallen zelfs tot de kern van zijn ont- werp maken.
275
Consolidatie gaat uit van
het behoud van de stedenbouwkundige structuren en ook zo veel mogelijk van behoud van de bestaande bebouwing. Daarbinnen wordt gezocht naar de mogelijkheden om de gewenste verandering te accommoderen
276
Het gevaar van de tabula-rasabenadering is
dat waardevolle architectonische en stedenbouwkundige kwali- teiten verloren gaan, sociale structuren onnodig kapot worden gemaakt, kapitaal wordt vernietigd, de hoe- veelheid sloopafval onnodig groter wordt en dat er wezenloze en footloose architectuur wordt geprodu- ceerd. En misschien wel het ergste is dat de maatschappelijke problematiek, die de aanleiding tot de hele aanpak vormde, vaak verplaatst wordt in plaats van aangepakt.
277
De tabula-rasabenadering is primair een vastgoedbenadering
die geen antwoord geeft op de maatschappe- lijke problematieken waarmee de bewoners te maken hebben. Deze benadering omzeilt via sloop de pro- blemen die in het beheer moeten worden opgelost.
278
Bij transformatie is op voorhand niet duidelijk wat het uitgangspunt moet en zal zijn:
e bestaande gebou- wen of het nieuwe programma. Dat hangt af van de kwaliteiten en mogelijkheden van de gebouwen en de gewenste veranderingen en de mogelijke synthese daartussen.
279
Transformatie is een specifieke benadering van de stedelijke vernieuwing.
Cruciaal voor de ontwerpopgave binnen de transformatie is de zoektocht naar oplossingen voor maatschappelijke problematieken. Om die zoektocht te kunnen doen is een aantal stappen in het ontwerpproces nodig. Binnen die stappen verandert de functie van het ontwerp steeds.
280
In deel II hebben we drie projecten beschreven volgens een vast stramien.
Stappen in het ontwerpproces1. Van opdracht naar ontwerp opgave(herformulering in relatie tot doelen en context)2. Verkenning mogelijkheden(divergentie in onderzoek naar mogelijkheden voor context, programma en beeld)3. van ontwerp opgave naar concept(convergentie in toetsen en concept)4. van concept naar ontwerp(uitwerken concept in ontwerp voor gebouw)5. van ontwerp naar uitvoeringhet ontwerp gereed maken voor uitvoering in samenwerking met uitvoerende partij6. evaluatie(terugblik op opgave, concept, ontwerp en uitvoering)
281
functies van het ontwerp
1. document tot verleiding(tekeningen tbv verleiding van betrokken partijen)2. Document van onderhandeling (tekeninge tbv discussie van programma en kosten3. Document van uitvoering(tekeningen tbv ontwerp en uitvoering)
282
Het begrip industrieel erfgoed verwijst
naar een grote hoeveelheid roerend en onroerend goed dat uit voorbije tijden van industriële bedrijvigheid stamt. Het omvat zeer verschillende gebouwtypologieën zoals vuurtorens, silo’s en fabrieksgebouwen maar ook infrastructuur zoals spoorwegen, sluizen en vliegvelden, havens, voertuigen, machines en installaties
283
Herkenning van de betekenis van industrieel erfgoed
was en is een eerste belangrijke stap voor behoud. De tweede, nog belangrijkere stap is het om een nieuwe, vitale functie te vinden voor de industriële gebouwen of gebieden. Dit is net als bij elk gebouwd erfgoed noodza- kelijk om behoud, onderhoud en instandhouding op lange termijn te kunnen bekostigen. Er is echter een aantal bijzondere kenmerken, kansen en moeilijkheden, als het gaat om het herbestemmen van industrieel erfgoed.
284
Vanuit cultuurhistorisch perspectief is de onderlinge samenhang tussen
gebouwen en andere productiemid- delen zoals machines van groot belang.Vaak is het niet een afzonderlijk gebouw maar een groep gebouwen, die samen met machines en infrastructuur een verdwenen productieproces, het functioneren van een fabriek of een ambachtelijke werkwijze herkenbaar weerspiegeld.
285
De grote uitdaging van deze gebiedsgerichte herontwikkelingsopgave is
het waarborgen van de aanwezige cultuurhistorische waarden ondanks de vele verschillende belanghebbenden, het langdurige proces en de moeilijkheid om vanwege de noodzakelijke grondsanering en lastig te hergebruiken gebouwen een sluitende exploitatie rond te krijgen.
286
Ten noordwesten van de Eindhovense binnenstad ligt langs de spoorlijn een geheel afgezonderde indu- striewijk, die de inwoners van de Lichtstad tot voor kort slechts van buiten af konden waarnemen. Deze wijk – Strijp S – was één van de complexen in de stad waar Philips Electronics Nederland B.V. zijn elektro- nische producten maakte en die vervolgens over de hele wereld uitvoerde. Op basis van het nieuwe Bestemmingsplan Strijp S zal
Philips zich geleidelijk van het fabrieksterrein terugtrekken. Daarmee komt het gebied beschikbaar om tot een nieuw stadsdeel ontwikkeld te worden. Het motto van die transformatie is ‘oude faam wordt nieuwe roem.’ Op basis van het nieuwe Bestemmingsplan Strijp S zal het gebied de komende decennia worden omgevormd tot een stedelijk subcentrum met een gemengd programma van wonen, werken, cul- tuur en voorzieningen, dat moet worden ondergebracht in bestaande en in nieuwe gebouwen.
287
Bij de plan- ontwikkeling en transformatie van Strijp S zullen
‘de essentiële kwaliteiten van het bestaande worden ge- bruikt als vertrekpunt voor nieuwe stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen, zodat een hoogwaardige specifieke identiteit van het gebied wordt bereikt.’
288
De drie fabrieksgebouwen van de Hoge Rug zijn aangewezen als rijksmonument en horen tot de weinige gebouwen op het voormalige Philips-fabrieksterrein die worden gehandhaafd en getransformeerd (afbeel- ding 6). Het doel van deze studie was te onderzoeken op welke wijze in het proces van transformatie recht kan doen aan zowel de monumentale waarde van deze gebouwen als aan de gestelde ambities van het nieuwe stedenbouwkundige masterplan. De centrale vraagstelling luidde:
Welke architectonische interven- ties zijn denkbaar en te realiseren vanuit de cultuurhistorische en bouwhistorische waardestelling enerzijds en vanuit de gewenste toekomstwaarde anderzijds?
289
De succesvolle transformatie van bestaande gebouwen, gebouwenstelsels en gebieden is een bijzonder complexe opgave. Naast het vaststellen van de al aanwezige waarden houdt die ook in
het bijzonder het benoemen van kansen voor herbestemming en het maken van keuzen in.
290
Idealiter worden transformatieplannen op basis
van een zorgvuldige cultuurhistorische en bouwhistorische waardestelling en een grondige verkenning van de kansen voor herbestemming (zoals nieuwe functies, hedendaagse eisen met betrekking tot ecologie, comfort en technische installaties) gemaakt.
291
Bij de trans- formatie van Strijp S werden echter
r al veel besluiten genomen voordat in 2008 de bouw- en cultuurhistori- sche onderzoeken afgerond werden. Zo werd het stedenbouwkundig plan van Bureau West 8 al in 2004 definitief vastgesteld.
292
Volgens het stedenbouwkundige masterplan van West 8 valt het nieuwe Strijp S uiteen in vier bouwfasen:
aan de Kastanjelaan, in ‘De Driehoek’, aan de Philitelaan en aan de Glaslaan (afbeelding 12). De fasen Kastanjelaan en Glaslaan omvatten voornamelijk woningen. De Driehoek is het plandeel met het meeste industrieel erfgoed – de Hoge Rug, het Veemgebouw en het Ketelhuis – en vormt het feitelijke centrum van het gebied. Wonen wordt daar gecombineerd met de functies werken, cultuur en recreatie. Aan de Philitel- aan, waar onder andere het historische Klokgebouw is gelegen, worden wonen en werken in gebouwen bij elkaar gebracht.
293
Op grond van het Definitief Stedenbouwkundig Plan van West 8 en het stedenbouwkundig ontwerp van Jo Coenen zal de architectonische beleving van de Hoge Rug ingrijpend veranderen:
1. Functionele en visuele eenheid Hoge Rug2. Dubbelzijdigheid Hoge Rug3. Vijfde gevel4. ‘Kop’ Hoge Rug
294
1. Functionele en visuele eenheid Hoge Rug
Het ensemble Hoge Rug, dat werd gekenmerkt door de functionele en architectonische aaneenschakeling van de drie apparatenfabrieken SK, SAN, SBP en het Veemgebouw, wordt in het plan van West 8 behan- deld als drie afzonderlijke gebouwen. Volgens het plan wordt elke apparatenfabriek onderdeel van één bouwblok. Daardoor wordt de lineaire opzet van de Hoge Rug ten gunste van de typologie van een bouw- blok opgegeven. Het feit dat Trudo twee verschillende architectenbureaus heeft gekozen om plannen voor de tijdelijke herbestemming van de gebouwen SAN en SBP te laten ontwikkelen, bevestigt deze verwachting. De functionele en visuele samenhang tussen de gebouwen SBP, SAN en SK dreigt verloren te gaan.
295
2. Dubbelzijdigheid Hoge Rug
In het stedenbouwkundig plan van Jo Coenen komen de bouwblokken achter de Hoge Rug te vervallen en wordt uitgegaan van een levendig binnengebied met centrumfunctie tussen de Torenallee en de Philitelaan. In het plan blijven Tankstraat en leidingenstelsel, die aan de noordzijde langs de Hoge Rug lopen, behou- den. Daarbij wordt de Tankstraat de belangrijkste ontsluiting van De Driehoek. De Hoge Rug speelt in het plan een cruciale rol als verbindend element tussen de hoofdas, de huidige Torenallee en het nieuwe cen- trum van Strijp S. De Hoge Rug, die vroeger alleen gericht was op de Torenstraat, wordt straks gekenmerkt door een dubbelzijdige opzet
296
3. Vijfde gevel (Hoge Rug)
Door de bouw van hoge torens (tot 32 verdiepingen) op Strijp S zullen de gebouwen van de Hoge Rug in de toekomst niet meer de hoogste gebouwen van het gebied zijn. Wat tot nu toe slechts daken met bitu- men dakbedekking waren, vormt straks de vijfde gevel van de Hoge Rug
297
‘Kop’ Hoge Rug
De sloop van gebouw SL omstreeks 1980 leidde ertoe dat gebouw SK het begin van de Hoge Rug vormt. Daardoor krijgt de kopgevel van SK een (te) belangrijke rol als gezicht van de Hoge Rug (afbeelding 17). In het Definitief Stedenbouwkundig Plan is op de plek waar vroeger gebouw SL stond ruimte gemaakt voor de reconstructie van het in de jaren vijftig door Le Corbusier ontworpen Philips-paviljoen. Maar of het paviljoen daadwerkelijk word herbouwd is nog onzeker. Duidelijk is dat de Hoge Rug op deze plaats om een nieuw aanknopingspunt en startpunt vraagt naar de stad toe.
298
1. Ensemblewaarde:
Met betrekking tot de cultuurhistorische waarde: de Hoge Rug als een functionele eenheid met haar speci- fieke stedenbouwkundige betekenis. Met betrekking tot de architectonisch-ruimtelijke waarde: de archi- tectonische uitstraling van de Hoge Rug als een reeks van samenhangende gebouwen met één lange gevel.
299
Het bijzondere aan het ensemble van de Hoge Rug binnen het gebied Strijp S is
de horizontale gelaagd- heid. Enerzijds kwam deze gelaagdheid duidelijk naar voren in het oorspronkelijk gebruik, waarbij op de begane grond over de gehele lengte van de Hoge Rug de overslag van goederen plaatsvond van het spoor.
300
2. Gebruikswaarde:
Door haar functionele opzet met dienende functies – ontsluiting, garderobes, sanitaire ruimtes – in de hoek- en middenrisalieten en door de grote ongedeelde ruimtes in de hoofdbouwmassa met een robuuste draagstructuur en een ruime verdiepingshoogte biedt de Hoge Rug ruimte voor multifunctioneel gebruik.
301
3. Ingenieurskunst:
De opbouw van de Hoge Rug als een structuur van monoliet gewapend beton, waarbij de gaafheid van bouwelementen zoals deuren, ramen, hang- en sluitwerk, trappen, de integratie van technieken, enzovoort opvallen.
302
We staan voor een enorme herbestemmings- en herontwerpopgave. Maar hoe pak je dat aan en welke ‘gereedschappen’ zijn daarvoor geschikt?
We herontdekken deze opgave die altijd al in mindere of meerde- re mate speelde. De geschiedenis vormt een rijke inspiratiebron en toont ons tal van voorbeelden waaruit wij lessen kunnen trekken.
303
Een stad is nooit af, zij is continu in beweging. Een stad evolueert waarbij we het vertrouwde koesteren, maar niet bevriezen!
Bijzonder daarbij is dat het stedelijk weefsel en vooral de fijnmazige verkavelingstruc- tuur een constante en zeer waardevolle karakteristiek is.
304
Hergebruik en herbestemming zijn van alle tijden. Het is niet iets specifieks van deze tijd, ofschoon onze focus zich daar hernieuwd op richt. In de architectuur- en bouwgeschiedenis zijn vele voorbeelden te vin- den.
Zij vormen een onuitputtelijke inspiratiebron en laten zien dat er heel verschillende benaderingswijzen mogelijk zijn, een range van tabula rasa, zorgvuldige instandhouding, completeren, interveniëren naar syn- these van oud en nieuw in een nieuwe compositie.
305
an belang voor elke herbestemming- en herontwerpopgave is:
ken uw zaak, weet waar het over gaat, inventariseer en analyseer, maak het je eigen, studeer en bestudeer het bestaande, ken de materialen en technieken. Leer de geschiedenis, de omgeving, de plek en het programma (van eisen) kennen.
306
Completeren van het bestaande,
van dat wat ontbreekt of van wat is aangetast door aan te vullen kan op verschillende manieren. Natuurlijk kun je het geheel weer completeren zoals het was (in oude luister her- stellen). Meestal ontbreekt echter betrouwbare informatie en vraagt de authenticiteit van het resterende om een andere benadering, om een duidelijk afleesbare toevoeging.
307
Twee voorbeelden illustreren deze interessante opgave.
Allereerst de bekroning van de toren van de Hervormde Kerk in IJsselstein.Als tweede voorbeeld het herstel van het Koldinghus (van 1972 tot 1992) in Kolding, Jutland in Denemarken
308
Hervormde Kerk in IJsselstein.
Deze kerk, gesticht in 1310, heeft een bijzondere toren van latere datum. Deze toren is een ontwerp van de Italiaanse architect Alessandro Pasqualini (1493–1559) en is in 1532–1535 gebouwd in renaissancestijl; uniek voor de Noordelijke Nederlanden in die tijd. Door blikseminslag en ver- volgens brand is de bekroning van de toren in 1568 verloren gegaan. Na een aantal mislukte pogingen tot restauratie werd de spits in 1632–1635 herbouwd. In 1911 brandde de spits echter nog een keer af.
309
Koldinghus (van 1972 tot 1992) in Kolding, Jutland in Denemarken
Dit kasteel stamt uit de dertien- de eeuw, maar na een brand in 1808 bleef slechts een ruïne achter. Het noodherstel met onder andere platte daken was uiteindelijk weinig bevredigend en diende na vele tientallen jaren vervangen te worden. De Exners kozen ervoor om de oorspronkelijke bouwsubstantie te respecteren en te completeren. De nieu- we draagstructuur is volledig losgehouden van de bestaande bouwmuren en de nieuwe gevels en daken zijn duidelijk afleesbaar in materiaal en detaillering. Zo zijn de nieuwe houten gevels vóór het vlak van de zware bouwmuren aangebracht. Het Koldinghus is een schoolvoorbeeld van een terughoudende consolida- tie in combinatie met een afleesbare completering met maximaal behoud van het authentieke werk.
310
Breuk
We zijn er allemaal op ingesteld om schade te voorkomen en als er onverhoopt toch sprake is van schade wil je die in de regel zo snel mogelijk en zo goed, zo onzichtbaar mogelijk, herstellen. Schade kan echter ook een nieuw beeld, een nieuwe kwaliteit, opleveren.
311
Interveniëren
Een bestaand complex, al dan niet monument, geschikt maken voor een nieuwe functie, houdt vaak ‘ruimte maken’ in, opschonen en verwijderen van elementen die weinig of geen (cultuurhistorische) waarde hebben en die het gebruik en de ontwikkeling van het complex blokkeren.
312
Toevoegen
Interveniëren in een gebouw kun je doen door iets weg te nemen maar ook door iets toe te voegen. Dat laatste doet Carlo Scarpa in Venetië bij de Fondazione Querini-Stampalia (1961–1963).
313
Dialoog
Wat is de essentie van de opgave om een opengevallen plek te vullen in een bestaande straatgevelwand? Je zou dat kunnen beschouwen als het aangaan van een gesprek met het bestaande en het streven naar een dialoog met de omgeving.
314
De gevel van het pand aan de Oude Schans nummer 3 in Amsterdam van architect Herman Zeinstra (1937) dateert uit 1975.
Voor het ontwerp van deze gevel heeft hij de opbouw van de gevels van de grachtenpan- den in Amsterdam bestudeerd. Hij creëert verwantschap door gebruik te maken van klassieke elementen zoals schaal, maat en verhoudingen van de verticale gevelopeningen (drie per verdieping), de hijsbalk, een hoge begane grondverdieping en de voorgevel als scherm.
315
Instandhouding
Verandering van gebruik en gewijzigde eisen die we aan een gebouw of omgeving stellen, zorgen ervoor dat het slechts in bijzondere gevallen mogelijk is om een gebouw te handhaven zoals het ooit bedacht en gerealiseerd is.
316
(Instandhouding) Meestal verdwijnt het oorspronkelijke gebruik
en op dat moment is er sprake van een mu- sealisering van het object. Zoals Huis Sonneveld in Rotterdam (oorspronkelijk ontwerp van Brinkman en Van der Vlugt uit 1932–1933, gerestaureerd door Joris Molenaar van 1999–2001) en het Anne Frank Huis in Amsterdam (gerestaureerd door Verlaan & Bouwstra architecten in samenwerking met prof.dr.ir. Coen Temminck Groll in 1999).
317
Een uniek voorbeeld van instandhouding en continuïteit van gebruik is
de zeven eeuwen oude moskee in Djenné in Mali. Dit voorbeeld van adobe-architectuur (gestampte klei) wordt jaarlijks met inzet van de ge- hele gemeenschap van een nieuwe toplaag voorzien. Dit is een bijzondere gebeurtenis die de hele stad in rep en roer brengt. De karakteristieke uitstekende houten balken in alle gevels vormen daarbij de werkplat- forms. De hele gevel komt daardoor binnen handbereik om de beschermende kleilaag met de hand aan te kunnen brengen, uit te smeren en alle scheuren in te wassen. Door de nieuwe toplaag is het lemen bouw- werk weer tegen het komende regenseizoen opgewassen.
318
Synthese
Als de instandhoudingopgave gecombineerd wordt met vernieuwing, is er soms sprake van een nieuwe spannende compositie die ver uitstijgt boven het bestaande, overigens zonder dit laatste te ontkennen. Ik geef daarvan enkele voorbeelden.
319
(Synthese) Allereerst een klassiek voorbeeld uit het zestiende-eeuwse Italië: de Basilica Palladiana (1546–1614) van Andrea Palladio, in het centrum van Vicenza aan het Piazza dei Signori.1
De Basilica is in de kern een gegroeid middeleeuws bouwwerk met een grote zaal waarin het bestuur van de stad bijeenkwam en waar ook recht gesproken werd, het Palazzo della Ragione, en met op de begane grond een groot aantal winkeltjes.
320
Re-use, re-design en re-naissance vragen om behoud èn vernieuwing, om continuïteit èn verandering.
Her- bestemming lijkt daardoor een contradictie in zich te dragen. Sleutel voor deze opgave is creativiteit ge- paard aan kennis en vaardigheid. Deze vormen bij uitstek de wapens van de architect.