Aard exogene krachten (niet werking ijs) Flashcards

(31 cards)

1
Q

Welke 4 exogene krachten heb je?

A
  1. Verwering en hellingsprocessen
  2. Werking stromend water
  3. Werking ijs
  4. Werking wind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is verwering?

A

Het afbreken of kapotmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is erosie?

A

Het transport van deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de 3 soorten verwering.

A
  1. Mechanische verwering
  2. Chemische verwering
  3. Organische verwering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg mechanische verwering uit.

A

Bij koude klimaten bevriest water en zet het uit -> vorstverwering.
De chemische samenstelling blijft hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg chemische verwering uit.

A

De chemische samenstelling verandert. Dit komt vooral voor bij warme en vochtige klimaten. 2 soorten:
1. Oplossing van kalksteen
2. Oxidatie van ijzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de oxidatie van ijzer uit.

A

Ijzer reageert met zuurstof en water, waardoor er roest ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de oplossing van kalksteen in water uit.

A

Het gesteente lost op doordat het water zuur is door CO2-gas of plantenzuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg organische verwering uit.

A

Door dieren of planten, bv. wortels, klimop, vogeluitwerpselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn hellingsprocessen?

A

Transport van gesteente door de zwaartekracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de 3 soorten hellingsprocessen en de onderdelen ervan.

A
  1. Massabeweging
    • Vallen
    • Glijden
    • Bodemkruip
  2. Afspoelingserosie/ vloeien
    • Diffuse
    • Geulerosie
    • Modderstroom
  3. Menselijke activiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg massabeweging uit.

A

Dit is enkel door de zwaartekracht, niet door iets anders zoals water, ijs of wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg vallen, glijden en bodemkruip uit.

A
  1. Vallen: Afstorting of abrasie (door branding/ golven)
  2. Glijden: Aardverschuivingen.
  3. Bodemkruip: Losse bodemmateriaal heel traag naar beneden. Zien aan kromming bomen/ scheuren huizen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is afspoelingserosie of vloeien? Geef de 3 onderdelingen.

A

Bodemdeeltjes komen los door verplaatsing van water.
1. Modderstroom
2. Diffuse
3. Geulerosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is afspoelingserosie slecht voor de landbouw?

A

De vruchtbare grond vloeit weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn hellingsprocessen door menselijke activiteiten? Geef voorbeelden.

A

We verhogen risico op afstorten, verschuiven, wegvloeien…
1. Ontbossing
2. Landbouw
3. Mijnbouw

17
Q

Wat is het verschil tussen het verval en het verhang wanneer het over rivieren gaat?

A

Het verval is het hoogteverschil.
Het verhang is het gemiddelde hoogteverschil uitgedrukt in snelheid.

18
Q

Wat is het debiet van een rivier en waar hangt het van af?

A

De hoeveelheid water in een rivier. Dit hangt af van het klimaat (hoeveelheid regen), de aard van de bodem, de vegetatie en de grootte van de bekken

19
Q

Geef de 3 rivierprocessen.

A
  1. Erosie
  2. Transport
  3. Sedimentatie
20
Q

Wat lees je af in de Hjulströmdiagram?

A

Welk rivierproces er is. Hangt af van de stroomsnelheid en de korrelgrootte van de bodemdeeltjes.

21
Q

Geef de opdeling van erosie in rivierprocessen.

A
  1. Verticale: Erosie in de diepte door groot verval en sterke stroomsnelheid. Rivier wordt dieper. Bv. V-dal of kloofdal zoals Grand Canyon.
  2. Laterale: Delen oevers wegslaan, rivier wordt breder, bv. vlakbodemdal.
22
Q

Geef de opdeling van transport in rivierprocessen.

A
  1. Saltatie: Glijden over bodem, kleine sprongetjes maken, bv. zand en silt.
  2. Suspensie: Zweven in water, bv. klei.
  3. Oplossen, bv. zout en kalk.
23
Q

Wat is sedimentatie?

A

De afzetting van deeltjes waar de snelheid afneemt.

24
Q

Wat is de alluviale vlakte?

A

Dit is vruchtbaar slib -> waar deeltjes afgezet zijn geweest.

25
Hoe noemen processen waarbij het landschap gevormd wordt door de wind?
Eolische processen.
26
Welke 3 processen heb je bij de werking van wind?
1. Erosie 2. Transport 3. Sedimentatie
27
Leg erosie door de wind uit.
Vooral in woestijngebieden. Wind slijpt vormen in stenen -> paddenstoelrotsen.
28
Leg transport door de wind uit.
1. Saltatie: In sprongen over de grond 2. Suspensie: Meegevoerd met de wind
29
Wat is er speciaal aan sedimentatie door de wind?
Het gebeurd selectief. Eerst worden de grootste deeltjes afgezet.
30
Hoe noemt het land waar nu de Noordzee ligt?
Het Doggerland.
31
Welke 2 soorten duinen zijn er?
Landduinen en kustduinen.