NW Erfelijkheidsleer Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat is erfelijkheid?

A

Ouders en nakomelingen bezitten gelijke kenmerken doordat kenmerken naar volgende generatie worden overgedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een synoniem voor de erfelijkheidsleer?

A

Genetica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn chromosomen?

A

Dit zijn draadjes in de celkern. Het bestaat uit DNA (in het DNA liggen de erfelijke kenmerken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een gen?

A

Een stukje van een chromosoom dat informatie bevat voor één erfelijke eigenschap, bv. oogkleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een genlocus?

A

Ieder gen heeft een plaats op de chromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn homologe chromosomen?

A

Ze hebben dezelfde lengte, vorm en gelijke erfelijke informatie, bv. beide bepalen de oogkleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn allelen?

A

Dit zijn homologe chromosomen, maar zijn toch verschillend in hun erfelijk materiaal, bv. een gen voor oogkleur kan een blauw en bruin allel hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn multipele allelen?

A

Er zijn meer dan twee varianten van het allel, bv. bloedgroep A, B, AB, of O.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is homozygoot?

A

Individu heeft dezelfde allelen voor een bepaald kenmerk, bv. 2 blauwe oogkleur allelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is heterozygoot?

A

Individu heeft 2 verschillende allelen, bv. allel voor blauwe en voor groene ogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het genotype?

A

Dit is de erfelijke informatie in het chromosoom, bv. je hebt een allel blauw en een groen allel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het fenotype?

A

Dit zijn de waarneembare kenmerken, bepaald door het genotype. Dit is dus wat je fysiek ziet, bv. je hebt groene ogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een dominant allel?

A

Dit kenmerk komt tot uiting in het fenotype. HOOFDLETTER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is en recessief allel?

A

Dit allel komt niet tot uiting, enkel als het genotype homozygoot is (je hebt 2 dezelfde allelen). KLEINE LETTER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn codominante allelen?

A

Beide allelen komen tot uiting in het fenotype. Bv. je hebt de 2 allelen bloedgroep A en B, het fenotype is bloedgroep AB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een intermediair fenotype?

A

Basically codominante allelen, bv. met bloemen. De 2 allelen zijn roos en wit, de bloem (fenotype) is roos.

17
Q

Wat is een monohybride kruising?

A

Bij een kruising wordt enkel rekening gehouden met 1 kenmerk, bv. oogkleur.

18
Q

Wat is de uniformiteitswet?

A

Ale beide ouders homozygote allelen hebben, dan heeft elke nakomeling hetzelfde genotype.

19
Q

Wat is de splitsingswet?

A

Nakomelingen hebben verschillende fenotypes. VERHOUDINGEN, bv. 3:1 of 1:2:1.