NW Voortplanting (p22-28 niet) Flashcards

(30 cards)

1
Q

Waarom liggen de teelballen buiten de buikholte?

A

In de buikholte is het te warm voor de zaadproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In wat zijn de teelballen ingedeeld?

A

Lobjes, gevuld met zaadbuisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanaf de pubertijd produceert de hypofyse 2 hormonen bij de man, welke?

A

LH en FSH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van LH.

A

Er wordt testosteron aangemaakt, wat voor de secundaire geslachtskenmerken van de man zorgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van FSH.

A

Er wordt testosteron aangemaakt. Dit regelt de aanmaak van zaadcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor wat zorgt inhibine?

A

Een terugkoppeling in de hypofyse voor de productie van zaadcellen te remmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bewegen zaadcellen in de teelballen?

A

Door trilhaartjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe worden de zaadcellen beweegelijk?

A

Door het zaadvocht in de bijbal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg het zaadblaasje uit.

A

Ze voeren suiker mee met de zaaduitstorting, omdat de zaadcellen een lange weg moeten afleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de prostaat?

A
  1. Sluit de urinetoevoer bij zaaduitstorting.
  2. Beschermt spermacellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de klieren van Cowper?

A

Deel van de zaadvloeistof, neutraliseert het urinezuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de ampulla?

A

Een verwijding in de eileider waar de bevruchting plaats vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn melkzuurbacteriën? Waar bevinden die zich?

A

In de vagina. Ze zorgen voor een zuur milieu, waardoor de vagina beschermt is tegen infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het hymen?

A

Sluit de vagina gedeeltelijk af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 fases heb je bij de menstruatiecyclus?

A
  1. Folliculaire fase (dag 5-16)
  2. Luteale fase (dag 16-28)
  3. Menstruatiefase (dag 1-5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de folliculaire fase uit.

A

FSH wordt aangemaakt, wat zorgt voor de rijping van een primair follikel.
De rijpende follikel maakt oestrogeen aan.
Rond dag 12-14 vindt er een piek in LH plaats (eisprong). Graafs follikel barst open, eicel komt vrij.
Het geel lichaam wordt gevorm uit overblijfselen Graafs follikel.

17
Q

Voor wat zorgt oestrogeen?

A
  • Secundaire geslachtskenmerken
  • Samentrekken baarmoederspier
  • Remming op FSH (geen nieuwe eicel rijpen)
18
Q

Leg de luteale fase uit.

A

Gele lichaam maakt oestrogeen en progesteron aan.
Baarmoederslijmvlies verdikt en is klaar voor innesteling bevruchte eicel.

19
Q

Voor wat zorgt progesteron?

A
  • Houden baarmoederslijmvlies
  • Geen samentrekkingen baarmoederspier
  • Remming FSH en LH
20
Q

Leg de menstruatiefase uit.

A

Eicel wordt niet bevrucht. Ontstaat wit lichaampje -> baarmoederslijmvlies sterft af.
Geen remmend effect oestrogeen en progesteron meer -> opnieuw FSH aanmaken.

21
Q

Dankzij welk hormoon blijft het geel lichaampje wel bestaan wanneer de eicel bevrucht is?

A

Humaan Chorion gonadotrofine (HCG)

22
Q

Waarom sterven er zoveel spermatozoa in de vagina?

A
  1. Zuurtegraad vagina
  2. Immuunreacties van vrouw
  3. Misvormingen zaadcellen
23
Q

Wat moet de zaadcel doorbreken tijdens de bevruchting?

A

De corona radiata en de zona pellucida.

24
Q

Wat gebeurt er als een zaadcel de eicel binnendringt.

A

Hij laat zijn staart en hals achter. Er gebeurt een corticale reactie: de zona pellucida wordt hard.

25
Geef de 3 fases van de ontwikkeling van een baby.
1. Kiemschijfstadium (week 1-3) 2. Embryonale fase (week 4-8) 3. Foetale fase (week 9-40)
26
Wat gebeurt er in de eerste week?
De eicel gaat zich vermenigvuldigen -> klievingdelingen. Op dag 4 is het 16-cellig stadium of de morula. Op dag 5 is het 32-cellig of de vroege blastula. De cellen zijn nog totipotent -> kan nog uitgroeien in eender welke cel. Op dag 6 is het 64-cellig of het kiemblaasje/ blastocyst.
27
Wat zijn de 3 onderdelen van de blastocyst? Leg uit.
1. Dooierzak/ holte: gevuld met vocht. 2. Trofoblast: cellen die zullen instaan voor voeding embryo. 3. Embryoblast: gaat innestelen in baarmoederwand.
28
Leg de tweede week uit van de ontwikkeling.
Blastocyst is ingenesteld. Embryoblast wordt 2 lagen of kiembladen: ectoderm en endoderm. Trofoblast is dikker (binnenste en buitenste). In buitenste zijn grote bloedvaten -> verbinding blastocyst en baarmoederslijmvlies = placenta. ...
29
Welk hormoon meet een zwangerschapstest?
Humaan Chorion gonadotrofine. Eerst aangemaakt door eicel zelf, dan door placenta.
30
Leg de foetale fase in 3 delen (maanden).
1. Derde maand: menselijke aanblik, zenuwstelsel werkt en reageren op prikkels, geslacht herkenbaar. 2. Maand 4-5: slikken, beweging voelen, hartslag horen, donshaartjes. 3. Maand 6-9: foetus ronder en voller door onderhuids vetweefsel en gewichtstoename, huid bedekt met vet -> beschermt tegen vruchtwater.