Spaans L14 Flashcards
(69 cards)
1
Q
de interviewer
A
el entrevistador
2
Q
de radio-omroep
A
la cadena de radio
3
Q
de enquête
A
la encuesta
4
Q
live uitzending
A
en vivo
5
Q
over
A
sobre
6
Q
interviewen
A
entrevistar a
7
Q
zeggen
A
decir (i)
8
Q
de twijfel
A
la duda
9
Q
eigenlijk
A
en realidad
10
Q
het weer
A
el tiempo
11
Q
de mist
A
la niebla
12
Q
indrukwekkend
A
impresionante
13
Q
de winter
A
el invierno
14
Q
sneeuwen
A
nevar (ie)
15
Q
de laatste tijd, onlangs
A
últimamente
16
Q
de lente
A
la primavera
17
Q
de mouw
A
la manga
18
Q
de warmte
A
el calor
19
Q
vol
A
pleno, -a
20
Q
vreselijk
A
horrible
21
Q
als
A
si
22
Q
verdragen
A
aguantar
23
Q
veronderstellen
A
suponer
24
Q
minder dan
A
menos que
25
ongetwijfeld
sin duda
26
in korte mouwen
en manga corta
27
het is warm
hace calor
28
op straat
por la calle
29
het lijdt geen twijfel
no cabe duda
30
een appartement
un piso
31
de herfst
el otoño
32
de druivenoogst
la cosecha de las uvas
33
soms
a veces
34
gematigd
templado
35
warm
caluroso
36
in de hoogte
en altura
37
kustgebieden
las zonas costeras
38
het seizoen
la temporada / la estación
39
vochtigheid
la humedad
40
regenachtig
lluvioso
41
onuitstaanbaar
insoportable
42
gelijkaardig
similar
43
gelegen
ubicado
44
droog
seco
45
daar
allí
46
het zeeklimaat
el clima marítimo
47
de hemel
el cielo
48
onder nul
bajo cero
49
het sneeuwt
nieva
50
het hagelt
graniza
51
het motregent
llovizna
52
het vriest
hiela
53
bewolkt
nublado
54
bewolkt
nuboso
55
betrokken
cubierto
56
onbewolkt
despejado
57
januari
enero
58
februari
febrero
59
maart
marzo
60
april
abril
61
mei
mayo
62
juni
junio
63
juli
julio
64
augustus
agosto
65
september
septiembre
66
oktober
octubre
67
december
diciembre
68
zetten, leggen, plaatsen
poner
70
juli
julio
