Alles vo examen 1 Wiskunde (theorie) Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat betekent deze pijl: =>

A

Als => dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent deze pijl: <=

A

dan <= als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent deze pijl: <=>

A

als en slechts als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor wat staat A ∩ B? (4)

A
  • en
  • 1+1=1
    = conjunctie

De verzameling van de beste vrienden van Anna en Bart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor wat staat A U B? (4)

A
  • of
  • v
  • 0+1=1
    = disjunctie

De verzameling van de beste vrienden van Anna of Bart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor wat staat A \ B?

A

niet

De verzameling van de beste vrienden van Anna en niet Bart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn propositities?

A

Proposities of logische uitspraken zijn uitspraken waarvan je met zekerheid kan zeggen dat ze ofwel waar (=1) ofwel val (=0) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de negatie van een propositie in symbolen?

A

¬p

Je leest: niet p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de negatie van een propositie?

A

Een logische uitspraak die enkel waar is als de propositie vals is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet onmogelijk in smbolen

A

¬(¬p) of p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onmogelijk in symbolen

A

¬p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mogelijk in symbolen

A

p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is een conjunctie vals?

A

Omdat minstens 1 van de proposities vals is.

bv: 1 0 0 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de conjunctie van 2 proposities p en q?

A

Is een logische uitspraak die enkel waar is als beide proposities waar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

notatie de conjunctie van 2 proposities p en q?

A

p ^ q

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de disjunctie van 2 proposities p en q?

A

Een logische uitspraak die enkel waar is als minstens 1 van de proposities waar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

notatie de disjunctie van 2 proposities p en q?

A

p v q

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn logisch gelijkwaardige proposities?

A

Zijn logische uitspraken die dezelfde waarheidstabel hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een tautologie?

A

Is een samengestelde logische uitspraak die altijd waar is, onafhankelijk van de waarheidswaarde van de deelproposities.

vb: “Ik ga op kamp of ik ga niet op kamp.”

20
Q

Wat is een contradictie?

A

Een samengestelde logische uitspraak die altijd vals is, onafhankelijk van de waarheidswaarde van de deelpropositie.

vb: “Ik ga op kamp en ik ga niet op kamp.”

21
Q

Hoeveel tekens heb je bij 3 proposities?

A

8 (p, q en r)

22
Q

Hoeveel tekens heb je bij 2 proposities?

23
Q

Hoe heet het wanneer je alleen 1’en hebt?

A

een tautologie

24
Q

Hoe heet het wanneer je allen 0’en hebt?

A

Een contradictie

25
Wat is een AND-poort? + symbool
Een logische poort met verschillende ingangen. Bij deze poort is de uitgang enkel 1 als alle ingangen 1 zijn. symbool = &
26
Wat is een OR-poort? + symbool
Een logische poort met verschillende ingangen. Bij deze poort is de uitgang enkel 1 als minstens 1 ingang 1 is. symbool = ≥1
27
Wat is een NOT-poort? + symbool
Een logische poort met 1 ingang. Bij deze poort is de uitgang enkel 1 als de ingang 0 is.
28
Wat is de implactie? + notatie (Wanneer waar en wanneer vals?)
De implicatie is vals omdat de 1e proposities p waar is en de tweede q vals is. De implicatie van de 2 proposities is waar als beide proposities waar zijn of als de eerste propositie p vals is. notatie: p => q
29
Wanneer is de equivalentie waar?
Als p en q dezelfde waarheidswaarde hebben. (1 of 0)
30
Bewijzen kennen!
Niet vergeten!
31
Hoe ga je van de standaardvorm naar de alpha-beta-vorm?
1) alpha berekenen (-b/2a) 2) x vervangen door alpha om beta te bepalen
32
Wat is de formule van α?
α = -b / 2a
33
Welke 3 methodes kan je gebruiken om een veelterm te ontbinden in factoren?
- gemeenschappelijke factor afzonderen - tweeterm van de vorm: a2 - b2 = (a-b)(a+b) - drieterm van de vorm; a2 + 2ab + b2 = (a+/-b) tot de 2e
34
In welke 3 stappen kan je de nulwaarden bepalen?
1) Herleid de vergelijking naar de standaardvorm 2) Ontbind LL in factoren 3) Stel elke factor gelijk aan 0.
35
Wat is de formule om x1 of x2 te vinden?
-b +OF- vierkantswortel D / 2a
36
Formule om de discriminant te vinden
D = b2 - 4ac
37
In welke 3 stappen kan je de nulwaarden bepalen met de discriminant?
1) Herleid naar standaarvorm 2) Discriminant berekenen 3) Bereken de waarde voor x
38
formule voor de som
S = -b / a
39
formule voor het product
P = c / a
40
Wat is de som in symbolen?
x1 + x2
41
Wat is het product in symbolen?
x1 . x2
42
Wat doe je als je Som en Product hebt berekent om de waarden van x1 en x2 te vinden?
een gemeenschappelijk getal vinden
43
Hoe stel je een tekenverloop van een tweedegraadsfunctie op?
1) nulwaarden berekenen 2) a berekenen 3) tekenverloop opstellen
44
Hoe groter |a|, met a de coëfficiënt van x(2), hoe ... de parabool.
smaller
45
hoeveel oplossingen bij D < 0?
geen reële oplossingen
46
hoeveel oplossingen bij D = 0?
1 oplossing alpha
47
hoeveel oplossingen bij D > 0?
2 oplossingen X1 en X2 -b -of+ vierkantswortelD / 2a