Geschiedenis - 4 Flashcards

(37 cards)

1
Q

Uit hoeveel standen bestond de standenmaatschappij?
Welke?

A
  • 3
  • 1ste: clerus (bidden)
  • 2e: adel (beschermen)
  • 3e (werken) (=platteland boeren, steden, ambachten, handelaars, ambtenaren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom mocht de sociale orde niet ter discussie staan?

A

Omdat God dit zo gekozen had.
Wie zich verzette, trok zijn gezag in twijfel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurde er met wie zich verzette tegen de sociale orde?

A

Sociaal verzet werd hardhandig neergeslagen.
Dat vormden de wortels van Franse Revolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor macht hadden de adel en clerus?

A
  • politieke macht (-> bijstaan + geen belastingen)
  • economische macht (grootgrondbezitters)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer ontstond er sociale mobiliteit in de standenmaatschappij?

A

eind18e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor was sociale mobiliteit mogelijk?
Veranderde elke stand?

A
  • huwelijken (rijke handel)
  • ambtsadel: beloning loyaliteit ambtenaren van vorst
  • de derde stand bleef ongewijzigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor wat zorgde een groeiende gelaagde maatschappij?

A

Voor spanningen (tussen)standen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar woonden de meeste mensen?

A

op het platteland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 plaatsen vormden een uitzondering op de verstedelijkingsgraad die amper veranderde in Europa?

A
  • Zuidelijke Nederlanden
  • Noordelijke Nederlanden
  • Engeland en Wales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe groeiden de steden eerder in de plaats van verstedelijking?

A

Eerder als politiekadministratieve hoofdsteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer lag de levensverwachting op het platteland hoger?

A

voor 1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat waren de 3 motieven van migratie?

A

1) economische motieven
2) sociale motieven
3) culturele motieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat waren de economische redenen om te migreren?

A

pullfactoren:
- meer kans op werk
- meer kans op beter bestaan

pushfactoren:
- moeilijker overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren de sociale motieven om te migreren?

A
  • sociale status verbeteren
  • hoop op bijstand id stad
  • meer anonimiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de culturele motieven om te migreren?

A
  • groter aanbod aan religieuze trekpleisters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk commercieel centrum viel er het meest op vanaf het midden van de 17e eeuw?

A

de enorme expansie van Londen

17
Q

Wat zijn de push- en pullfactoren?

A

geduwd en aangetrokken worden door iets

18
Q

Wat was de belangrijkste oorzaak van migratie naar de stad?

A

De economische motieven

19
Q

Hoe zie je dat de stad een erg ongelijke samenleving?

A
  • juridische verschillen tussen insiders en outsiders
  • poorters hadden speciale stadsrechten
20
Q

Wat zijn poorters?

A

Mensen met speciale stadsrechten

21
Q

Waarom kunnen de steden niet zonder de boeren?

A

Ze zijn afhankelijk van het voedsel van de boeren.

22
Q

Waarom is het moeilijk om het beeld van de boeren op de stedelijke bevolking te krijgen?

A

Omdat ze weinig bronnen achterlieten.

23
Q

Voor wat dienden de markten in de stad?

A

Ze fungeerden als de ontmoetingsplaats waar de uitwisseling van producten kon plaatsvinden.

24
Q

Hoe komt het dat de stadsbevolking een eigen urbane identiteit ontwikkelde?

A

Doordat de stedelijke elite graag het rurale leven in beeld bracht, vol stereotypen en sterke contransten van de boeren.

25
Wat is een patriarchale orde?
Dat betekent dat mannen de samenleving domineren.
26
Wat is de juiste term voor mannen die de samenleving domineerden?
Een patriarchale orde
27
Konden de vrouwen eigen keuzes maken?
Ja het ideaalbeeld kwam niet altijd overeen als in de praktijk In de VMT boden maatschappelijke veranderingen hen ook kansen om zich te ontplooien en ambities te koesteren.
28
In welke eeuw hamerde ze erop dat de trouw aangekondigd en in een kerk moest zijn, onder leiding van een geestelijke en in het bijzijn van getuigen?
16e huwelijk wordt zo officiële en publieke plechtigheid
29
Wat was de belangrijkste voorwaarde voor de huwelijksband? katholiek
Dat die zich op een overeenstemming tussen de partners baseerde. -> niemand mocht worden gedwongen = voor vrouwen zekerheid over hun toekomst
30
Hoeveel procent van de bevolking bleef celibatair en trouwde nooit in het begin van de 16e eeuw?
30 à 40% (vooral in de steden)
31
Wat gebeurde er met ongehuwde dochters?
- ze konden intreden in een klooster - sommigen dreigde armoede: bekeken met vooroordelen, vormden bedreiging voor de sociale orde
32
Welke beroepen deden vrouwen zoal?
- huishoudhulp - dienstmeisje - detailhandel - textielnijverheid weduwe: - konden zaak echtgenoot overnemen
33
Wat kregen vrouwen id loop vd 16de en 17de eeuw dankzij het veranderende wereldbeeld?
Meer kansen voor vorming en opleiding
34
Wanneer kregen vrouwen meer kansen voor vorming en opleiding?
id loop vd 16de eeuw
35
Hoe konden vrouwen een naam maken?
Als auteur of kunstenaar
36
Wie verzon de beeldvorming van de vrouw?
De mannen
37
Welke 3 dingen zeiden mannen over vrouwen? Tot wat leidde dat?
- lichamelijke verschillen (van medisch perspectief) - karaktereigenschappen (zwak, wispelturig, opvliegend) - gevaarlijke verleidster, dom schepsel Leidde tot vrouwenhaat.