Frans voc - Dossier 1 Flashcards
(112 cards)
1
Q
de adrenaline
A
l’adrénaline (f)
2
Q
een avontuur
A
une aventure
3
Q
een competitie
A
une compétition
4
Q
de ontspanning
A
la détente
5
Q
een ploeg, een team
A
une équipe
6
Q
een ervaring
A
une expérience
7
Q
een piste
A
une piste
8
Q
een risico
A
un risque
9
Q
een sportzaal
A
une salle de sport
10
Q
vermoeiend
A
fatigant(e)
11
Q
fysiek
A
physique
12
Q
lievelings-
A
préféré(e)
13
Q
sportief
A
sportif / sportive
14
Q
rustig
A
tranquille
15
Q
lopen
A
courir
16
Q
ontdekken
A
découvrir
17
Q
(aan sport) doen
A
faire du/de la/de l’ + sport
18
Q
(balsport) spelen
A
jouer au / à la / à l’ + sport de ballon
19
Q
een sport beoefenen
A
pratiquer le / la (+sport)
20
Q
voor iedereen
A
à la portée de tous
21
Q
buiten
A
à l’extérieur
22
Q
binnen
A
à l’intérieur
23
Q
atletiek
A
l’athlétisme (m)
24
Q
badminton
A
le badminton
25
basketbal
le basketball
26
beach-volleybal
le beachvolley
27
horde springen
la course de haies
28
coursen
le cyclisme
29
paardrijden
l'équitation (f)
30
klimmen
l'escalade (f)
31
voetbal
le football
32
golf
le golf
33
handbal
le handball
34
judo
le judo
35
kayaken
le kayaking
36
het wandelen
la marche
37
het zwemmen
la natation
38
rugby
le rugby
39
poolstokspringen
le saut à la perche
40
hoogspringen
le saut en hauteur
41
het skiien
le ski
42
tennis
le tennis
43
boogschieten
le tir à l'arc
44
volleybal
le volleyball
45
Wanneer gebruik je 'pratiquer'?
Bij le / la / les
46
Wanneer gebruik je 'faire'?
Bij du / de la / de l'
47
Wanneer gebruik je 'jouer'?
Bij au / à la / à l'
48
Vervoeg courir in de indicatif présent
je cours
tu cours
il court
nous courons
vous courez
ils courent
49
Vervoeg courir in de impératif + vertaling
Cours!
Courons!
Courez!
(vertaling = loop!)
50
Vervoeg courir in de imparfait + vertaling
je courais
tu courais
il courait
nous courions
vous couriez
ils couraient
(vertaling = ik liep)
51
Veroeg courir in de futur simple + vertaling
je courrai
tu courras
il courra
nous courrons
vous courrez
ils courront
(vertaling = ik zal lopen)
52
Vervoeg courir in de passé composé + vertaling
j'ai couru
tu as couru
il a couru
nous avons couru
vous avez couru
ils ont couru
(vertaling = ik heb gelopen)
53
Vervoeg courir in de conditionnel présent
je courrais
tu courrais
il courrait
nous courrions
vous courriez
ils courraient
(vertaling = ik zou lopen)
54
een bal (klein + groot)
une balle
un ballon
55
een stok
un bâton
56
een doel
un but
57
een ploeggeest
un esprit d'équipe
58
de /het fairplay
le fairplay
59
een net
un filet
60
een match, een wedstrijd
un match
61
het materiaal
le matériel
62
een mand, een korf
un panier (de basket)
63
een zwembad
une piscine
64
een strand
une plage
65
een racket
une raquette
66
een set
un set
67
een groepssport
un sport collectif
68
een teamsport
un sport d'équipe
69
een individuele sport
un sport individuel
70
een stadion
un stade
71
een terrein
un terrain
72
een pluimpje, een shuttle
un volant
73
winnen
gagner
74
deelnemen (aan)
participer (à)
75
verliezen
perdre
76
in openlucht
en plein air
77
passes geven
faire des passes
78
de bal gooien
lancer le ballon
79
een doelpunt maken
marquer un but
80
een punt scoren
marquer un point
81
op gras
sur herbe
82
op het strand
sur plage
83
sportschoenen
des baskets (f.)
84
een pet
une casquette
85
wandelschoenen
des chaussures de randonnée (f.)
86
gesloten schoenen
des chaussures fermées (f.)
87
een zonnecrème
une crème solaire
88
een vertrek
un départ
89
een drinkfles
une gourde
90
een tussendoortje
un gouter
91
een zonnebril
des lunettes de soleil (f.)
92
een volledig open schoen
un nu-pieds
93
een paar
une paire
94
een picknick
un piquenique
95
een fleecetrui
un polaire
96
een trui
un pull
97
een terugkeer
un retour
98
sandalen
des sandales (f.)
99
regenkleding
un vêtement de pluie
100
wandelen, stappen
marcher
101
besteden (aan)
consacrer (à)
102
aangezien
étant donné que
103
wanneer
quand / lorsque
104
terwijl/tijdens
pendant que
105
aangezien het feit dat
étant donné que
106
zo...dat
tellement ... que
107
vermits
puisque
108
dus
donc
109
want
car
110
aangezien?
comme
111
anders
sinon
112
indien/als
si
