Engels voc - Unit 2 Flashcards

(60 cards)

1
Q

een ondernemer
- ondernemings-
- ondernemingszin

A

an entrepreneur
- entrepreneurial
- entrepreneurship

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

steunen
- steunend

A

to support
- supportive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een bron van inspiratie, van goede ideeën

A

a source of inspiration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

inspireren

A

to inspire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inspirerend

A

inspirational

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

potentieel, mogelijkheden

A

potential

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

winst maken <-> verlies maken

A

to make a profit <-> to make a loss

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

winstgevend

A

profitable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onkosten verminderen

A

to cut expenses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vaste kosten

A

overheads

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een voordeel

A

a benefit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voordelig, nuttig

A

beneficial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een werknemer

A

an employee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een werkgever

A

an employer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de CEO

A

the CEO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor wat staat CEO?

A

Chief Executive Officer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een salaris

A

a salary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een maximum salaris

A

a maximum wage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

grondstoffen

A

raw materials

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een pas opgericht bedrijf

A

a start-up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een bedrijf stichten

A

to found a company

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de stichter

A

the founder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een concurrent

A

a competitor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

concurreren

A

to compete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
concurrerend
competitive
26
met geld steunen
to subsidize
27
overheidssteun
a subsidy
28
vraag en aanbod
supply and demand
29
een aandeelhouder
a stockholder
30
aandelen
shares
31
de aandelenmarkt
the stock market
32
investeren, beleggen
to invest
33
investering, belegging
an investment
34
een investeerder, een belegger
an investor
35
een gemeenschap
a community
36
een koor
a choir
37
een meute, een lawaaierige menigte (bv protest)
a mob
38
samekomen, zich verzamelen
to gather
39
collectief, gemeenschappelijk
collective
40
financiering door een groot aantal kleine financiers die vaak geworven zijn via sociale media
crowdfunding
41
het betrekken van een breed (online) publiek bij de ontwikkeling van producten en diensten of beleid
crowdsourcing
42
een deelnemer
a participant
43
een toeschouwer
a bystander
44
participeren, deelnemen
to participate
45
een vrijwilliger
a volunteer
46
zich vrijwillig aanbieden
to vulenteer
47
samenwerken
to collaborate
48
samenwerking
collaboration
49
bijdragen
to contribute
50
een bijdrage
a contribution
51
verslavend
addictive
52
veel geld waard zijn
valuable
53
wat producers kunnen verkopen
supply
54
een moment van moeilijkheden of gevaar
crisis
55
erg hoog
exorbitant
56
de basis benodigdheden van een mens
necessities
57
het geld dat je maakt
profit
58
De overheid
the government
59
Wat mensen wille kopen
demand
60
Iemand die co-owner van een bedrijf is
a stockholder