Begrippenlijst Flashcards

(45 cards)

1
Q

lengte-krachtrelatie:

A

hoek-momentrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stimulatiefrequentie-krachtrelatie:

A

hoeveelheid calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kracht-snelheidrelatie

A

moment-snelheidsrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sarcolemma =

A

spiervezelmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cytoplasma/cytosol:

A

vloeistof in cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

celkern:

A

bevat genetisch materiaal van de cel(DNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mitochondriën

A

betrokken bij atp-productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

centriolen

A

rol bij celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lysosomen

A

rol bij het opruimen van afval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ER

A

fabriek waar grondstoffen voor de cel worden gemaakt: eiwitten, vetten en hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

golgi

A

zorgt voor de afwerking van producten uit het er en voor het vervoer naar de plaats van bestemmnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ribosomen:

A

plaats waar eiwitsynthese plaats vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SR

A

alleen inspiervezels, opslagplaats voor calcium; waar actie en myosine interacties plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

t-tuvili

A

zorgen voor de verbinding van SR met spiervezelmembraan; ze vormen een soort voortzetting van het sarcolemma tussen de myofibrillen door; zo bereikt de actiepotentiaal; de diepe myofibrillen in een spiervezel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

satellietcellen:

A

speciale stamcellen in de spiervezels die een belangrijke rol spelen bij de spiergroei en eerste; van spieschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interstitium

A

de ruimte tussen de spiervezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

myofibril:

A

ongeveer 2000 in een spiervezels, met daartussen mitochondriën; opgebouwd uit 100-400 actine-en myosinefilamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sarcomeer:

A

kleinste contractuele eenheid in een dwarsdoorsnede van een spiervezel liggen een paraduizend parallel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

tropomyosineL

A

eiwit op het actie dat de bindingsplaatsen voor myosine bekleedt

20
Q

tromonine (tn)

A

bindingsplek calcium, waardoor tropomyosine wat verschuift en de bindingsplaatsen voor myosine op het actie beschikbaar komen

21
Q

S1-

22
Q

S2

23
Q

LC

A

2 lichteketenmoleculen bij elk van de 2 S1 kopjes van een myosinemolecuul, RLC en ELC. RLC kan gefosforyleerd worden –> potentialis van spierkracht

24
Q

MHC

25
alfa-actie
verbindt actiefilamenten van 2 halve sarcomen in de Z-lijn, stabiliseert titine
26
a-actine3
sterker a-actine aanwezig in snelle vezels
27
SNP
ontbreken van 1 basepsar op het gen
28
cytoskelet:
verankering van actie en myosine moleculen in spiercellen.
29
nebulineL
verstevigt / ondersteunt actine
30
ttitine:
grootste eiwit in menselijk lichaam. lopen. an Z-M lijn en zijn hier stevig aan elkaar verandering, ze vormen zo elastische verbindingen over de hele lengte van de spiervezels
31
myomesine
1 van de eiwitten die ervoor zorgen dat myosineflimaenten onderling stevig verbonden zijn in de M-lijnen
32
desmine:
verbindt Z-lijnen van aangrenzende sarcomen met elkaar, waardoor myofibrillen binnen 1 spiervezels als een geheel functioneren
33
dystrofine
geeft de spieren veerkracht en stevigheid; verbidt het intracellulair bindweefsel met membraaneiwitten en daardoor ook indirect met de extracellulaire matrix ; bevindt zich voor in perifere myofibrillen (buitenste) van de spiervezel
34
duchenne
zonder dystrofie beschadigen de spiercellen en sterven ze op den duur af. ze verdwijnen en er komt bindweefsel voor in de plaats
35
extracellulaire matrix
zorgt voor de samenhang tussen cellen in organenonderling; bestaat voor eenbealgngrijk deel uit stevingheidseiwitten (collageen_ en verder uit allerlei eiwitten met suikergroepen
36
integrines
receptoren (transmembraaneiwit) belangrijk voor spiergroei; geven als het waren het binnenste van de cel door wat er aan de buitenkant aan de hand is
37
focal adhension domain:
onderveel van de integrines waar allerlei andere eiwitten zitten en binden
38
focal adhesion eiwitten
erg gevoelig voor rek en staan aan het begin van een cascade van reacties die uiteindelijk leidt tot een toenemen van eiwitsynthese
39
collageen
vezelvormig eiwit met elastisch eigenschappen; l bestanddeel van. bindweefsel --> meerdere isovoimen, 30% van alle eiwitten in ons lichaam is collageen
40
gelatine
eiwit dat de collageensynthese stimuleert
41
fibroblasten
de cellen die collageen maken
42
epimysium
om de spier
43
endomysium
om elke spiervezel
44
perimysium
op groepen spiervezels (fascicles)
45
VEGF
single most important growth factor for expansion of the capillary bed, vefg levels determine the degree o capillary growth, during exercise, secreted from the muscle fibers to the muscle intersitium