college 12 Flashcards

(48 cards)

1
Q

De belangrijkste functie van de myoadenylaat-(AMP)-deaminase reactie is
A. IMP produceren
B. ATP produceren
C. ervoor zorgen dat de adenylaatkinase-reactie wat langer door kan blijven lopen
D. ervoor zorgen dat de creatinekinase-reactie wat langer door kan blijven lopen

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De reacties onder adenylate kinase and myoadenylate deaminase reaction leveren dus niet heel veel ATP op, maar zorgen er samen met de

A

de creatinekinase-reactie (B) wel voor dat reactie A kan blijven lopen: cross-bridge-ontkoppeling blijft mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ATP-Productie (resynthese) is ook een belangrijk doel van

A

ANAEROBE GLYCOLYSE
Dit college zullen we echter ook zien dat reactie D vooral al ook doel heeft om glucosemoleculen zo te verbouwen (nl. tot pyruvaat) dat alle energie die er in glucose zit er door de mitochondriën wordt uitgehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Per NAD+ worden

A

twee elektronen getransporteerd

voor tweede elektron moet ook een H+ worden opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe zit de omzetting van energie er kortboring uit?

A

glycolyse –> in het cytosol naar privaat 2xC3 –> anaeroob = 2xC3 naar lactaat en aeroob = 2xC2 met acetyl CoA met de citroenzuurcyclus in het mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij hexokinase en fosfofructokinase (FFK) wordt een ATP geïnvesteerd! Dat is dus

A

2 ATP per glucosemolecuul dat uit het bloed komt. Vervolgens komt daar later 2x2 ATP terug, dus de glycolyse levert netto 2 ATP op per glucosemolecuul uit het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor glucose uit glycogeen is dit gunstiger:

A

-1 ATP + 4 ATP = 3 ATP per glucosemolecuul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn twee isovormen van het enzym :

A

alfa-glycerolfosfaatdehydrogenase (=glycerol-3-fosfaatdehydrogenase): 1 in het cytosol en 1 aan de buitenkant van de mitochondriële membraan. NAD+ wordt teruggewonnen in het cytosol en twee elektronen (en 2 H+, waarvan 1 uit de oplossing) worden via FAD overgedragen op de ademhalingsketen (in geval van FADH2 aan Complex II,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dat de meeste reacties evenwichtsreacties zijn`;

A

D.w.z. dat afhankelijk van substraataanbod (aan de linkerkant van de reactie vergelijking, of in dit schema: aan de bovenkant) of productafname door de volgende reactie er al dan niet een netto flux zal optreden. Voor fosfoglucose-isomerase (tweede reactie) geldt dat er alleen een netto flux van glucose-6-fosfaat door dit enzym zal plaatsvinden (dus een netto omzetting van glucose-6-fosfaat naar fructose-6-fosfaat zal plaatsvinden) indien er fructose-6-fosfaat wordt weggenomen do

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke reacties zijn aflopend?

A

die van FFK (zo ook hexokinase en pyruvaatkinase) die wél sterk aflopend zijn (geen evenwicht). De FFK-reactie is sterk aflopend naar rechts: de ΔG van deze reactie is onder in vivo omstandigheden sterk negatief (-22kJ/mol). De ATP bij hexokinase en FFK is nodig, omdat er bij deze reacties een extra fosfaat wordt ingebouwd, en bij deze twee reacties dus niet om de ΔG negatief te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Evenwichtsreactie:

A

ΔG is bijna 0. In vivo is ΔG net iets negatief (de reactie loopt naar rechts), omdat F6F als substraat dient voor de volgende reactie in de keten. Per ms worden er bv. 100 moleculen G6F in F6F omgezet, maar bijna net zoveel (nl. 90) F6F terug in G6F. De netto flux door deze reactie, bv. tijdens rustig hardlopen, zal dan 10 (100-90) moleculen per ms zijn (let op: de getallen zijn arbitrair).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het fijne aan evenwichtsenzymen?

A

Dergelijke evenwichtsenzymen hebben een enorme overcapaciteit en kunnen moeiteloos veranderingen in energievraag opvangen. De hoeveelheden van deze enzymen verhogen d.m.v. training heeft dus niet veel zin, omdat ze al een overcapaciteit hebben en niet beperkend zijn voor de totale flux (door de glycolyse in dit voorbeeld).Bij een tempoversnelling kan zo’n evenwichtsenzym de grotere vraag naar ATP (waardoor de totale flux door de glycolyse moet toenemen) makkelijk aan (1B).
Evenwichtsenzymen hebben dus overcapaciteit als we hun flux beschouwen. Een verhoging van de hoeveelheid enzym door bv. training is daarom waarschijnlijk niet echt betekenisvol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij niet-evenwichtsenzymen kan de flux

A

niet toenemen door meer substraat aan te bieden dan wel product weg te halen. bv. fosfofructokinase (FFK): de reactie is aflopend; ΔG is sterk negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dergelijke aflopende reacties (zoals FFK) zijn:

A

I. de flux-beperkende schakel voor de hele keten (in dit vb. de glycolyse)
II. het punt van regulatie van de flux door de hele keten (juist omdat ze
ongevoelig zijn voor veranderingen in de concentraties van substraat
en product)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

drie reacties in de glycolyse zijn die geen evenwichtsreacties zijn (het evenwicht ligt in deze gevallen sterk rechts; ΔG is negatief): :

A

hexokinase, fosfofructokinase (FFK) en pyruvaatkinase. Voor deze enzymen geldt dat zij veel moeilijker hun flux kunnen verhogen dan de evenwichtsenzymen. Dit gebeurt bijvoorbeeld indien we tijdens het hardlopen versnellen en we dus graag per seconde meer glucose zouden willen omzetten in pyruvaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

FFK is dus

A

snelheid-beprekrde schakel als gaat het om de totale flex door de glycose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Minstens zo belangrijk is echter dat dergelijke enzymen belangrijke regulatiepunten vormen

A

als het gaat om de flux door de glycolyse af te stemmen op de energievraag en bv. de capaciteit van de citroenzuurcyclus en de ademhalingsketen.
Stel: we gaan van rustig hardlopen over op een hoger tempo, terwijl FFK al een maximale flux had. Dan zouden we niet kunnen versnellen. Echter, indien de activiteit van het enzym FFK toch nog kan worden verhoogd, dan zou er wel een grotere flux mogelijk zijn. Dit laatste is gelukkig het geval (zie volgende slide).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zou de activiteit van FFK kunnen veranderen, zodat de flux
door de glycolyse door dit enzym kan worden gereguleerd?

Met andere woorden:
hoe wordt er zorg gedragen voor lage FFK-activiteit tijdens
rust en een verhoogde activiteit tijdens inspanning, of juist weer het afremmen van de activiteit bij extreme inspanning?

A

We zien dat voor FFK geldt dat het in de aanwezigheid van veel ATP minder fructose-6-fosfaat per ms omzet dan als de [ATP] laag is. ATP is een allosterische inhibitor van FFK, dus FFK werkt beter als [ATP] laag is (groene curve). Dat is mooi, want als [ATP] wat lager wordt tijdens inspanning, dan heeft de cel dus energie (ATP) nodig en is het dus handig om een grote flux door de glycolyse te krijgen.
Citraat (uit de citroenzuurcyclus) heeft ook een remmend effect. Citraat is een intermediair van de citroenzuurcyclus. Dus als [citrate] toeneemt betekent dit dat de citroenzuurcylus het acetylaanbod niet aankan: citraat (citroenzuur) ‘hoopt op’. Het heeft dus geen enkele zin meer om de glycolyse dan nog langdurig op volle toeren te laten draaien. En dus is het handig dat citraat een remmende werking heeft op FFK. Omgekeerd hebben ADP en AMP een stimulerende werking op FFK: tijdens sprintinspanning zullen [ADP] en [AMP] toenemen. Er is een grote vraag naar ATP, dus is het handig als de flux door glycolyse (tijdelijk) kan toenemen.
Omdat FFK het eerste rate-limiting enzym voor alle glucose-eenheden (die uit het bloed komen, maar ook die van glycogeen komen) in de glycolyse is, wordt FFK als de pacemaker van de glycolyse gezien (en niet bv. hexokinase, dat ook een aflopende reactie katalyseert).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

PFK (FFK) is de ?

A

pacemaker (rate-limiting). Wordt de glycolyse
overbelast, dan ‘hopen substraten voor PFK (bv. G6P) op’.Dat FFK (PFK) de pacemaker is, blijkt ook als we voor en na een hoog-intensieve inspanning de substraatconcentraties in biopten bepalen. We zien dat er ‘ophoping’ ontstaat voor FFK: dus FFK is rate-limiting als het gaat om de totale flux door de glycolyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waarom wordt er lactaat gevormd?

A

Bij fermentatie van pyruvaat wordt alcohol gevormd (in gist).
Lactaat wordt gevormd indien de ATP-vraag groter is dan het aanbod uit de mitochondriën. Bij iedere tempoversnelling (en dus meestal ook bij de start van een inspanning) zal er dus lactaat gevormd worden. Dit gebeurt dus ook in aanwezigheid van voldoende zuurstof!!! Vandaar dat de term anaerobe glycolyse wat misleidend kan zijn.
-tempoversnelling
-bij de start
-hoog-intensief
(ook als er genoeg O2 is, maar max. capaciteit van mitochondriën is bereikt)

21
Q

Wat gebeurt er met de pH bij de reactie van pyruvaat en melkzuur door lactaat dehyrdogenase?

A

Bij de vorming van melkzuur wordt een proton (H+) opgenomen!! Dit gaat dus een pH-daling (verzuring) tegen!
Toch is het wel zo dat de glycolyse op zich leidt tot een daling van de pH: de hexokinase-reactie en de FFK-reactie leveren beiden een proton op (dus van bloedglucose verzuur je meer dan van glucose uit glycogeen). Bovendien komt ook bij de ATP-hydrolyse een H+ vrij, waarvan er maar een deel gebufferd wordt door Pi (is afhankelijk van de pH: PO32- , of HPO42-, of H2Po4-)

22
Q

De LDH-reactie is echter wel belangrijk als het erom gaat:

A

fight or flight! Ook al levert de glycolyse maar 2 of 3 ATP op per glucosemolecuul, de flux door de glycolyse is wel 2 tot 4 x zo hoog bij omzetting van pyruvaat naar melkzuur in vergelijking tot de maximale mogelijke flux als pyruvaat aeroob wordt verbrand via acetyl. Niet alleen stelt LDH de ‘ophoping’ van pyruvaat uit, maar belangrijker is dat er NAD+ wordt geregenereerd. NAD+ is nodig om de glycolyse te laten lopen.

23
Q

Lactaat kan gebonden zijn aan

A

Na+ of K+. Als er H+ aan lactaat zit spreekt men van melkzuur (lactic acid). H+ en lactaat worden samen de cel uit getransporteerd door shuttle-eiwitten. H+ wordt in het bloed gebonden door Hb en bicarbonaat. Het lactaat-ion kan door andere cellen worden opgenomen als brandstof.

24
Q

wat is LDH?

A

LDH is een evenwichtsenzym (enorme overcapaciteit). Het is dus geen interessant enzym in het kader van de regulatie of om bv. te bestuderen bij training.

25
Toch is het wel zo dat de glycolyse op zich leidt tot een daling van de pH:
de hexokinase-reactie en de FFK-reactie leveren beiden protonen op (dus van bloedglucose verzuur je meer dan van glucose uit glycogeen). Bovendien komt ook bij de ATP-hydrolyse een H+ vrij, waarvan maar een deel gebufferd (opgenomen) wordt door CrP en door Pi (is afhankelijk van de pH: PO32- , of HPO42-, of H2PO4-).
26
Een andere belangrijke buffer in ons lichaam zijn X
de bicarbonaat-ionen. | Ook sommige eiwitten kunnen bufferen, bv. hemoglobine en ook carnosine (beta-alanine-supplementatie)
27
wat is carasine>
Chronic beta-alanine ingestion (2.4-6.4 g.day-1 for 28-90 days) has shown to increase muscle-[carnosine] by 60-80%, with individual values of +205%, which accounted for increases in training volume, when combined with interval training, delayed the onset of neuromuscular fatigue (+28.6% power output) and increasing total work done during supramaximal cycling exercise (+ 16.2% after ten weeks of supplementation). (scriptie Chiel van der Steeg, 2010) Dat lijken spectaculaire verbeteringen, daarbij moet je wel bedenken dat carnosine slechts 10% van de totale buffercapaciteit in de mens voor zijn rekening neemt. Beta-alanine was discovered around 1900 in Russia after the discovery of carnosine (beta-alanyl-L-histidine) [4], a common dipeptide found in skeletal muscle, which is synthesized by carnosine synthase from beta-alanine and histidine. Beta-alanine is a non-essential amino-acid, synthesized in the liver, while histidine is an essential amino acid, common in human nutrition [1,4]. Although beta-alanine is known for more than a century, the performance enhancing effects of this chemical in supplement form is only being examined during the last few years.
28
glucose aanmaak hoe?
Glycolyse  glyconeogenese | (afbraak nieuwvorming)
29
gluconeogenese Wat zal het probleem zijn als we glucose willen maken door de glycolyse in omgekeerde richting te laten lopen?:
Op die plaatsen waar ΔG flink negatief was (de reacties aan de kant van pyruvaatvorming lagen) heb je andere enzymen nodig en zul je bovendien flink wat extra energie (in de vorm van ATP en GTP) moeten investeren (6 stuks per nieuw te vormen glucose molecuul). Alleen de lever en de nieren kunnen nieuw gevormde glucose ook nog aan het bloed afgeven. Spieren kunnen dit laatste niet, want ze missen glucose-6-fosfatase. zenuwcellen en rode bloedcellen (de laatste hebben geen kernen en geen mitochondriën) zijn volledig afhankelijk van bloedglucose.
30
Tijdens ‘arbeid’ daalt en stijgt ?
daalt [ATP] (remming glycolyse wordt minder) | en stijgt [ADP], dus gluconeogenese wordt geremd
31
WAT doen levercellen?
Levercellen gebruiken bv. veel ATP voor het ontgiften van ons bloed, bij het verwerken van cholesterol, bij het maken van eiwitten en zijn dus katabool heel actief na een maaltijd. Dan gebruiken zij veel ATP: [ATP] is dan relatief laag en [ADP] relatief hoog. We zien dan dat de glycolyse wordt gestimuleerd (het remmende effect van ATP wordt minder). Als we een tijd niet gegeten hebben heeft de lever dus relatief weinig te doen. Echter, onze [bloedglucose] dreigt dan wel te dalen. Dit wordt voorkomen doordat de lever glucose aan het bloed gaat afgeven. Er vindt nu ook gluconeogenese plaats.
32
Als de maaltijd lang geleden is genuttigd en de lever niet zo actief is, zullen welke 2 dingen toenemen?
zullen acetyl-CoA en citraat toenemen: beide stimuleren enzymen betrokken bij de gluconeogenese (en remmen glycolyse).
33
Sleutelenzymen in de glycolyse worden geremd dan wel gestimuleerd door moleculen die vaak het omgekeerde effect hebben op de gluconeogenese:
reciproke regulatie.
34
Ook in de spier zal gelden dat tijdens inspanning [ATP] relatief laag is (dus de rem op FFK en pyruvaatkinase wordt minder=
stimulatie glycolyse), terwijl [ADP] relatief hoog is, waardoor de enzymen van de gluconeogenese geremd worden. In rust zal de situatie omgekeerd zijn.
35
als bloedglucose-waardes hoog zijn (na een maaltijd), dan kan (alleen in de lever) fructose-2,6-bisfosfaat gevormd worden uit
fructose-6-fosfaat in een reactie gekatalyseerd door fosfofructokinase 2 (FFK2, een ander enzym dus dan fosfofructokinase). Fructose-2,6-bisfosfaat bindt dan vervolgens allosterisch aan FFK (PFK), zodat in de gevoede staat (wanneer de lever veel ATP nodig heeft om zijn werk te doen, bv. verwerken van cholesterol e.d.) de glycolyse nog eens extra wordt gestimuleerd (feedforward).
36
De leverfunctie draagt sterk bij aan diverse stofwisselingsprocessen, zoals
zoals de koolhydraatstofwisseling, de vetstofwisseling, de eiwitstofwisseling, ontgifting (detoxicatie) van stoffen, de hormoonafbraak en de opslag van ijzer.
37
Tijdens inspanning werkt de zgn. Cori-cyclus.
Niet alleen de lever, maar ook het hart is dol op lactaat. Het hart heeft een LDH-isovorm, waarbij het evenwicht in de reactie sterk aan de kant van pyruvaatvorming ligt. Tijdens zeer zware inspanning vervult lactaat voor 60% de energiebehoefte van het hart. N.B. het hart werkt nooit anaeroob, behalve bij een infarct (en in dat geval is er overigens inderdaad sprake van een O2-tekort).
38
wat is lactaat?
Lactaat is geen gif, maar gewoon een substraat | met energierijke C-H verbindingen.
39
De flux door de citroenzuurcyclus moet zich aanpassen aan enerzijds het aanbod van
acetyl uit de glycolyse (of uit vetten en of eiwitten), maar vooral ook aan de flux door de oxidatieve fosforylering (je zou ook kunnen zeggen de zuurstofopname, VO2). De flux door de citroenzuurcyclus wordt voor het grootste deel geregeld via een enzymcomplex in de mitochondriën dat pyruvaat omzet in acetyl: PDC. Bij deze omzetting worden overigens ook al elektronen ‘geoogst’ in de vorm van NADH (zie volgende slide).
40
De citroenzuurcyclus levert vooral veel elektronen op:
per acetyl unit 4 paar, dus 8 in totaal
41
hoe loopt de citroenzuurcyclus een beetje?
Acetyl (gebonden aan Co-enzym A) bestaat nog uit 2 C-atomen. Acetyl bindt met oxaloacetaat en vormt zo citraat (citroenzuur). In de citroenzuurcyclus (of TCA-cyclus of Krebs-cyclus) worden de meeste energierijke elektronen geoogst (nl. 8 elektronen per cyclus). Per cyclus levert dit 3 NADH op en 1 FADH2. Twee C-atomen verdwijnen als CO2 (die we uitademen). Er wordt 1 energierijke fosfaat geproduceerd (GTP, dat bv. gebruikt wordt bij de gluconeogenese, maar ook in talrijke andere reacties, b.v. GTP + ADP  GDP + ATP). Uiteindelijk houden we oxaloacetaat over, dat weer een nieuw acetylmolecuul kan binden. De enzymen van de TCA-cyclus bevinden zich in de matrix, behalve SDH (succinaat-dehydrogenase, dat we nog kennen van de spiervezelkleuringen), dat zich in de mitochondriële binnenmembraan bevindt.
42
SDH* maakt als enige deel uit van
mitochondriaal membraan: complex 2
43
de zuurstof in de CO2 is afkomstig uit de
uit de citroenzuurcyclusintermediairen | (bv. uit isocitrate) en is dus niet de O2 die wij inademen tijdens inspanning
44
Elektronen uit citroenzuurcyclus moeten ‘verwerkt’ worden door oxidatieve fosforylering (=ademhalingsketen). De flux door de c.z.c. moet zich aanpassen aan de capaciteit van de oxidatieve fosforylering:
et heeft geen zin meer elektronen aan te bieden | dan er ‘verwerkt’ kunnen worden (op O2 overgedragen kunnen worden)
45
De flux door de citroenzuurcyclus wordt voor het grootste deel geregeld via
PDC. Bij deze omzetting worden overigens ook al elektronen ‘geoogst’ in de vorm van NADH (zie volgende slide).
46
De PDC-reactie is
onomkeerbaar, je zou kunnen zeggen: ‘extreem aflopend’, dus het zal je niet verbazen dat er regulatie mogelijk is bij deze reactie (net zoals bij de sterk aflopende reacties in de glycolyse: hexokinase, FFK en pyruvaatkinase).
47
Defosforylatie leidt tot
activatie van PDC
48
Toenames van NADH en acetyl-CoA duiden erop dat de mitochondriën het aanbod
niet kunnen verwerken, dus moet PDC geremd worden (door allosterische activatie van de kinase) Dan hoeft het elektronentransport dus minder elektronen aan zuurstof te koppelen, dus is het zinloos om PDC voluit te laten werken: er moet geremd worden. Dat gebeurt door de kinase (allosterisch) te activeren (via binding van acetyl-coA), waardoor het PDC meer in de inactieve vorm komt