college 13 Flashcards

(53 cards)

1
Q
Het omzetten van 1 molecuul glucose, afkomstig uit spierglycogeen, naar pyruvaat levert in de glycolyse netto op:
A. 2 moleculen pyruvaat en 2 ATP
B. 2 moleculen pyruvaat en 3 ATP
C. 1 molecuul pyruvaat en 1 ATP
D. 1 molecuul pyruvaat en 1.5 ATP
A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elektronen uit citroenzuurcyclus moeten ‘verwerkt’ worden door oxidatieve fosforylering
(=ademhalingsketen). De flux door de c.z.c. moet zich aanpassen aan de capaciteit
van de oxidatieve fosforylering:

A

het heeft geen zin om meer elektronen aan te bieden

dan er ‘verwerkt’ kunnen worden (op O2 overgedragen kunnen worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De elektronen worden vervolgens gebruikt om een protongradiënt over de mitochondriële binnenmembraan op te bouwen. Die protongradiënt wordt dan uiteindelijk gebruikt om ATP te synthetiseren.
hoeveel atp komt hierbij vrij?

A

1 acetyleenheid levert op deze manier dus 9 ATP op!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk opzicht is het nog meer handig dat de pyruvaatdeydrogenase-reactie gereguleerd kan worden? (denk hierbij aan het type brandstof)

A

Bij een toename van vetten als energiebron, bv. t.g.v. een meer vetrijk dieet of trainingen op lage intensiteit, worden er meer acetyl-units afkomstig uit vetzuren aangeboden en dan kan de aanvoer uit suikers (via PDC) dus geremd worden. Vetten zijn er in overvloed, op suikers is het lichaam zuinig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke reactie is onomkeerbaar?

A

van pyruvaat naar acetyl CoA met PDC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pyruvate Dehydrogenase Complex

wat is dit?

A

PDC is een complex enzym. Het C-atoom wordt uit pyruvaat gesloopt, waarbij de drie enzymen en de 5 co-enzymen nodig zijn. Deze enzymen en reacties hoef je niet te kennen. Wel moet je weten dat PDC in een actieve en een inactieve vorm voorkomt
3 enzymes
5 coenzymes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stijging van de [acetyl-CoA] en [NADH] betekent dat ?

A

de citroenzuurcyclus
het acetyl-aanbod niet kan verwerken, dus PDC moet geremd worden. Dit gebeurt door PDC-kinase te activeren: hierdoor komt het PDC-enzym in zijn inactieve vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De flux door de citroenzuurcyclus wordt voor een belangrijk deel gereguleerd door het ?

A

Pyruvaat-DehydrogenaseComplex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het PDC komt in 2 vormen voor:

A

met een fosfaat (gefosforyleerd) is het inactief, als de fosfaat eraf wordt gehaald (door PDC-fosfatase) wordt het enzym actief. Fosfatase wordt actief door Ca2+. Dus tijdens spiercontracties wordt PDC actief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

PDC is een voorbeeld van een enzym dat door covalente modificatie wordt gereguleerd. wat betekent dit?

A

Het activeren dan wel inhiberen van enzymen d.m.v. van covalente modificatie gebeurt vaak door fosforylering. In dit geval worden de fosfatase en de kinase op hun beurt allosterisch gereguleerd (zoals we dat eerder zagen bij FFK) door respectievelijk Ca2+ (voor de fosfatase) en door bv. pyruvaat, acetyl-CoA en NADH (voor de kinase).
Let erop dat in deze slide (b) het enzym juist actief wordt dor de fosfaatgroep die eraan koppelt, terwijl PDC (zie vorige slide) juist inactief wordt door koppeling van een fosfaatgroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Covalente modificatie is een sleutelconcept in de biochemische regulatie. Hoezo?

A

Er is bv. aangetoond dat, in reactie op zware krachttraining, er twee kinases in de Z-lijnen van de sarcomeren worden gefosforyleerd (striated muscle-specific serine/threonine protein kinase (SPEG) and obscurin) en men denkt dat deze kinases wel eens een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de koppeling tussen mechanische belasting en de toename in eiwitsynthese (b.v. via de mTOR-route, zie college Richard Jaspers)*
Overigens wordt ook van titine verondersteld dat het een belangrijke rol speelt in wat men de ’’mechanotransduction’’ noemt, omdat ook titine op specifieke plaatsen wordt gefosforyleerd in reactie op spiercontracties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

c.z.c. wordt geremd:

bv.

A

1.In rust: [ATP] hoog
2.Tijdens maximale inspanning:
[NADH] hoog (de ademhalingsketen
kan het aanbod niet aan)
3. Net na inspanning: stijging ATP
daling VO2 (stijging NADH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De citroenzuurcyclus zelf is niet sterk gereguleerd. De citroenzuurcyclus wordt vooral bij de ingang (PDC) sterk gereguleerd, al kun je hier zien dat er ook op andere plekken nog wel regulatie plaatsvindt. In elk geval is het zo dat indien [ATP] in de spiercel hoog is (in rust) dan?

A

de flux door de cyclus geremd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ook indien NADH hoog is wordt de cyclus ?

A

geremd. Dit komt bv. voor tijdens (zware) inspanning, als de oxidatieve fosforylering het aangeboden NADH niet snel genoeg kan verwerken, bv. omdat de oxidatieve fosforylering al op zijn maximale capaciteit (VO2,max) draait. Echter, ook als we rustiger lopen zal bij iedere tempoversnelling de oxidatieve fosforylering een paar seconden nodig hebben om zijn flux ter verhogen. Hierbij moet je bedenken dat tijdens inspanning een (dreigende) daling in ATP het eerst optreedt bij de crossbridges, dus creatinekinase en ook de glycolyse (beiden in het cytosol bij de crossbridges) reageren het snelst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom duur het een paar seconden voordat de zuurstofopname omhoog gaat?

A

De mitochondriën liggen op enige afstand (de meeste onder de celmembraan) en het duurt dus een paar seconden voordat ook bij de mitochondriën een daling in [ATP] (en dus stijging in [ADP]) optreedt. We zullen nog zien dat, net als de glycolyse en de citroenzuurcyclus, ook de mitochondriële ademhaling wordt gereguleerd door de ATP/ADP-ratio. Vandaar dat het bij een tempoversnelling een paar seconden duurt voordat de zuurstofopname omhoog gaat (hetgeen natuurlijk alleen kan indien we nog niet op VO2,max inspannen). De voor de tempoverhoging benodigde extra energie wordt in dat geval (tijdelijk) geleverd door de glycolyse. De glycolyse kan zijn flux tijdelijk verhogen door pyruvaat snel om te zetten in lactaat (waarbij NAD+ beschikbaar komt). Lopen we te lang op een te hoog tempo, dan kan ook de glycolyse de extra ATP niet meer opbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een te hoge flux door de glycolyse leidt nl. tot ?

A

een daling van de pH en FFK werkt niet goed in een zuur milieu, dus de flux door de glycolyse zal ook automatisch weer afnemen en kan zelfs (tijdelijk) onder de flux van voor de tempoversnelling terechtkomen. Noodgedwongen moeten we ons tempo aanpassen. Bij schaatsen en wielrennen zegt men dan bv. dat de sporter zichzelf heeft ‘opgeblazen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

‘fats burn in the flames of carbohydrates’:

A

je hebt pyruvaat nodig om c.z.c.-intermediairs aan te vullen
Citroenzuurcyclus-intermediairs hebben niet het eeuwige leven (ze raken beschadigd en moeten vervangen worden). Daarnaast zijn ze (vooral in rust, tijdens herstel) betrokken (worden ze gebruikt) bij allerlei andere reacties (rode pijlen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Succinyl-CoA wordt gebruikt in

A

hemoglobine en myoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De groene pijl geeft aan dat tijdens inspanning een deel van de pyruvaat direct wordt omgezet in …(door pyruvaatcarboxylase, zie reactie 2 op de volgende slide) om ervoor te zorgen dat er .. aanwezig blijven om een hoge flux te handhaven.it maakt direct duidelijk dat het niet mogelijk is om alleen te lopen op …, waarbij alle … door vetten zou worden geleverd. Er moeten altijd …verbrand worden om (bv. via pyruvaat) de [citroenzuurcyclus-intermediairs] op peil te houden: ‘fats burn in the flames of carbohydrates’.

A

oxaloacetaat, voldoende intermediairs, vetverbranding, acetyl , koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Met betrekking tot de verbranding van vetten is er in het inspanningsfysiologisch georiënteerde onderzoek veel te doen over de functie van het shuttle-eiwit carnitine.
Carnitine wordt bijna volledig door de lever gemaakt, maar ligt vervolgens voor 90% opgeslagen in de spieren, waar het twee functies heeft:

A
  1. Het transporteert lange ketens van acetyl-CoA, afkomstig van vetzuren vanuit het cytosol, over de binnenmembraan van de mitochondriën, waar deze units in de matrix uiteindelijk (na omzetting in acetyl-units in de beta-oxidatie) verder verwerkt kunnen worden via de citroenzuurcyclus;
  2. Het buffert (bindt) acetyl-units afkomstig uit de glycolyse wanneer deze niet snel genoeg worden verwerkt in de citroenzuurcyclus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is de relatie van het hart en Carnitine?

A

Het hart functioneert in rust bijna volledig op vetverbranding en het dus niet vreemd dat de carnitine-concentratie in het hart relatief hoog is.
Meldonium (veel gebruikt in de periode 2010-2016 door met name ook Russische sporters) verstoort de vorming van carnitine en het gebruik van Meldonium verlaagt hierdoor het aandeel van de vetverbranding voor energieproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat gebeurt als je Carnitine inneemt?

A

Door carnitine-inname lijkt de carnitineconcentratie in de spieren (en daarmee het aandeel van de vetverbranding in rust en tijdens inspanning met lage intensiteit) toe te kunnen nemen.

23
Q

anaplerotische reacties?

A

Citroenzuurcyclus-intermediairs moeten dus weer worden aangevuld. Dit gebeurt door zgn. anaplerotische reacties

24
Q

oxidatieve fosforylering =

A

elektronentransportsysteem (of ademhalingsketen) + ATP-synthase

25
Principe van oxidatieve fosforylering:
met de energie die in de elektronen zit (die in het katabolisme uit substraten zijn gesloopt) wordt een protongradiënt (ladings- en concentratieverschil) over de membraan opgebouwd. Alleen bij specifieke membraaneiwitten (ATP-synthase) kan H+ weer naar binnen en wordt deze ‘’proton-kracht’’ gebruikt om ATP te synthetiseren.
26
Elektronen worden in stapjes (via redoxkoppels) overgedragen op O2, leg uit
De energie die in de elektronen zit (vergelijk een lamp die brandt op (elektronen)stroom) wordt in stapjes vrijgemaakt in het elektronentransportsysteem. Het elektronentransportsysteem bestaat uit een aantal redoxkoppels die van boven naar beneden een steeds grotere affiniteit voor elektronen hebben (O2 heeft de grootste affiniteit). Bij de overdracht van elektronen van het ene koppel (te beginnen bij NADH of FADH2) op het volgende koppel zijn vier enzymcomplexen betrokken (I t/m IV). Deze enzymcomplexen zijn zelf ook redoxkoppels en hebben (behalve complex II) bovendien het vermogen om, met de energie die vrijkomt bij de overdracht van elektronen, protonen over de mitochondriële binnenmembraan naar buiten te pompen. In totaal worden per elektronenpaar afkomstig van NADH 10 protonen gepompt. N.B. Succinate-Q reductase is een andere naam voor SDH.
27
welke stappen van elektronen naar O2?
i: 1 elektronenpaar van NADH pompt 4H+ ii: 1 elektronenpaar van FADH2, pompt zelf geen H+ geeft alleen dor aan iii iii. pompt 4H+ per elektronenpaar iiii: pompt 2H+ per elektronenpaar--> geeft door `aan O2
28
wat is de translocator?
Per 3 protonen die bij ATP-synthase (met de ladings- en concentratiegradiënt mee) terug naar binnen vloeien wordt 1 ATP gemaakt. Dus in totaal zijn dat per elektronenpaar van NADH dus 3.33 ATP (10H+/3). Echter, er ontbreekt hier nog iets: ATP wordt in het mitochondrion gemaakt, maar moet vervolgens nog naar buiten worden gebracht. Dit gebeurt door een speciaal eiwit (translocator), die intra-mitochondrieel ATP uitwisselt tegen extra-mitochondrieel ADP: dit kost ook 1 H+ (zie volgende slide). N.B. door alle transportkanalen en redoxkoppels in de membraan bestaat de mitochondriële membraan voor 70%(!!) uit eiwit. 14% hiervan wordt gevormd door de ATP/ADP-translocator eiwitten. (Ubiquinone, ook bekend als co-enzym Q10 is een elektronentransporteur die zich in de membraan kan verplaatsen).
29
hoeveel H+ hebben NADH en FADH2
N: 10 F: 6
30
ATP/ADP-translocase:
uiten krijgt een ‘min’ extra, doordat ADP buiten (3-) wordt uitgewisseld tegen ATP (4-) van binnen ≈ buiten wordt minder ‘plus’ ADP heeft een negatieve lading van 3- en ATP van 4-, dus deze uitwisseling gaat ten koste van de ladingsgradiënt die is opgebouwd: er verdwijnt buiten 1+, wat overeenkomt met 1 proton. Dus: voor de synthese van 1 ATP en om het ook buiten het mitochondrion te krijgen heb je dus 4 protonen nodig (3 voor de ATP-synthase + 1 voor de translocase).
31
Voor de synthese van 1 ATP en om het ATP ook buiten het mitochondrion te krijgen heb je dus
dus 4 protonen nodig (3 voor de ATP-synthase + 1 voor de translocase). Uit 2 elektronen van NADH (~10 H+) haal je dus 10/4=2.5 ATP. De elektronen van FADH2 worden bij complex II aangeboden en leveren per paar 6/4= 1.5 ATP op.
32
leg uit hoeveel atp er intotaal in de czc, glycolyse en gtp
Uit de citroenzuurcyclus komen per cyclus 3 NADH en 1 FADH2 = 3x2.5 + 1x1.5 = 9 ATP + NADH uit PDC (+ 2.5 ATP) Dus per pyruvaat molecuul 11.5 ATP 2 pyruvaat uit 1 glucose : 2x11.5=23 ATP (vergelijk dat eens met de 2 of 3 ATP die we per glucosemolecuul krijgen uit de glycolyse) + nog eens 2 NADH-moleculen uit glycolyse in het cytosol, die met de malate shuttle worden overgedragen op complex I: dit zijn dan nog eens + 2x2.5 = 5 ATP (of met alpha-glycerolphosphate shuttle via FADH2, zie slide vorige college, dan kom je op + 2x1.5=3 ATP ) dus: ongeveer gemiddeld: + 4 ATP Dus totaal 23+4=27 ATP + 2 (of 3) ATP direct uit de glycolyse = 29(of 30) ATP per glucosemolecuul + nog 2 GTP uit de citroenzuurcyclus. In totaal worden dus ongeveer 31 (32) energierijke fosfaten gesynthetiseerd bij de complete oxidatie van 1 molecuul glucose tot CO2 en H2O.
33
Bij hexokinase en fosfofructokinase (FFK) wordt een ATP ?
geïnvesteerd! Dat is dus -2 ATP per glucosemolecuul dat uit het bloed komt. Vervolgens komt daar later 2x2 ATP terug, dus de glycolyse levert netto 2 ATP op per glucosemolecuul uit het bloed. Voor glucose uit glycogeen is dit gunstiger: -1 ATP + 4 ATP = 3 ATP per glucosemolecuul.
34
Voor de omzetting van glyceraldehyde-3-fosfaat is ?
NAD+ nodig als co-enzym. NAD+ is schaars.
35
Tijdens laag en gemiddeld intensieve inspanningen wordt voldoende NAD+ geregenereerd in de reactie waarbij ... om de omzetting van glyceraldehyde-3-fosfaat te garanderen
α-glycerolfosfaat wordt gevormd (m.b.v. enzym: α-glycerolfosfaatdehydrogenase=αGPDH)
36
wat doet α-GPDH
α-GPDH draagt de elektronen vervolgens over op FAD in de mitochondriën. Echter, bij een hoge flux door de glycolyse (zeer intensieve inspanning, waarbij α-glycerolfosfaat ophoopt: de capaciteit van α-GPDH is niet groot genoeg) dreigt een tekort aan NAD+ te ontstaan.
37
wat is de noodgreep om meer NAD+ te krijgen?
Dan is er nog en noodgreep om de glycolyse (tijdelijk) toch te laten doorlopen en dat is de door pyruvaat weg te vangen en om te zetten in lactaat (enzym: lactaatdehydrogenase=LDH), waarbij NAD+ weer ter beschikking komt voor de omzetting van glyceraldehyde-3-phosphate eerder in de glycolyse. Lactaat wordt dus gevormd om NAD+ te regenereren.
38
wat is malate shuttle?
ijdens laag tot gemiddeld intensieve inspanning wordt ook NAD+ teruggewonnen door de zgn. malate shuttle (waarvan je de details niet hoeft te kennen): hierbij wordt NADH, gevormd in het cytosol (waar de glycolyse zich afspeelt), uitgewisseld tegen NAD+ in de matrix van de mitochondriën:
39
NADHcytosol + NAD+matrix ↔ NAD+cytosol + NADHmatrix
(NADH in de matrix draagt zijn elektronen vervolgens over op de ademhalingsketen voor oxydatieve fosforylering).
40
de ATP-synthese en het elektronentransportsysteem zijn aan elkaar ?
gekoppeld. H+ kan alleen naar binnen indien er ADP is
41
Uiteindelijk worden tijdens inspanning de elektronen overgedragen op O2 en vormt zich H2O. Wat gebeurt er als we te hard (boven maximale steady state) lopen?
Dan lopen we het risico dat we de oxidatieve capaciteit van de gerekruteerde spiervezels overschrijden. [NADH] stijgt mogelijk nog even, maar we krijgen niet meer ATP per tijdseenheid uit het elektronentransportsysteem. Dan zal bv. de anaerobe glycolyse tijdelijk extra ATP kunnen leveren. Ook kunnen we proberen het vermogen te leveren door nieuwe snellere spiervezels te rekruteren (maar die hebben waarschijnlijk een lagere oxidatieve capaciteit dan de reeds actieve vezels) en dit kan dus slechts goed gaan tot een bepaalde loopsnelheid. Blijf je versnellen, dan zul je verzuren
42
Wat gebeurt er nu indien we stoppen met hardlopen?
[ATP] stijgt, [ADP] daalt: er is dan bijna geen ATP-synthese meer nodig, dus de protonen kunnen niet meer in grote getalen bij de ATP-synthase naar binnen komen. Dat betekent dat de protonenconcentratie buiten nog iets verder oploopt, waardoor de pompen er niet meer in slagen om nog meer H+ naar buiten te pompen (tegen het te grote concentratieverschil in, de pompen zijn niet sterk genoeg). Daarmee komt het elektronentransport bijna stil te liggen en zal dus het O2-verbruik (de O2-opname) sterk minder worden: de ATP-synthese en het elektronentransport systeem zijn sterk aan elkaar gekoppeld. Vervolgens stijgt [NADH] dat wordt aangeboden (vooral) uit de citroenzuurcyclus. Hierdoor zal PDC geremd worden. Tegelijkertijd zal [ATP] stijgen en [ADP] dalen, waardoor PDC maar ook FFK wordt geremd, zodat uiteindelijk de fluxen door de glycolyse, citroenzuurcyclus en oxidatieve fosforylering weer op elkaar afgestemd worden. Hierbij is de ATP/ADP-ratio dus bepalend.
43
Uncoupling proteins:
zoals bv. in bruinvet (UPC1, UPC3), maar ook in andere weefsels, inclusief spieren (UPC3) Wel O2-gebruik (en warmteproductie), maar geen ATP-synthese is ontkoppeld voor een gedeelte.
44
Sommige chemische verbindingen (bv. fenolen) maken de membraan van de mitochondriën op een onnatuurlijke manier ‘lek’.
H+ kan dan naar binnen lekken
45
wat gebeurt er met training met de mitochondriën
Door training raken mitochondriën mogelijk beter gekoppeld (ze worden efficienter: gemiddeld net iets meer ATP per O2-molecuul).
46
Stel: je loopt mee in de Batavierenrace. Je loopt lekker en je denkt dat je ook wel een aardig tempo hanteert. Groot is dan ook je verbazing als je wordt ingehaald door docent X(of all people). (X is tweemaal jouw leeftijd, heeft een buikje en is bovendien niet je favoriete docent). Dus: je gaat versnellen! Welk gevaar loop je? Wat is de verklaring in fysiologisch termen?
Harder lopen, dus er dreigt daling van ATP (toename ADP). Alle energiesytemen worden extra geactiveerd (CrP is al laag indien je al flink je best deed). FFK wordt actiever, flux door glycolyse neemt toe en zolang de CitroenzuurCyclus (CzuurC) het verhoogde aanbod aan acetyl-units kan verwerken is er geen probleem (er blijft voldoende NAD+). Voorwaarde voor het snel genoeg kunnen verwerken van de acetyl-units door CzuurC is dat de geoogste elektronen snel worden verwerkt in de oxidatieve fosforylering (zodat er voldoende NAD+ beschikbaar blijft voor de CzuurC). Echter, bij zeer zware inspanning lopen we tegen de maximale capaciteit van de mitochondriële binnenmembraan (de oxidatieve fosforylering) aan. Er vindt dan ‘ophoping’ van NADH plaats, waardoor de citroenzuurcyclus zijn elektronen niet snel genoeg meer kwijt kan. De stijging van de NADH-concentratie leidt ook tot remming van PDC (er dreigt immers een overaanbod van acetyl-units). Conclusie: bij een bepaald tempo (kritische grens) is er nog maar één manier om de extra tempoversnelling van energie (ATP) te voorzien en dat is door de glycolyse even sneller te laten lopen m.b.v. de LDH-reactie. Tijdelijk kun je nog extra ATP (en NAD+) produceren m.b.v. lactaatvorming. Waarom tijdelijk? Op de glycolyse zit gelukkig ook een rem (bv. via FFK) om te voorkomen dat de spiercellen zoveel ATP gaan gebruiken dat ATP niet meer voldoende kan worden aangevuld en er een echte crisis ontstaat (rigor mortis). De rem op de glycolyse voorkomt tegelijkertijd dat de pH te veel zou dalen (wat ook schadelijk zal zijn). Bovendien leiden al die metabole veranderingen (toename Pi, afname pH) tot een remming van de spieractivatie en het excitatie- en contractiemechanisme (vermoeidheid). Dit leidt ertoe dat een korte tempoversnelling mogelijk is, maar dat je (indien je al tegen de maximale capaciteit van de zuurstofopname (elektronenverwerking) van je spiervezels aan zat) je looptempo zal moeten laten zakken, waarmee de ATP-vraag per tijdseenheid weer wat lager wordt en je, lopend op een weer iets lagere snelheid, de maximale verwerkingflux van het systeem niet langer te boven gaat.
47
Maximale fluxen:
vetoxidatie : koolhydraatoxidatie : koolhydratenglycolyse : PCr ≈ 1 : 2 : 5 : 10 Voor de capaciteiten (badgroottes) zijn verhoudingen omgekeerd (en niet op schaal getekend) Het pijpje onder vetoxidatie heeft een kleinere doorsnede dan dat van koolhydraatoxidatie: per tijdseenheid kan er uit koolhydraatoxidatie netto meer energie (ATP) gehaald worden dan uit vetten (het pijpje onder vetoxidatie kan wel wat breder worden door training. Zo heeft ook het pijpje onder PCr een 2 x zo grote doorsnede als dat onder anaerobe glycolyse. Het enige wat in dit schema niet klopt zijn de verhoudingen van de voorraden (de baden) . Het bad van koolhydraatoxydatie zou eigenlijk honderden keren groter getekend moeten zijn dan dat van PCr en anaerobe glycolyse. De voorraad energie die uit vet te halen is, is in principe bijna oneindig (zeker vergeleken met de koolhydraatvoorraad, die met 1 uur echt hard lopen al bijna uitgeput is).
48
de tijdvertraging in de O2-opname is beperkt tot enkele seconden, doordat er 2 isovormen van CK zijn die de fosfaat doorgeven, waardoor ATP en ADP niet zelf tussen mitochondriën en actomyosine hoeven te diffunderen (dat zou veel trager gaan):
gefaciliteerde diffusie
49
Een verhoogd aanbod van pyruvaat uit de glycolyse zal leiden tot Activatie van PDC via remming van de PDC-kinase Activatie van PDC via stimulering van de PDC-fosfatase Remming van PDC via remming van de PDC-kinase Remming van PDC via stimulering van de PDC-fosfatase
a
50
Defosforylatie leidt tot
activatie van PDC. Het PDC komt in 2 vormen voor: met een fosfaat (gefosforyleerd) is het inactief, als de fosfaat eraf wordt gehaald (door PDC-fosfatase) wordt het enzym actief. Fosfatase wordt actief door Ca2+. Dus tijdens spiercontracties wordt PDC actief! Stijging van de [acetyl-CoA] betekent dat de citroenzuurcyclus het acetyl-aanbod niet kan verwerken, dus PDC moet geremd worden. Dit gebeurt door PDC-kinase te activeren: hierdoor komt het PDC-enzym in zijn inactieve vorm.
51
We zien dus dat de zuurstofopname (en dus het elektronentransportsysteem) slechts enkele seconden nodig heeft om na het begin van inspanning (een contractie in dit geval) goed op gang te komen. Dit heeft ermee te maken dat
de daling van [ATP] in eerste instantie rond de contractiele eiwitten plaatsvindt. Je zou misschien verwachten dat ADP die gevormd wordt rond de contractiele eiwitten eerst naar de mitochondriën moet diffunderen. Dit gebeurt echter niet. De mitochondriën liggen namelijk op relatief erg grote (20 µm) afstand (liggen tussen myofibrillen, maar passen niet tussen actine en myosine). Bij diffusie van ADP en ATP (ATP vanuit mitochondrion terug naar myosine) zou het veel langer dan enkele seconden duren na begin van de spiercontracties, voordat de [ADP] bij de mitochondriën zou stijgen ([ATP] zou dalen) en dus het elektronentransportsysteem en daarmee de O2-opname op gang zouden komen. Enkele seconden vertraging valt dus erg mee. Wat er in werkelijkheid gebeurt is dat ADP en ATP niet fysiek verplaatst worden, maar dat er een fosfaat razendsnel via creatinekinase-reacties wordt doorgegeven. CK is er in 2 isovormen in de cel: mitochondrieel (groen) en cytosolisch (geel).
52
Het evenwicht bij het cytosolisch CK ligt sterk aan de kant van
aan de kant van ATP-synthese: tijdens een spiercontractie zal PCr (nummer 1 op slide) zijn fosfaat overdragen op ADP. Ietsje verder weg van het myosine (bij nummer 2) is de [ATP] dan nog relatief hoog, dus de creatine die bij nummer 1 is gevormd kan weer een fosfaat opnemen van ATP nummer 2 (en het fosfaat vervolgens weer doorgeven aan myosine-ATPase, uiterst rechts op de slide). De fosfaat van ATP nummer 2 is uiteindelijk afkomstig van PCr bij de mitochondriën (nummer 3 op de slide). Dit PCr wordt gevormd doordat Cr een fosfaat overneemt van ATP (nummer 4): het evenwicht van deze CK-reactie ligt namelijk sterk aan de kant van PCr-synthese (links).
53
Het enige wat er dus (waarschijnlijk) plaatsvindt is dat er een fosfaat wordt doorgegeven (via 4, 3, 2, 1) waarbij CrP, Cr, ATP en ADP op hun plaats blijven. Dit gaat veel ... dan ‘simpele’ diffusie van ADP en ATP tussen mitochondriën en actomyosine
sneller