begrippenlijst 2, 3, 4 Flashcards

(36 cards)

1
Q

atpasen

A

eiwitten die bij hun werk energie gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aponeurose

A

peesplaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PSCA

A

doorsnede loodrecht op de vezelrichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pennate spier:

A

spier waarvan de vezelsbundels schuin aan de pees hechte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dynamometer:

A

apparaat waarmee ofwel de snelheid van beweging kan worden. opgelegd ofwel de weerstand die de dynamometer levert kan worden ingesteld; dat kan, nadat de spier maximaal isometrische kracht heeft opgebouwd, de spier worden toegestaan te verkorten met een bepaalde opgelegde snelheid en vervolgens de bij die snelheid behorende kracht te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

powersteroke

A

katen van de kop (S1) zodat de staart (S2)op rek komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

letter f

A

snelehidsconstate van koppelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

letterg

A

snelheidsconstante van ontkoppelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

letter g2

A

rate-constante voor ontkoppeling bij negatieve x; grootste factor in bepaling tijden concentrische contractie voor de grootte van vmax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

efficientie

A

uitwendig geleverde arbeid: atp-gebruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

economie

A

kracht/atp-gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

motor unti:

A

1 alfa-motoirsche-voorhoorncel, 1 axon die zich in de spier vertakt naar enkele tientallen tot wonderen spiervezels, die allemaal bij de ene unit horen; alle spiervezels binnen 1 unit hebben dezelfde contractuele en metabole eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neuro musculaire overgang:

A

synaps, synaptische spleet aan het einde van de alfa-motorneuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spanningsgevoelige ca2+ kanalen

A

kanalen die openen door spanningsverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

acetylcholine

A

neurotransmitter die vrijkomt door influx van ca2+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ligand-sensive NA+kanalen

A

speciale na+kanalen in de postsynpatische membraan, warbij acetylkchonline de ligand is

17
Q

voltage-sensitive na+

A

ander type na=kanalen in het sarcolemma buiten de synpasen

18
Q

glycerol

A

een van de bouwstoffen van vetten met daaraan driee vetzuurstaarten die uit een keten c en h bestaan, zijn gekoppeld

19
Q

fosfolipiden

A

belangrijkste bestanddeel van membranen in ons lichaam; triglyceriden waarbij 1 VAN DE ONGELADEN VETZUUSTAARTENis vervangen door een geladen fosfaatgrep

20
Q

bilayer membraan

A

dubbellaags structuur van de membranen die de basis vormt voor alle membranen van cellen en organellen in donslichaam

21
Q

eelctromyografie emg

A

meten van de kleine spanningsveranderingen op de huid die het gevolg zijn van de actiepotentialen die zich voortplanten langs duizenden spiervezels in de spier

22
Q

acetylcholine=esterase

A

enzym dat acetylcholine weer wegvangt uit de synoptische spleet. het cholindeel wordt presynpasitsch weer opgenomen en daar wordt direct weer acetylcholine van gemaakt in de blaasjes; speciale medicijnen kunnen de werking van acetylcholine=estarase remmen

23
Q

curare

A

stof die bindt aan acetylcholonereceptoren en daarmee de werking van acetylcholine blokkeert; werkt verlammend

24
Q

twitch

A

gevolg van 1 stroompilsje/actiepotentiaal

25
M-wave
de some van alle actiepotentialen tijden vrijwillige spiercontractie, die netjes opgeteld worden en leiden tot 1 grote samengevoegde compound actiepotentiaal
26
ca2+ geïnduceerde ca2+ relaese
de vrijgekomen ca2+ zorgt ervoor dat andere ryanodine=receptoren die niet direct gekoppeld zitten aan een dip-receptor openen
27
weakly bound
de myosinekopjes zitten heel dichtbij de actie, maar wr zijn nog geen ca2+ionen
28
strongly bound
nodig voor het uitvoeren van een powerstroke, wanneer ca2+ionen zich aan TnC hebben gebonden
29
stimulatiefrequentie-krachtrelatie
met toenemende frequentie waarmee de spier wordt geprikkeld zal er fusie van de afzonderlijke twitchs; er ontstaat zo een relatie tussen de stimulatiefrequentie en de krachrrespont
30
translatie
aflezen van RNA op ribosomen
31
symporter
eiwit dat gebruikmaakt van een concentratieverschil om de cel in te komen
32
antiporter
indien het eneloceuul wordt uitgewisseld tegen het andere
33
transcriptie
overschrijven van de genetische code van DNA naar EN IN DE CELKERN
34
amino-einde
de nh3+ groep aan het begin van een langsketen van aminozuren
35
carboxyleide
Coo-groep aan het einde van een langsketen van aminozuren
36
primaire structuur
de lange keten vN GEKOPPELDE aminozuren die van de ribsomen afkomt