Behandeling osteoporose

Question 1

Wanneer calcium suppletie?

Answer 1

osteoporose: 500-1000 mg
- 1000 mg als er geen zuivel gegeten wordt

Question 2

Wanneer vit D suppletie?

Answer 2

800 eenheden per dag met osteoporose

Question 3

oestrogenen

Answer 3

zorgen voor reductie heupfracturen en reductie alle fracturen
- verhoogd risico op toename mammacarcinoom en HVZ

niet gegeven na menopauze

Question 4

SERM’s

Answer 4

reloxifene
- agonist effect van oestrofeen op bot en HVZ
- geen invloed op niet-wervelfracturen en verminderde kans op borstkanker

Question 5

bisfosfonaten

Answer 5

remmen functioneren osteoclasten en verlagen botturnover > meer BMU’s, minder diepe resorptie putjes en minder negatieve balans in putjes met toegenomen secundaire mineralisatie
- lichte stijging BMD en verbetering microarchitectuur

Question 6

bijwerkingen bisfosfonaten

Answer 6

osteonecrose kaak, AF, atypische fracturen van bijv een femur

Question 7

belangrijkste bisfosfonaten

Answer 7

alendronaat en risedronaat, zoledronaat kan IV gegeven worden

Question 8

Antilichamen tegen RANKL (denosumab)

Answer 8

subcutane injectie, voorkomt dat RANKL bindt aan osteoclast
- necrose kaak en atypische femurfractuur
- hogere BMD
- nooit zo maar stoppen, altijd nabehandelen

Question 9

teriparatide en preoctact

Answer 9

menselijk nagemaakte PTH > stimuleert osteoclasten en erna blasten > serum Ca stijgt
- in pulsen: minder RANKL, meer OPG, minder osteoblast apoptose, toename botturnover en netto positieve balans > BMD stijgt, vooral van trabeculair

Question 10

Hoe bepaal je welke medicatie

Answer 10

eerste keus is aldenronaat of risedronaat, daarna denosumab en anders teriparatide

Question 11

romosozumab

Answer 11

monoklonaal menselijk antilichaam tegen sclerostine, belangrijk voor remming botaanmaak > stimuleren botgroei

Question 12

Wat is er bij afwezigheid sclerostine door mutatie

Answer 12

fenotype met verhoogd BMD