engels 4 Flashcards
(33 cards)
1
Q
to tend to
A
ertoe neigen om
2
Q
amount
A
hoeveelheid
3
Q
actually
A
in feite
4
Q
aim/goal/purpose
A
doel
4
Q
unlikely
A
onwaarschijnlijk
4
Q
response
A
reactie
5
Q
access
A
toegang
5
Q
reason
A
reden
6
Q
release
A
vrijgeven
6
Q
range
A
bereik
7
Q
predators
A
roofdieren
7
Q
perhaps
A
misschien
8
Q
variety
A
verscheidenheid
9
Q
modify
A
aanpassen
10
Q
praise
A
prijzen
11
Q
obesity
A
overgewicht
12
Q
weight
A
gewicht
13
Q
to elaborate
A
uitbreiden
14
Q
to tone down
A
afzwakken
15
Q
undermine
A
ondermijnen
16
Q
contradict
A
tegenspreken
17
Q
criticise
A
bekritiseren
18
Q
emphasise/stress
A
benadrukken
19
Q
according to
A
volgens
20
account for
verklaren
21
amount to
op neerkomen
22
argue
beweren
23
attitude
standpunt
24
bring up
naar voren brengen
25
claim
beweren
26
come down to
op neerkomen
27
what can be concluded from
welke conclusie kan er getrokken worden uit
28
conclude
besluiten