Engels P3 Nederlands > Engels 1 Flashcards
(35 cards)
1
Q
aanpakken
A
handle
2
Q
afwijzing
A
rejection
3
Q
bewerken
A
edit
4
Q
bewonderen
A
admire
5
Q
bezorgd
A
concerned
6
Q
bijwonen
A
attend
7
Q
concentreren
A
focus
8
Q
diploma
A
qualifications
9
Q
doel
A
target
10
Q
doorzetten
A
persevere
11
Q
dringend verzoeken
A
urge
12
Q
gênant
A
awkward
13
Q
geslacht
A
gender
14
Q
gigantisch
A
tremendous
15
Q
gokken
A
gamble
16
Q
hobbelig
A
bumpy
17
Q
in dienst hebben
A
employ
18
Q
in tegenstelling tot
A
in contrast to
19
Q
leiden
A
guide
20
Q
lonen
A
pay off
21
Q
moeilijk
A
tough
22
Q
ondanks
A
despite
23
Q
onderdak bieden aan
A
accommodate
24
Q
onrustig
A
troubled
25
ontwikkelen
evolve
26
oprichter
founder
27
redacteur
editor
28
rondhangen
hang out
29
schrot
scrap
30
studiebeurs
scholarschip
31
uitzonderlijk
extraordinary
32
vaardigheid
skills
33
vernieuwend
innovative
34
vlek
stain
35
waarderen
value
