Engels U2/P2 Nederlands > Engels 5 Flashcards
(47 cards)
1
Q
in koor
A
in unison
2
Q
slapeloosheid
A
insomnia
3
Q
onbepaald
A
nondescript
4
Q
razend
A
raging
5
Q
geplaagd
A
pleagued
6
Q
opnieuw opeisen
A
reclaim
7
Q
brullen
A
roar
8
Q
samenpersen
A
crush
9
Q
onderdrukt giechelen
A
titter
10
Q
zeer slecht
A
vile
11
Q
zwerven
A
wander
12
Q
afgelegen
A
remote
13
Q
algemeen
A
general
14
Q
vastberaden
A
determined
15
Q
bijhouden
A
keep up with
16
Q
blij
A
joyful
17
Q
bloeddruk
A
blood pressure
18
Q
contact houden
A
keep in touch
19
Q
creëren
A
create
20
Q
denkbeeldig
A
imaginary
21
Q
doen alsof
A
pretend
22
Q
ermee wegkomen
A
get away with
23
Q
gezelschap houden
A
keep company
24
Q
gipsverband
A
cast
25
inhalen
catch up with
26
langs de kant stoppen
pull over
27
langzamerhand
gradually
28
lijken op
take after
29
onlangs
recently
30
oprecht
genuine
31
opschieten met
get on with
32
parodie
parody
33
pols
wrist
34
richting
direction
35
stemming
mood
36
stukgaan
break down
37
vasthouden aan
hang on to
38
verbeteren
improve
39
verbonden met
connected to
40
verlagen
lower
41
verloren tijd inhalen
make up for lost time
42
vullen
fill up
43
weghollen
run off
44
prestatie
achievement
45
meegaan
come along
46
consistent
consistently
47
scherp
crisp