frans trajet 5 écologie Flashcards
(53 cards)
1
Q
de verandering
A
le changement
2
Q
de verbruiker
A
le consommateur
3
Q
het verbruik
A
la consommation
4
Q
de vaststelling
A
le constat
5
Q
gevaarlijk
A
dangerux, dangereuse
6
Q
verminderen
A
diminuer
7
Q
verbruiken
A
consommer
8
Q
beperken
A
limiter
9
Q
zoeken
A
chercher
10
Q
herstellen
A
réparer
11
Q
de planeet
A
la planète
12
Q
de grond
A
le sol
13
Q
de aard e
A
la terre
14
Q
het voorwerp waar iets kan
A
le contenant
15
Q
het carpoolen
A
le covoiturage
16
Q
de ecologie
A
l’écologie
17
Q
het milieu
A
l’environnement
18
Q
het water zuiveringsstation
A
la station d’épuration
19
Q
de recyclage
A
le recyclage
20
Q
het openbaar vervoer
A
les transports en commun
21
Q
biologisch afbreekbaar
A
biodégradable
22
Q
schoon
A
propre
23
Q
in bulk
A
en vrac
24
Q
de spaarlamp
A
l’empoule basse consommation
25
de windturbine
l'éolienne
26
het zonnepaneel
le panneau solaire
27
de energiebron
la source d'énergie
28
uitschakelen
débrancher
29
de koolstofdioxide
le dioxide de carbone (co2)
30
het afvalwater
les eaux usées
31
het plastic
le plastique
32
de vervuiler
le pollueur
33
de fabriek
l'usine
34
vervuilend
polluante
35
vuil
sale
36
vervuilen
polluer
37
beschermen
protéger
38
de bescherming
la protection
39
de compost
le compost
40
het compostvat
le composteur
41
de stortplaats
le décharge
42
het afval
les déchets
43
de plstiek verpakking
l'emballage plastique
44
de vuilniszak
la poubelle
45
de vuilniszak
le sac poubelle
46
composteren
composter
47
verpakken
emballer
48
het huishoudelijk afval
les ordures
49
de verspilling
le gaspillage
50
weggooien
jeter
51
oprapen
ramasser
52
opslaan
stocker
53
sorteren
trier
