H1.2: Functionele anatomie bewegingsapparaat Flashcards

(26 cards)

1
Q

je anatomie ontwikkelt naar je gebruik

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pijpbeenderen ontwikkeling

A

van hyaline kraakbeen naar bot (chondrale osteogenese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

osteogenese

A
  1. groepje mesenchymcellen
  2. de kern hiervan specialiseert naar kraakbeen
  3. zodra daar binnen een bloedvat ingroeit, vindt er verbening plaats van het kraakbeen

dit gebeurt bij pijp-beenderen in eerste instantie in het midden van het bot, en daarna aan de uiteinden over, maar er blijven altijd van die stukjes die nog niet zijn verbeend; epifisaire groeischijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toename van botmassa bij sporten op volgorde

A
  • zwemmen
  • fietsen
  • wandelen
  • hardlopen
  • turnen
  • gewichtheffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voordeel hoge botdichtheid door sporten

A

na menopauzale leeftijd neemt de botdichtheid af, dus als je met een hoge dichtheid begint, heb je meer reserve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor gewricht is je glenohumerale gewricht?

A

synoviaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

junctura synoviales

A

bot - bot met kraakbeen en vloeistof ertussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat voor gewricht is je heup?

A

synoviaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soorten gewrichten

A
  • j. synovialis
  • j. cartilaginea
  • j. fibrosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

j. cartilaginea

A
  • 2 botten met hyaline kraakbeen ertussen
  • voorbeeld: ribben aan sternum, wervelschijven
  • primair: groeischijven
  • secundair: discus intervertebralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

j. fibrosa

A
  • bv: syndesmose
  • 2 botten, met kraakbeen en fibreus tissue ertussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

syndesmose

A

tussen ulna en radius bv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wordt een kind geboren met een meniscus?

A

nee. komt pas als je je kniegewricht gaat belasten.

in je kniegewricht zitten namelijk nog wat mesenchymale cellen die condenseren wanneer er drukkrachten komen. hierdoor specialiseren ze zich tot meniscus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

als je een gewricht niet meer gebruikt

A

gewricht verbeent => ankylose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uncovertebrale gewrichten in de cervicale wervelkolom

A

je begint als baby met tussenwervelschijven cervicaal, maar zodra je je hoofd zelf gaat omhoog houden, komt er heel veel druk op de tussenwervelschijven en zakt het in, en krijg je kleine scheurtjes in de tussenwervelschijven. hierdoor ga je van j. cartilaginea naar j. synovialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar komen je spieren vandaan?

A

vanuit je neurale buis vormen somieten: dit is de eerste aanleg van je hele bewegingsapparaat. uit somieten komen myotomen (spieren), sclerotomen etc

17
Q

spiersegmenten volgen de

A

zenuwsegmenten; zenuwen worden als het ware meegrtokken

18
Q

per myotoom is er … zenuw die mee uittreedt

19
Q

vanaf dat je verder gaat ontwikkelen, worden de zenuwen meegetrokken met de myotomen. en aangezien je spieren uit meerdere myotomen bestaan, betekent dat dus ook dat die

A

zenuwvezels bij zich draagt vanuit meerdere segmenten. de zenuwen zitten in de tussenwervelschijven

20
Q

… vormt de benige sturcturen

21
Q

somiet indeling

A
  • buitenste deel: myotoom
  • binnenste deel: sclerotoom
22
Q

de zenuwen die de neurale buis uittreden, moeten door de sclerotoom

A

naar de myotoom. maar de zenuwen kunnen niet door een benige structuur, dus niet door de sclerotoom heen. wat er dus gebeurt, is dat het onderste deel van het ene sclerotoom wordt samengevoegd met het bovenste deel van het andere, en DAT wordt een wervel. de zenuw loopt er tussendoor

23
Q

per ruggenmergsegment komt er 1 myotoom uit, en elke ruggenmergzenuw gaat met 1 myotoom mee. maar meerdere myotomen vormen 1 spier, dus de spieren zijn samengesteld uit meerdere soorten myotomen

A

door de rotatie van de extremiteiten van de ontwikkeling, draait de plexussen ook mee.

24
Q

3 plexussen

A
  1. brachialis
  2. lumbalis
  3. sacralis
25
de huid is bij een hernia wel evenredig, dus daar kan echt een heel oppervlak uitvallen, maar de spieren niet want dat kruist enzo
26