H12.7 Flashcards

1
Q

Wanneer antistollingstherapie?

A

Behandeling en preventie van veneuze en arteriële trombose

  • DVT
  • LE
  • Perifeer vaatlijden
  • MI
  • Herseninfarct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorkomen arteriële trombose?

A

Medicatie die met name de primaire hemostase remt

Tekort aan bepaalde factor in bloedstollingsproces om plaatjesplug te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de primaire hemostase geremd?

A

Bloedstolsel dat zich vormt in arteriële circulatie is erg rijk aan bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veneuze stolsel

A

Ontstaat erg langzaam

Steeds meer fibrinedraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel veneuze trombose behandeling

A
  • Aangroei stolsel voorkomen
  • Recidief trombose voorkomen
  • Voorkomen post-trombotisch syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mogelijkheden behandeling veneuze trombose

A
  • Heparine
  • VKA
  • DOAC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Huidige antistollingsmedicatie voor remmen hemostase

A
  • Parenteraal (korte behandeling, intraveneus of subcutaan)
  • Oraal (lange termijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pararentaal

A
  • LWMH -> versterken werking antitrombine
  • Ongefractioneerde heparines
  • Pentasacchariden
  • Trombolytica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Orale middelen

A
  • VKA (coumarines), in lever om stollingfactor 2,7,9,10 te maken
  • Trombocytenaggregatieremmers
  • DOAC -> 2a en 10a remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heparine

A
  • Werkt gelijk
  • Remt factor 2 (trombine) en 10a door versterking antitrombine
  • Intraveneus en subcutaan
  • Korte t1/2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

LMWH

A
  • Staart is korter dus langere t1/2
  • Vaste dosering
  • Actieve deel is pentasaccharide sequentie
  • Subcutaan
  • Geen controle van INR
  • Zelf thuis
  • Profylactisch
  • Behandeling trombose icm VKA
  • Deels couperen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

VKA (coumarines)

A
  • Remmen 2, 7, 9, 10
  • In groente
  • Bacteriën darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Medicatie VKA

A
  • Fenprocoumar (marcoumar): 140 u
  • Acenocoumarol (sintrom): 11 u
  • Warfarine: 48 u
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom werken de VKA pas na enkele dagen?

A

Werkt via aanmaak en niet via uitschakelen van bestaande factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom werken VKA nog enkele dagen na stoppen?

A

Het duurt even voor de aanmaak van factoren weer op gang komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar is de werking van VKA van afhankelijk?

A

Exogene factoren:
- Dieet
- Medicijnen
- Werking lever

17
Q

Extrinsieke stolling

A
  • Stoffen die de stolling in gang zetten mogen aanwezig zijn (factor 2)
  • Ook wel PT (protrombinetijd) genoemd
  • Belangrijkst
  • 10-12 sec
  • Moment activatie 2 tot stolling
18
Q

Intrinsieke stolling

A
  • Alle stoffen die nodig zijn om te stollen zijn aanwezig
  • APTT
19
Q

Hoe intrinsieke stolling meten

A

Geactiveerde protrombinetijd meten vanaf factor 11 tot stolselvorming

Bij hemofilie verstoord

20
Q

APTT

A

Tijd die nodig is om patiënten plasma te laten stollen na toevoeging fosfolipide, activator intrinsieke stolling (celaline) en calcium

21
Q

INR 2

A

Patiënt 2x zo lang doet over stolling dan gezond patiënt

22
Q

INR met antistolling

A

Tussen 2 en 3

23
Q

Als er een bloeding is of als er een operatie is moet medicatie gestopt worden

A

Antistolling niet direct uitgewerkt, dus VKA toedienen

Binnen 24 uur zijn groot deel van stollingsfactoren aangemaakt

24
Q

Heeft de patiënt geen 24 uur?

A

Protrombine complexen (2, 7, 9, 10) toedienen

25
Nieuwe middelen - voordeel
- Geen lab controle nodig - Vaste dosering - Weinig interactie met voeding en andere medicijnen - Minder hersenbloedingen
26
Nieuwe middelen - nadelen
- Kosten - Geen antidotum - Weinig ervaring - Meer maag-darmbloedingen - Geen goed lab testen Alleen bij atriumfibrilleren
27
Orale Xa remmers
- Rivaroxaban - Edoxaban - Apixaban
28
Orale 2a remmers
Dabigatran
29
Dabigatran
- Directe trombine remmer - Reversibel - T1/2 14-17 u - Geen lab controle
30
Trombocytenaggregatieremmers
- Aspirine - ADP-receptor blokkers - GP-2b/3a receptor blokkers
31
Aspirine
- Ascal - Salicylzuur werkzame stof - Remt irreversibel cyclo-oxygenase - Arachidonzuur omzetten in tromboxaan wat nodig is voor plaatsjesaggregatie - Langdurige werking - 7-10 dagen uitgewerkt
32
ADP-receptor blokkers
- Clopidogrel, prasugrel, ticagrelor - Remmen secundaire hemostase - Als ADP receptor wordt geremd is er minder arachidonzuur en minder aggregatie - Na stent om stolling te voorkomen + aspirine
33
GP-2b/3a receptor blokkers
Geen bloedplaatje meer actief
34
Bij bloeding?
Bloedplaatjestransfusie van gezonde donor geven om bloeding te stelpen Of desmopressine (DDAVP) waardoor vWF verhoogd wordt en er correctie van primaire hemostase is