HC15.4: Ontwikkeling allergische aandoeningen op kinderleeftijd Flashcards

(30 cards)

1
Q

Atopie syndroom

A
  • Hooikoorts (allergische rhinitis)
  • Astma
  • Atopische dermatitis
  • Voedselallergie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Constitutioneel eczeem heeft als hoofdcriterium jeuk en nevencriteria…

A
  • Eczeem in plooien (ellenbogen, nek, knieën, wreven)
  • Astma of hooikoorts (<4 jaar met eerstegraads familielid)
  • VG droge huid
  • Zichtbaar eczeem flexuraal (of <4 jaar op wangen, voorhoofd, strekzijde ledematen)
  • Begin aandoening <2 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eczeem

A
  • Chronische ziekte
  • Meest voorkomende huidziekte
  • Bij kinderen valt het onder meest voorkomende ziekten in het algemeen
  • Prevalentie kinderen 5-15%
  • Meeste hebben lichte vorm )84%)
  • 14-33% heeft milde vorm
  • 1-5% heeft ernstig vorm
  • Meeste kinderen <6 maanden al eczeem
  • Groot deel blijft enkele jaren behouden, maar 60-70% in remissie rond 15 jaar
  • 15% ontwikkelt pas eczeem na puberteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Behandeling constitutioneel eczeem

A
  • Goede voorlichting en instructies
  • Ernstige eczeemplekken behandelen met lokale immunosuppressiva
  • De rest dagelijks 2maal goed insmeren met vette zalf
  • Eventuele atopie evalueren, omdat eczeem vaak samen gaat met andere allergieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarnaar kijken bij allergie test?

A

Specifieke antistoffen uit IgE klasse tegen het allergeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vaststellen voedselallergie

A
  • Anamnese
  • Bloed- of huidtest
  • Provocatietest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anamnese x ABCD

A
  • Typische Allergische klachten?
  • Klachten in relatie tot Blootstelling?
  • Consistent klachten na blootstelling?
  • Klachten Direct (<2 uur) na blootstelling?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klachten bij typische allergische klachten

A
  • Maag-darmkanaal: jeuk of zwelling lippen/mond/gehemelte/glottis, misselijkheid, buikpijn, braken en diarree
  • Huid: urticaria en angio-oedeem
  • Bovenste en onderste luchtwegen: loopneus/verstopte neus/jeuk en niezen & benauwd/piepen/hoesten/stridor/heesheid
  • Ogen: jeuk, roodheid, tranen en zwelling
  • Cardiovasculair: collaps, tachycardie, hypotensie
  • Ernstige reactie: anafylaxie (acute en levensbedreigende situatie waarbij meestal meerdere orgaansystemen betrokken zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Huidtest

A
  • Allergeen op huid
  • Klein prikje
  • Kwartier wachten
  • Kijken of er reactie ontstaat op huid
  • Witte wheal met daaromheen een rode flase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Immunoassay (immunoCAP) (bloedtest)

A
  • Kijken of er specifiek IgE in bloed aanwezig is
  • Serum patiënt wordt hierbij op een welletje aangebracht die gecoat is met allergenen
  • Bij allergische antistoffen binden deze aan antigeen
  • Binding aantonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voordelen huidtest

A
  • Resultaat direct zichtbaar
  • Mogelijkheid om grote diversiteit aan allergenen te testen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nadelen huidtest

A
  • Per allergeen 1 prik
  • Kleine kans op allergische reactie
  • Enkele dagen vooraf geen antihistaminica
  • Niet geschikt voor alle huidtypen
  • Kwaliteit afhankelijk van onderzoeker en allergeenextract
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voordelen immunoCap

A
  • 1 bloedafname
  • Verdere diagnostiek naar specifieke allergenen mogelijk
  • Geen kans op allergische reactie
  • Medicatie geen effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nadelen immunoCap

A
  • Uitslag duurt een week
  • Soms moeilijke interpretatie bij hoog totaal IgE of CCD’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Provocatietest

A
  • Kijken of er reactiviteit ontstaat van doelwitorgaan
  • Kan in longen, huid, neus of andere organen
  • DBPCFC
  • Kind 2 dagdelen opgenomen, 1 dag met allergeen, 1 dag met placebo
  • Informatie winnen over drempelwaarde van allergie en aard van klachten
  • Klinische relevantie kan bij toeval gevonden sensibilisatie bepalen en kinderen helpen over angsten of rigide eetgewoontes heen te komen
  • Kijken of een kind over voedselallergie is heen gegroeid
  • Arbeidsintensief en tijdrovend, duur en risico op anafylaxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Atopisch syndroom

A
  • Eczeem
  • Voedselallergie
  • Astma en rhinoconjunctivitis
17
Q

Atopie

A

Aanleg om allergisch te reageren op stoffen/prikkels vanuit de omgeving

18
Q

Allergie

A

Overdreven reactie van het immuunsysteem op een niet-schadelijke prikkel of stof (= allergeen)

19
Q

Sensibilisatie

A

Aanwezig zijn van specifieke IgE antistoffen tegen een bepaald allergeen

20
Q

Rol bij toename allergieën

A
  • Erfelijke factoren
  • Omgevingsfactoren
21
Q

Erfelijke factoren

A
  • Geen van ouders gesensibiliseerd: 29% kans kind
  • 1 van ouders gesensibiliseerd: 47% kans kind
  • Beide ouders gesensibilisseerd: 66^kans kind
22
Q

Belangrijkste genetische factor voor eczeem

A
  • Filaggrine (FLG-gen)
  • Filaggrine is epidermaal barriere-eiwit
  • Geeft frequent nulmutaties (LOS)
  • Hierdoor natural moisturizing factor (NMF) verlaagd
  • NMF zorgt voor bevochtiging huid wat uitdroging van huid tegengaat en zorgt voor stevigheid
  • Begint op jonge leeftijd (<2 jaar)
  • Geassocieerd met sensibilisatie voor inhalatieallergenen, rhinoconjunctivitis en astma
  • 90% van Europeanen genetische achtergrond
  • FLG-mutatie meten met Raman spectroscopie
23
Q

Omgevingsfactoren

A
  • Hygiëne hypothese
  • In grote gezinnen minder hooikoorts
  • Als iemand blootgesteld wordt aan meer infectie is kans op allergie kleiner
  • Door beter isoleren van huizen kwamen er meer allergenen in huis
  • Als er helemaal geen allergenen zijn in huid, zijn kinderen minder allergisch
  • Mensen zijn dus schoner gaan leven, maken minder infecties door en worden minder blootgesteld aan prikkels voor het immuunsysteem
  • Allergie kan ontstaan wanneer het immuunsysteem te weinig door infecties wordt gestimuleerd in de eerste levensjaren
24
Q

Naïeve T-cel differentieert afhankelijk van het soort allergeen dat gepresenteerd wordt door APC tot

A
  • Virussen en intracellulaire bacteriën: Th1 subset
  • Bacteriën, wormen en allergenen: Th2 subset
25
Th2-subset
- Bij geboorte dominant - O.i.v. infectie en endotoxinen vindt er upregulatie van Th1 en downregulatie van Th2 plaats - Op het moment dat het kind weinig blootgesteld wordt aan infecties, vindt er weinig upregulatie van Th1 plaats waardoor ook weinig downregulatie van Th2 - Maakt kans op ontwikkelen allergie aanzienlijk groter - Th2 cellen zorgen voor allergie door het produceren van IL4, IL5, IL13 - Trekken eosinofielen aan en stimuleren B-cellen tot productie specifiek IgE
26
Gevolg te weinig microbiële blootstelling of kolonisatie van maag-darmkanaal en luchtwegen
- Leidt tot disbalans van immuunsysteem waardoor er meer of minder kans is op atopie - Infectie met E. coli op jonge leeftijd bijvoorbeeld kan risico op atopie op latere leeftijd verhogen, terwijl het risico verlaagd is voor infectie met Lactobacillus op jonge leeftijd - Veel micro-organismen spelen dus een rol die het atopie verhogen of verlagen
27
Verminderde kans op atopie
- Vaginale geboorte - Blootstelling aan dieren - Borstvoeding - Juiste combinatie van micro-organismen in microbioom
28
Vergrote kans op atopie
- Flesvoeding - AB - Stad - Infectie E. coli jonge leeftijd
29
Microbiële regulatie van allergische reacties kan negatief beïnvloed worden door
- AB gebruik - Westers dieet - Eliminatie enteropathogenen (zoals H. pylori, helminthen) - Vaccinatie (verminderde kans op infectieziekten) - Flesvoeding - Keizersnee - Factoren kunnen commensale microbiota veranderen (dysbiosis) - Verschilt per persoon in hoeverre deze factoren het microbioom beïnvloeden
30
Epithelial barrier hypothesis
- Allergie is geassocieerd met een aangetaste barriere functie van bijvoorbeeld de huid en longen - Kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld gebruik van zepen met bepaalde stoffen, bepaalde stoffen in voedingsmiddelen, etc. - Hierdoor is huid meer doorlaatbaar voor allerlei stoffen wat betrokken kan zijn bij het ontwikkelen van atopie