Verbos irregulares en presente grupo cinco Flashcards

(93 cards)

1
Q

Bouwen

A

Construir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vernietigen

A

Destruir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beïnvloeden

A

influir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vluchten

A

Huir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vervangen

A

Sustituir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Invoegen/bevatten

A

Incluir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herbouwen

A

Reconstruir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vloeien/stromen

A

Fluir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verminderen/afnemen

A

Disminuir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Concluderen

A

Concluir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik bouw

A

Construyo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Jij bouwt

A

Construyes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hij/zij bouwt

A

Construye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wij bouwen

A

Construimos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Jullie bouwen

A

Construís

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zij bouwen

A

Construyen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ik vernietig

A

Destruyo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Jij vernietigt

A

Destruyes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hij/zij vernietigt

A

Destruye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wij vernietigen

A

Destruimos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Jullie vernietigen

A

Destruís

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Zij vernietigen

A

Destruyen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ik beïnvloed

A

Influyo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Jij beïnvloedt

A

Influyes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hij/zij beïnvloedt
Influye
26
Wij beïnvloeden
Influimos
27
Jullie beïnvloeden
Influís
28
Zij beïnvloeden
Influyen
29
Ik vlucht
Huyo
30
Jij vlucht
Huyes
31
Hij/zij vlucht
Huye
32
Wij vluchten
Huimos
33
Jullie vluchten
Huís
34
zij vluchten
Huyen
35
Ik vervang
Sustituyo
36
Jij vervangt
Sustituyes
37
Hij/zij vervangt
Sustituye
38
Wij vervangen
Sustituimos
39
Jullie vervangen
Sustituís
40
Zij vervangen
Sustituyen
41
Ik voeg in of bevat
Incluyo
42
Jij voegt in of bevat
Incluyes
43
Hij/zij voegt in of bevat
Incluye
44
Wij voegen in of bevatten
incluimos
45
Jullie voegen in of bevatten
Incluís
46
Zij voegen in of bevatten
Incluyen
47
Ik herbouw
Reconstruyo
48
Jij herbouwt
Reconstruyes
49
Hij/zij herbouwt
Reconstruye
50
Wij herbouwen
Reconstruimos
51
Jullie herbouwen
Reconstruís
52
Zij herbouwen
Reconstruyen
53
Ik vloei of stroom
Fluyo
54
Jij vloeit of stroomt
Fluyes
55
Hij/zij vloeit of stroomt
Fluye
56
Wij vloeien of stromen
fluimos
57
Jullie vloeien of stromen
fluís
58
zij vloeien of stromen
fluyen
59
Ik verminder of neem af
Disminuyo
60
Jij vermindert of neemt af
Disminuyes
61
Hij/zij vermindert of neemt af
Disminuye
62
Wij verminderen of nemen af
Disminuimos
63
jullie verminderen of nemen af
Disminuís
64
Zij verminderen of nemen af
Disminuyen
65
ik concludeer
Concluyo
66
Jij concludeert
Concluyes
67
Hij/zij concludeert
Concluye
68
Wij concluderen
Concluimos
69
Jullie concluderen
Concluís
70
Zij concluderen
Concluyen
71
De arbeiders bouwen een brug
Los obreros construyen un puente
72
Ana beïnvloedt mijn leven
ana influye en mi vida
73
De cijfers nemen elk jaar af
Los números disminuyen cada año
74
Deze personen vluchtenvoor de oorlog
Estas personas huyen de la guerra
75
Mijn Spaans stroomt als een rivier
Mi español fluye como un río
76
De aardbevingen vernietigen alles
Los terremotos destruyen todo
77
Mijn buren herbouwen hun huis
Mis vecinos reconstruyen su casa
78
Wat concludeer je?
Qué concluyes?
79
Ana vervangt de leraar
Ana sustituye al profersor
80
Iedereen vlucht voor de oorlog
Todos huyen de la guerra
81
Alles is heel goed, maar het hotel bevat geen parkeerplaats
Todo está muy bien, pero el hotel no incluye el aparcamiento
82
De president van de Verenigde Staten beïnvloedt helaas de politiek van de wereld
El presidente de Estados Unidos desafortunadamente influye en la política del mundo
83
Tot december reconstrueert het stadhuis de brug
Haste diciembre el ayuntamiento reconstruye el puento
84
Binnen twee weken vervangt Ana Marta in het werk omdat Ana een baby gaat krijgen
Dentro de dos semanas Ana sustituye a Marta en el trabajo porque Ana va a tener un bebé
85
Mijn Spaans vloeit beter wanneer ik een paar glazen wijn drink
Mi español fluye mejor cuando bebo unas copas de vino
86
Mijn vriendje sluit zijn projecten nooit af, ik denk dat ik onze relatie ga beëindigen
Mi novio nunca concluye sus proyectos, creo que voy a terminar nuestra relación
87
Ik ben een architect en daarom bouw ik huizen en gebouwen
Soy arquitecto, por eso construyo casa y edificios
88
Iedereen/allemaal
Todos
89
Alles
Todo
90
Helaas/jammer
Desafortunadamente
91
Binnen
Dentro de
92
Beter
Mejor
93
Daarom
Por eso