Verbos irregulares en presente grupo ocho y nuevo Flashcards
(75 cards)
1
Q
Gaan
A
Ir
2
Q
Geven
A
Dar
3
Q
Zijn
A
Estar / Ser
4
Q
Weten
A
Saber
5
Q
Zien
A
Ver
6
Q
Passen
A
Caber
7
Q
Hebben
A
Haber
8
Q
Ik ga
A
Voy
9
Q
Jij gaat
A
Vas
10
Q
Hij/zij gaat
A
Va
11
Q
Wij gaan
A
Vamos
12
Q
Jullie gaan
A
Vais
13
Q
Zij gaan
A
Van
14
Q
Ik geef
A
Doy
15
Q
Jij geeft
A
Das
16
Q
Hij/zij geeft
A
Da
17
Q
Wij geven
A
Damos
18
Q
Jullie geven
A
Dais
19
Q
Zij geven
A
Dan
20
Q
Ik ben hier
A
Estoy aquí
21
Q
Jij bent hier
A
Estás aquí
22
Q
Hij/zij is hier
A
está aquí
23
Q
Wij zijn hier
A
Estamos aquí
24
Q
Jullie zijn hier
A
Estáis aquí
25
zij zijn hier
Están aquí
26
Ik ben Maaike
Soy Maaike
27
Jij bent Maaike
Eres Maaike
28
Hij/zij is Maaike
Es Maaike
29
Wij zijn Maaike en Jorge
Somos Maaike y Jorge
30
Jullie zijn Maaike en Jorge
Sois Maaike y Jorge
31
Zij zijn Maaike en Jorge
Son maaike y Jorge
32
Ik weet
sé
33
Jij weet
Sabes
34
Hij/zij weet
Sabe
35
Wij weten
Sabemos
36
Jullie weten
Sabéis
37
Zij weten
Saben
38
Ik zie
Veo
39
Jij ziet
Ves
40
Hij/zij ziet
Ve
41
Wij zien
Vemos
42
Jullie zien
Veis
43
Zij zien
Ven
44
Ik pas
quepo
45
Jij past
cabes
46
Hij/zij past
cabe
47
Wij passen
Cabemos
48
Jullie passen
Cabéis
49
Zij passen
caben
50
Ik heb
He
51
Jij hebt
Has
52
Hij/zij heeft
Ha
53
Wij hebben
Hemos
54
Jullie hebben
Habéis
55
Zij hebben
Han
56
Zie je wel, nu is het te laat
Ves, ahora es demasiado tarde
57
Deze schoenen passen mij niet
Estos zapatos no me caben
58
Ga je naar Argentinië?
Vas a Argentina?
59
Ik geef altijd bloemen aan mijn vrouw
Siempre doy flores a mi esposa
60
Komt u uit Argentinië?
Es de Argentina?
61
Het enige dat ik weet is dat ik niets weet
Lo único que sé, es que no sé nada
62
Wij zijn ver van je huis
Estamos lejos de tu casa
63
Iemand is buiten en vraagt of Ana hier is
Alguien está afuera y pregunta si Ana está aquí
64
Ga je naar de winkel met mij of wacht je daar?
Vas a la tienda conmigo o esperas ahí?
65
Misschien weet Carlos waar de sleutels zijn
A lo mejor Carlos sabe donde están las llaves
66
Ik weet nog steeds niet wat ik ga doen deze zondag
Yo, todavía no sé que voy a haver este domingo
67
Ik geef ook geld aan de muzikanten in de straat
Yo también doy dinero a los músicos en la calle
68
Het spijt me Silvia, maar ik heb niets gezien daar. Weet je het zeker Isabel?
Lo siento Silvia, pero yo no veo nada ahí. Estás segura, Isabel?
69
Waar kom je vandaan? Je praat Spaans met een ander accent.
De dónde eres? Hablas español con un acente diferente.
70
Iemand
Alguien
71
Met mij
Conmigo
72
Misschien
a lo mejor
73
Nog niet
Todavía no
74
Ook
También
75
Zeker
Seguro/a
