VO week 9 Flashcards

(29 cards)

1
Q

wat is de definitie van hersendood?

A

het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg.

hierbij zijn reflexen vaak nog wel aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de voorwaarden voor hersendood?

A
  1. geen sederende medicatie actief in het lichaam (niet noodzakelijk): de dosering moet in ieder geval zo laag zijn, dat het geen effect heeft op het bewustzijn van de patiënt
  2. E1M1V1 (of Vtube voor ptn die geïntubeerd zijn)
  3. hersenstamreflexen afwezig: corneareflex, pupilreacties, oculocefaal reflex, VOR (ijswatertest)
  4. geen spontane ademhaling, geen hoestreflex
  5. vlak EEG of afwezige cerebrale circulatie bij CTA/TCD
  6. apneutest positief
  7. verklaring van neuroloog of neurochirurg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar wijst het op als de pupilreacties in tact zijn?

A

laesies boven de thalamus en onder de pons resulteren in normale pupilreacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het oculocefaal relfex?

A

je trekt oogleden van ptn op en beweegt het hoofd van links naar rechts en kijkt of de ogen tegengestelde richting van het hoofd bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de TCD criteria van de cerebrale circulatie?

A

dat er pendelende flow (A) of systolische pieken (B) te zien zijn in de a. carotis interna en de aa. vertebralis. daarnaast moet er een aanwezige flow in de a. carotis externa zijn. dit toont aan dat er geen circulatie meer is in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de CTA criteria bij cerebrale ciruclatie?

A

er moet binnen 60 seconden na het injecteren van contrastvloeistof geen aankleuring zijn in de . cerebri media en d. cerebri interna.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de apneutest?

A

een medisch onderzoek om te kijken of een beademde patiënt nog spontane ademhalingsactiviteit vertoont
- de ptn wordt 10 minuten beademd met 100% O2 tot een PaCO2 van 40-45 mmHg is bereikt. ook is er een continue registratie van de pO2 (>90%), een continue ECG-registratie en bloeddrukregistratie.
- vervolgens wordt de beademing gestopt en wordt er 100% O2, 6 L/min toegediend. er wordt gekeken of er adembewegingen notstaat.
de test is positief als de pCO2 > 50 mmHg is en ademexcursies afwezig blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de vegetatieve toestand (niet-responsief waaksyndroom)?

A

ptn lijkt alert maar niet bewust. hij kan de ogen openen en bewegen en doet dit met enige regelmaat, er is echter nooit oogcontact of een andere vorm van communicatie. ptn reageert wel op licht en geluid en is er sprake van een aanwezig -dag-nacht ritme. spontane bewegingen die kunnen optreden zijn smakken, geeuwen, buigen of strekken van de ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is minimally conscious state?

A

niet altijd consistente, maar toch doelbewuste en gerichte reacties op prikkels van buiten plaatsvinden. zoals gehoorzamen bij een opdracht, korte verbalisaties of gerichte oogvolgreacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het locked in syndrome?

A

wordt veroorzaakt door een laesie in het voorste deel van de pons waardoor de patiënt zich niet kan bewegen en niet kan spreken. de pons vormt namelijk de verbinding tussen de hersenen en de rest van het lichaam. bij een laesie zijn beide piramidebanen en verschillende hersenzenuwvezels onderbroken. de reticulaire formatie (die dorsaal in de hersenstam ligt) en de schors zijn hierbij niet aangedaan, waardoor het bewustzijn ongestoord is. de enige bewegingen die de ptn nog kan maken zijn verticale oogbewegingen. dat is ook de enige reactie op een pijnprikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de benaming voor het achteruit gaan van de hersenen voordat we het dementie noemen?

A

MCI mild cognitive impairment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke test wordt gebruikt voor cognitieve screening?

A

MMSE (mini-mental state examination). hiermee kan je binnen 5-10 minuten een indruk krijgen van een aantal cognitieve functies: oriëntatie, geheugen, visus, concentratie en taal. dit mag niet gebruikt worden voor diagnose stelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uit welke 2 vormen bestaat declaratief geheugen?

A
  • episodische geheugen: verbale geheugen. hier draait het om inprenting, vasthouden en opdiepen van gebeurtenissen die in het verleden plaats hebben gevonden. hierbij is er een specifieke tijd- en plaatscomponent
  • semantische geheugen: betekenissen, begrippen en feiten. de woordenschat en feitenkennis hebben hiermee te maken. dit is niet tijds-contextgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het procedurele geheugen?

A

heeft betrekking op het leren van motorische en cognitieve vaardigheden, zoals leren fietsen en lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de vijftien-woorden-test?

A
  • je test langetermijngeheugen, werkgeheugen, inprenting en de werking van het ophaalproces
  • 15 woorden voorgelezen en dan moet ptn zoveel mogelijk opnoemen in eigen volgorde
  • hierna wordt het nog 4x voorgelezen
  • 20 minuten later wordt er een herkenningstest uitgevoerd met 30 woorden. die moeten dan herkenning oproepen. meestal verlies je dan 2 woorden
  • als er tien zijn aangeleerd en de ptn na 20 min kan er maar 2 noemen is hij wss vergeten of kan hij niet bij de info.
  • een herkenninstrial kan worden gedaan met alle 15 woorden en vijftien nieuwe woorden. dan moet je zeggen welke er wel en niet inzaten. als je dan wel alle 15 weet dan is hij niet vergeten maar probleem met ophalen
  • dit is dus een test voor episodische geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de visuele associatietest (VAT)?

A

is voor korte termijn
- er wordt een plaat met bij aap laten zien
- vervolgens aap met plu en dan moet je zeggen wat erbij is gekomen
- dan wordt 1ste plaatje getoond en gevraagd wat er net extra was.
mensen met Alzheimer gaan het logisch aanvullen dus dan banaan zeggen

17
Q

hoe kan je de executieve functies (EF) meten?

A
  • trailmaking: lijnen trekken tussen 1 en A, 2 en B, etc. je moet hierbij schakelen dit heet conceptshifting
  • stroop kleur-woord test: woorden hebben een kleur en dan moet je de kleur zeggen ipv de woorden lezen
18
Q

wat is sociale cognitie?

A

herkennen van emoties van anderen

19
Q

wat zijn de 6 universele moties?

A

boosheidm angst, walging, verbazing, blijdschap en verdriet

20
Q

waardoor wordt dementie gekenmerkt?

A
  • cognitieve stoornissen
  • interferentie met (I) ADL (instrumentele) algemene dagelijkse levensverrichtingen
  • progressie
21
Q

wat is dementie?

A

een beschrijving van symptomen, een paraplubegrip. hier vallen meer dan 50 aandoeningen onder

22
Q

wat zijn de DSM-5 criteria voor het voorstadium van dementie waarbij er geen interferentie is met het dagelijks leven?

A
  • er is lichte cognitieve achteruitgang t.o.v. een eerder niveau van functioneren in één of meerdere cognitieve domeinen. dit is gebaseerd o zorgen van een informant of clinicus en de lichte achteruitgang in cognitieve prestaties is vastgesteld bij voorkeur met een gestandaardiseerd neuropsychologisch onderzoek of anders met een ander gekwantificeerd klinisch onderzoek
  • er is geen sprake van interferentie met onafhankelijk functioneren bij alledaagse activiteiten. iemand kan zich bijv. nog redden met geheugensteuntjes zoals briefjes in huis
  • het doet zich niet voor in de context van een delier
  • het kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis
23
Q

hoe lang duurt het bij ptn met MCI om dementie te ontwikkelen?

24
Q

wat zijn de kernsymptomen van ziekte van Alzheimer?

A
  • geheugenstoornissen en een stoornis in tenminste één ander cognitief domein
  • progressieve cognitieve achteruitgang in de tijd
  • geen systemische aandoeningen die een cerebrale disfunctie kunnen verklaren
  • geen bewustzijnsstoornis
25
wat zijn de ondersteunende criteria van Alzeihmer?
- progressieve achteruitgang van specifieke functies, zoals taan (afasie), praxis (apraxie) en waarneming (agnosie) - interferentie met het dagelijks functioneren (ADL) - +FA voor verwante aandoening bij 1ste graads familielid - normaal liquoronderzoek - gegeneraliseerde atrofie en/of hippocampusatrofie op een CT-scan of MRI-scan - temproropariëtale hypoperfusie op SPECT (doorloedings)scan
26
wat zijn de kernsymptomen van frontotemporale dementie?
- sluipend begin en geleidelijke progressie - vroege stoornis in sociaal gedrag (asociaal gedrag) - vroege stoornis in persoonlijke regulatie (agressie, seksuele ontremming) - vroege emotionele onverschilligheid - verlies van ziekte-inzicht
27
wat zijn de bevindingen bij beeldvormend onderzoek bij frontotemporale dementie?
- frontale en/of temporale atrofie op CT-scan of MRI-scan - anterieure of temporale hypoperfusie of SPECT (doorbloedings)scan
28
wat zijn de klinische criteria voor vasculaire dementie?
- dementie gedefinieerd als een cognitieve achteruitgang in tenminste twee cognitieve domeinen, vastgesteld middels neuropsychologisch onderzoek en interfererend met het dagelijks functioneren - cerebrovasculaire aandoening gekenmerkt door focale neurologische uitvalsverschijnselen, en lacunair of corticaal infarct dan wel diffuse witte stof laesies op CT-scan of MRI-scan - relatie tussen bovenstaande 2 criteria de dementieverschijnselen ontstaan binnen 3 maanden na de beroerte. er is sprake van acute verslechtering in cognitieve functies of fluctuerende stapsgewijze cognitieve achteruitgang
29
welke criteria moeten aanwezig zijn voor diffuse lewy-lichaampjes ziekte (DLB)?
minstens 2 kernsymptomen - fluctuerende cognitieve functies met uitgesproken variaties in aandacht en alertheid - frequente hallucinaties, met name personen - verschijnselen van parkinsonisme