week 4 s2 Flashcards
1
Q
het individu
A
l’individuo
2
Q
persoonlijk
A
personale
3
Q
de persoon
A
la persona
4
Q
hoogstpersoonlijk
A
in prima persona
5
Q
heten
A
chiamarsi
6
Q
de achternaam
A
il cognome
7
Q
de naam, de voornaam
A
il nome
8
Q
de bijnaam
A
il soprannome
9
Q
bijgenaamd
A
soprannominato, soprannominata
10
Q
het adres
A
l’indirizzo
11
Q
adresseren aan, richten aan
A
indirizzare a
12
Q
wonen
A
abitare
13
Q
het telefoonnummer
A
il numero di telefono
14
Q
Waar kom je vandaan?
A
Di dove sei?
15
Q
geboren
A
nato, nata
16
Q
Hoe oud ben jij?
A
Quanti anni hai?
17
Q
de leeftijd
A
l’età
18
Q
van dezelfde leeftijd, even oud
A
coetaneo, coetanea
19
Q
lichting, jaarklasse
A
la classe
20
Q
de geboortedatum
A
la data di nascita
21
Q
het identiteitsbewijs
A
la carta d’identità
22
Q
vervallen, verlopen
A
scadere
23
Q
het paspoort
A
il passaporto
24
Q
het rijbewijs
A
la patente
25
het geslacht
il sesso
26
van het vrouwelijke geslacht
di sesso femminile
27
van het mannelijke geslacht
di sesso maschile
28
ongehuwd, ongetrouwd (m)
celibe
29
ongehuwd, ongetrouwd (f)
nubile
30
alleen(staand)
solo, sola
31
getrouwd
sposato, sposata
32
het beroep, het ambacht, het vak
il mestiere
33
het beroep
la professione
34
de wereld
il mondo
35
het land
il paese
36
bevolken, leven in
popolare
37
de bevolking
la popolazione
38
de grens
la frontiera
39
de grens
il confine
40
de balling, de banneling
il confinato, la confinata
41
tegenhouden, aanhouden
fermare
42
grenzen aan
confinare con
43
het vaderland, het geboorteland
la patria
44
de patriot
il, la patriota
45
het patriottisme
il patriotismo
46
vaderlandslievend, patriotisch
patriotico, patriotica
47
de vlag
la bandiera
48
de aanwezigheid
la presenza
49
de ontmoeting, het contact
l'incontro
50
leven, wonen
vivere
51
de taal, het taalgebruik
il linguaggio
52
het dialect
il dialetto
53
Amerika
l'America
54
Amerikaans
americano, americana
55
Afrika
l'Africa
56
Afrikaans
africano, africana
57
Europa
l'Europa
58
Europees
europeo, europea
59
Azië
l'Asia
60
Aziatisch
asiatico, asiatica
61
Australië
l'Australia
62
Australisch
australiano, australiana
63
Oceanië
l'Oceania
64
Albanië
l'Albania
65
Albanees
albanese
66
Oostenrijk
l'Austria
67
Oostenerijks
austriaco, austriaca
68
België
il Belgio
69
Belgisch
belga
70
Wit-Rusland
la Bielorussia
71
Wit-Russisch
bielorusso, bielorussa
72
Bosnië en Herzegovina
la Bosnia-Erzegovina
73
Bosnisch
bosniaco, bosniaca
74
Bulgarije
la Bulgaria
75
Bulgaars
bulgaro, bulgara
76
Cyprus
il Cipro
77
Cypriotisch
cipriota
78
Kroatië
la Croazia
79
Kroatisch
croato,croata
80
Denemarken
la Danimarca
81
Deens
danese
82
Estland
l'Estonia
83
Estlands
estone
84
Finland
la Finlandia
85
Fins
finlandese
86
Frankrijk
la Francia
87
Frans
francese
88
Wales
il Galles
89
Welsh
gallese
90
Georgië
la Georgia
91
Georgisch
georgiano, georgiana
92
Duitsland
la Germania
93
Duits
tedesco, tedesca
94
Groot-Brittannië
la Gran Bretagna
95
Brits
britannico, britannica
96
Griekenland
la Grecia
97
Grieks
greco, greca
98
Engeland
l'Inghilterra
99
Engels
inglese
100
Ierland
l'Irlanda
101
Iers
irlandese
102
Italië
l'Italia
103
Italiaans
italiano, italiana
104
Kosovo
il Kosovo
105
Kosovaars
kosovaro, kosovara
106
Letland
la Lettonia
107
Lets
lettone
108
Litouwen
la Lituania
109
Litouws
lituano,lituana
110
Luxemburg
il Lussemburgo
111
Luxemburgs
lussemburghese
112
Macedonië
la Macedonia
113
Macedonisch
macedone
114
Malta
il Malta
115
Maltees
maltese
116
Montenegro
il Montenegro
117
Montenegrijns
montenegrino, montenegrina
118
Noorwegen
la Norvegia
119
Noors
norvegese
120
Holland, Nederland
l'Olanda
121
Hollands, Nederlands
olandese
122
Nederland
i Paesi Bassi
123
Polen
la Polonia
124
Pools
polacco, polacca
125
Portugal
il Portogallo
126
Portugees
portoghese
127
Tsjechië
la Repubblica Ceca
128
Tsjechisch
ceco, ceca
129
Roemenië
la Romania
130
Roemeens
rumeno, rumena
131
Rusland
la Russia
132
Russisch
russo, russa
133
Schotland
la Scozia
134
Schots
scozzese
135
Servië
la Serbia
136
Servisch
serbo, serba
137
Slowakije
la Slovacchia
138
Slowaaks
slovacco, slovacca
139
Slovenië
la Slovenia
140
Sloveens
sloveno, slovena
141
Spanje
la Spagna
142
Spaans
spagnolo, spagnola
143
Zweden
la Svezia
144
Zweeds
svedese
145
Zwitserland
la Svizzera
146
Zwitsers
svizzero, svizzera
147
Turkije
la Turchia
148
Turks
turco, turca
149
Oekraïne
l'Ucraina
150
Oekraïens
ucraino, ucraina
151
Hongarije
l'Ungheria
152
Hongaars
ungherese
153
de Verenigde Staten (van Amerika)
gli Stati Uniti (d'America)
154
Canada
il Canada
155
Canadees
canadese
156
Mexico
il Messico
157
Mexicaans
messicano, messicana
158
Brazilië
il Brasile
159
Braziliaans
brasiliano, brasiliana
160
Algerije
l'Algeria
161
Algerijns
algerino, algerina
162
Marokko
il Marocco
163
Marokkaans
marocchino, marocchina
164
Tunesië
la Tunisia
165
Tunesisch
tunisino, tunisina
166
Libië
la Libia
167
Libisch
libico, libica
168
Israël
l'Israele
169
Israëlisch
israeliano, israeliana
170
Palestina
la Palestina
171
Palestijns
palestinese
172
Iran
l'Iran
173
Iraans
iraniano, iraniana
174
Irak
l'Iraq
175
Iraaks
iracheno, irachena
176
China
la Cina
177
Chinees
cinese
178
Japan
il Giappone
179
Japans
Giapponese
180
Indië
l'India
181
Indiaas
indiano, indiana
182
groeten, de groeten doen
salutare qu
183
groeten doen van mij
salutali...da parte mia
184
hallo, dag
ciao
185
zich bevinden, zijn
stare
186
hoe
come
187
de groet
il saluto
188
hartelijk
cordiale
189
hartelijke groeten
cordiali saluti
190
(goeden)dag, goedemorgen
buongiorno
191
goedenavond, goedemiddag
buonasera
192
welterusten, goedenacht
buonanotte
193
welterusten wensen
dare la buonanotte
194
tot ziens
arrivederci
195
tot ziens (beleefdheidsvorm)
arrivederLa
196
het afscheid
l'addio
197
afscheid nemen
dirsi addio
198
de meneer, de heer, de man
il signor(e)
199
de mevrouw, de vrouw, de dame
la signora
200
lief, dierbaar, best
caro, cara
201
de juffrouw, de jonge dame
la signorina
202
iemand ontmoeten, iemand tegenkomen
incontrare qu
203
het voorstellen
la presentazione
204
iemand voorstellen
presentare qu
205
het plezier, het genoegen
il piacere
206
iemand tutoyeren
dare del tu a qu
207
u zeggen tegen iemand
dare del Lei a qu
208
uitnodigen
invitare
209
de deelname
la partecipazione
210
deelnemen aan iets, meedoen met iets
partecipare a qc
211
de vriend/in
l'amico, l'amica
212
de vriend/in
l'amico, l'amica
213
intiem, vertrouwelijk
intimo, intima
214
de privacy, het privéleven
la privacy
215
de gast
l'invitato, l'invitata
216
de uitnodiging
l'invito
217
de gast, de logé, de gastheer/vrouw
l'ospite
218
het bezoek, de visite
la visita
219
pardon
Permesso?
220
vooruit, naar voren, verder
avanti
221
het gedrag, de handelwijze
il comportamento
222
zich gedragen
comportarsi
223
de helper, de assistent
l'aiutante
224
iemand helpen
aiutare qu
225
de gunst, de dienst
il favore
226
je een dienst bewijzen
farti un favore
227
de hulp
l'aiuto
228
iemand helpen, iemand assisteren
assistere qu
229
de hulp, de assistentie, de zorg
l'assistenza
230
steunen, ondersteunen
appoggiare
231
de steun, de ondersteuning, de hulp
l'appoggio
232
de hulp, de redding
il soccorso
233
iemand hulp verlenen, te hulp schieten
soccorrere qu
234
de begeleider/ster
l'accompagnatore, l'accompagnatrice
235
de begeleiding
l'accompagnamento
236
iemand tevreden stellen, iemand zijn zin geven
accontentare qu
237
kalmeren, geruststellen
calmare
238
bedaren, kalmeren
calmarsi
239
verantwoordelijk voor
responsabile di
240
de verantwoordelijkheid
la responsabilità
241
op eigen verantwoording
sotto la nostra responsabilità
242
het respect, de eerbied, het ontzag
il rispetto
243
sociaal, maatschappelijk
sociale
244
de maatschappij
la società
245
beledigen, kwetsen
offendere
246
de belediging
l'offesa
247
de blunder, de afgang
la gaffe
248
een blunder begaan
fare una gaffe
249
ruzie maken, ruzie hebben
litigare
250
de ruzie
il litigio
251
boos/kwaad zijn op iemand
avercela con qu
252
op wie ben je boos?
con chi ce l'hai
253
dom, stom
sciocco, sciocca
254
de domheid, de dwaze streek, het kleinigheidje
la sciocchezza
255
de woede
l'ira
256
opvliegend, nijdig
irascibile
257
de ergernis, de woede
la rabbia
258
ik word gek van je
che rabbia mi fai
259
de rivaal/rivale, de concurrent/e
il, la rivale
260
de wraak
la vendetta
261
wreken
vendicare
262
wraak nemen, zich wreken
vendicarsi di
263
het verlaten, de verlating
l'abbandono
264
iets/iemand verlaten/ in de steek laten
abbandonare qc/qu
265
de schuld
la colpa
266
schuldig
colpevole
267
teleurstellen
deludere
268
afgeleid, verstrooid
distratto, distratta
269
de onoplettendheid, de verstrooidheid
la distrazione
270
moe
stanco, stanca
271
de vermoeidheid
la stanchezza
272
vermoeien, afmatten
stancare
273
zich beheersen, zich inhouden
trattenersi
274
tegenhouden, weerhouden, ophouden
trattenere
275
hebben
avere
276
bezitten
possedere
277
het bezit
il possesso
278
de eigenaar/esse
il proprietario, la proprietaria
279
het eigendom, het bezit
la proprietà
280
eigen
proprio, propria
281
mijn
mio, mia
282
jouw, je
tuo, tua
283
zijn, haar, uw
suo, sua
284
ons, onze
nostro, nostra
285
jullie
vostro, vostra
286
hun
loro
287
het lidmaatschap, het behoren bij / tot
l'appartenenza
288
toebehoren aan, horen bij
appartenere a
289
zijn van
essere di
290
het erfdeel, het vermogen
il patrimonio
291
erf-, vermogens-
patrimoniale
292
investeren, beleggen
investire
293
iets aan iemand teruggeven
restituire qc a qu
294
de vakantie, de vrije dagen
la vacanza
295
de voorbereidingen
i preparativi
296
het bezoek, de bezichting
la visita
297
bezoeken, bezichtigen
visitare
298
reizen
viaggiare
299
de reis
il viaggio
300
de enkele reis, het enkeltje
l'andata
301
de terugreis
il ritorno
302
het retourtje
il biglietto di andata e ritorno
303
terugkeren, terugkomen
ritornare
304
de dienstregeling, het dienstrooster
l'orario
305
de dienstregeling van vertrek- en aankomsttijden
l'orario arrivi-partenze
306
de aankomst
l'arrivo
307
het vertrek, het weggaan
la partenza
308
(het) aan boord gaan
l'imbarco
309
aan boord gaan
imbarcarsi
310
de koffer
la valigia
311
de koffer inpakken
fare la valigia
312
de koffer uitpakken
disfare la valigia
313
de bagage
il bagaglio
314
de klant
il, la cliente
315
de clientèle, de klantenkring
la clientela
316
het reisbureau
l'agenzia viaggi
317
het programma, het plan
il programma
318
van plan zijn, voornemens zijn
avere in programma
319
informeren naar
informarsi
320
de (reis)route, de stadswandeling
l'itinerario
321
de landkaart
la carta geografica
322
het laagseizoen
la bassa stagione
323
het hoogseizoen
l'alta stagione
324
de toerist/e
il, la turista
325
toeristisch
tuistico, turistica
326
de reisgids
la guida turistica
327
de bevestiging
la conferma
328
de mededeling, het bericht
la comunicazione
329
het gebrek, de afwezigheid
la mancanza
330
annuleren, afzeggen
annulare
331
annuleren, storneren
stornare
332
het horel
l'albergo
333
de hotelhouder/ster
l'albergatore, l'albergatrice
334
het horel
l'hotel
335
het pension
la pensione
336
reserveren, bespreken, boeken
prenotare
337
de reservering, de boeking
la prenotazione
338
vol
completo, completa
339
vol(geboekt)
al completo
340
gereserveerd
riservato, riservata
341
de kost, de voeding
il vitto
342
duur, prijzig
costoso, costosa
343
de camping
il campeggio
344
de kampeerder/ster
il campeggiatore, la campeggiatrice
345
de tent
la tenda
