ZO 3.1 Optische fysica Flashcards

(35 cards)

1
Q

Wat doet een lens?

A

Een lens breekt lichtstralen en projecteert daarmee een voorwerp op een beeldscherm of fotogevoelig materiaal. Het beeld is alleen scherp als én de afstand tussen voorwerp en lens, én de afstand tussen lens en beeld, én de lenssterkte met elkaar in overeenstemming zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt de sterkte van een lens berekend?

A

De sterkte van de lens ( D ) wordt bepaald door de brandpuntsafstand ( f ): D=1 / f. De eenheid van D is “per meter” en wordt uitgedrukt als dioptrie (dpt): 1 dpt = 1 per meter = 1 m-1. Hoe sterker de lens, hoe meer het licht gebroken wordt, dus hoe korter de brandpunts-afstand. Parallelle lichtstralen worden gebundeld op de afstand f.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de lensformule?

A

De relatie tussen drie afstanden tot de lens van brandpunt ( f ), voorwerp ( v ) en beeld ( b ), wordt gegeven door de (bekende) formule:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de vergroting van een lens berekend?

A

De vergroting van een lens (N) wordt gegeven door de verhouding tussen B en V (en dus ook tussen b en v want het zijn congruente driehoeken):
(als N kleiner is dan 1 wordt het beeld dus verkleind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een voorwerp staat op een bepaalde afstand van een vaste lens. Je beweegt het voorwerp van de lens af. Wat gebeurt er met de afstand b waarop het beeld scherp wordt afgebeeld?

A

b wordt kleiner. De lens, dus de waarde voor f, blijft hetzelfde. Als v groter wordt moet b dus kleiner worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je kijkt naar een voorwerp dat naar je toe beweegt (v wordt dus wat kleiner). Je ziet het de hele tijd scherp. Wat gebeurt er dan met de beeldafstand (b)?

A

b blijft gelijk. Het oog kan niet zomaar van vorm veranderen. De aslengte van het oog is constant. Als je het beeld scherp blijft zien, b dus ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als je een voorwerp scherp blijft zien terwijl het dichterbij komt blijft b dus gelijk, want het oog kan niet van vorm veranderen (de aslengte is constant). Volgens de lensformule verandert f dus ook. Wat is die verandering precies?

A

f wordt kleiner omdat de lens boller wordt. Doordat het voorwerp dichterbij komt wordt volgens de lensformule de sterkte van de lens groter. Een groter lenssterkte gaat gepaard met een groter kromming. Bij een toename van D neemt de brandpuntsafstand f dus af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel kegeltjes zitten er in ons oog?

A

6 miljoen kegeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt gezichtsscherpte in? Hoe wordt de beeldgrootte bepaald?

A

Hoe groter de gezichtsscherpte hoe meer details iemand kan zien. Als deze scherpte te “slecht” is voor de situatie kunnen we soms gebruik maken van een loep, een microscoop, een telescoop, of een bril. Of wij iets kunnen zien (onderscheiden) hangt primair af van de afmeting van de afbeelding op ons netvlies, de beeldgrootte dus. De afmeting van het beeld van een voorwerp op het netvlies hangt natuurlijk af van de grootte van het voorwerp, maar ook van de afstand tussen voorwerp en oog. Als een voorwerp twee keer zo ver weg staat wordt deze twee keer zo klein afgebeeld. Het is daarom nuttig om de grootte van een voorwerp niet in meters uit te drukken, maar in beeldhoeken. Twee voorwerpen met dezelfde beeldhoek hebben dezelfde verhouding tussen grootte en afstand. De voorwerpen worden evengroot afgebeeld op de retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe bereken je de beeldhoek?

A

Als met de grootte V de werkelijke afmeting loodrecht op de kijkrichting wordt bedoeld, dan is de tangens van de beeldhoek gelijk aan de grootte gedeeld door de afstand (v). Er geldt:

In de afbeelding hangt de beeldgrootte van de boom af van de afstand. En op de retina is het beeld van de appel net zo groot als die van de boom want ze hebben dezelfde beeldhoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De appel en de boom hebben dezelfde beeldhoek, dus de afbeeldingen daarvan hebben dezelfde grootte op de retina. Waarom neem je de boom toch groter waar dan de appel?

A

Voor het waarnemen van de grootte maak je niet alleen gebruik van de grootte van de retinale afbeelding, maar ook van allerlei overige informatiebronnen, zoals voorkennis over de grootte van voorwerpen (geheugen), en afstand (diepte perceptie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De beeldhoek is ook op een andere manier te bepalen dan uit de grootte (V) en de afstand (v) van het voorwerp. Welke manier is dat?

A

Deze hoek is ook te bepalen uit de grootte van het beeld (B) en de beeldafstand (b), want uit de figuur zie je dat het gaat om twee gelijkvormige driehoeken. Er geldt dus:
Om de hoek te bepalen gebruik je de arctangens (atan of tan-1, op je rekenmachine).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het hoekonderscheidend vermogen van een mens?

A

Scherp zien betekent dat je in staat bent twee nabijgelegen punten of lijnen van elkaar te onderscheiden. Een gezond, normaal ontspannen oog kan in de fovea 2 punten nog juist onderscheiden, die onder een hoek van ongeveer 1 boogminuut (= 1/60 graad) uit elkaar geplaatst zijn. Het normale hoekonderscheidend vermogen van de mens is dus ongeveer 1 boogminuut. Sommige dieren, zoals roofvogels, hebben een veel sterker hoekonderscheidend vermogen. En andere dieren, zoals kippen een veel zwakker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe bereken je de visus?

A

Men wil graag gezichtsscherpte kunnen kwantificeren. Een veelgebruikte normatieve grootheid voor de gezichtsscherpte is de visus. Het genormeerd zijn houdt in dat iemand die details van 1 boogminuut net kan onderscheiden per definitie een visus van 1 heeft. Dit noemen wij dan een normale visus, maar iemand kan dus een betere of slechtere visus hebben. Als de visus te laag is, moet je misschien een bril. De visus is bovendien omgekeerd evenredig met het hoekonderscheidend vermogen. Dit zorgt ervoor dat een beter hoekonderscheidend vermogen (waardoor kleinere details zichtbaar zijn) een hogere waarde voor de visus oplevert. In formule:
Voor kleine hoeken, < 0.1 graden, is de tangens van de hoek overigens bijna gelijk aan de hoek zelf. Dus tan(1/60) is ongeveer 1/60 (ga dat zelf weer na). Dat maakt het rekenen heel veel makkelijker!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de visus van iemand die details van 3/4 boogminuut kan onderscheiden?

A

Visus = tan(1/60)° / tan(0.75/60°) ≈ (1/60) / (0.75/60) = 1/0.75 ≈ 1.3. De visus van deze persoon is 1.3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De diameter van de zaklantaarn op 200m afstand had een beeldhoek van 0.017 graden. Wat is de de visus van iemand die de linker- en rechterkant van de bundel nog net kan onderscheiden?

A

Visus = tan(1/60) / tan(0.017) ≈ (1/60) / 0.017 ≈ 1.0. De visus van deze persoon is dus “normaal”. Dat had je eigenlijk kunnen weten omdat 1 boogminuut gelijk is aan 0.017 graden.

17
Q

Iemand heeft een hoekonderscheidend vermogen van 2 boogminuten. Zij staat bij de bushalte op 10 m afstand van een reclamebord. Hoe groot zijn de kleinste details (in mm) die zij op die afstand kan onderscheiden?

A

We gebruiken hiervoor de formule: grootte = tan(α) × afstand.Met een afstand is 10 m en α = 2 boogminuten = 2/60 graden geeft dat grootte = tan(2/60) · 10 ≈ 0.0058 m = 5.8 mm. De kleinste details die zij waar kan nemen op 10 meter afstand zijn dus 5.8 mm groot.

18
Q

Zij kon de tekst niet lezen omdat de letters kleiner waren dan de hiervoor berekende waarde (5.8 mm). De details van de letters zijn slechts 4 mm groot. Hoeveel meter moet ze naar voren lopen om de letters te kunnen lezen?

A

De afstand waarop zij deze grootte nog net kan waarnemen afstand = grootte / tan(α) = 4·10-3 / tan(2/60) ≈ 6.9 m. Ze stond op 10 meter. Ze moet dus (10 - 6.9 =) 3.1 m naar voren lopen om de letters van 4 mm grootte te kunnen onderscheiden.

19
Q

Hoe bepaald de oogarts de visus?

A

Een oogarts bepaalt de Visus van een patiënt met de Snellen letterkaart of de Landolt-C kaart (beide in de afbeelding hiernaast schematisch weergegeven). Deze kaarten bevatten rijen symbolen met details van verschillende afmetingen. De oogarts bepaalt de rij waarop de letters of symbolen nog juist waarneembaar zijn. Op de kaarten staat naast elke rij de daarbij behorende visuswaarde. Maar let op! Iemand kan natuurlijk veel meer rijen lezen als hij of zij maar dichtbij genoeg staat. Daarom is de kaart genormeerd voor een bepaalde afstand. Op de kaart staat aangegeven voor welke voor afstand de visuswaarden kloppen met de details van de symbolen. Meestal is dit 5 of 6 meter.

20
Q

Iemand heeft een hoekonderscheidend vermogen van 1 boogminuut. Hij staat op 5 m afstand van de letterkaart. Welke visus zou je (foutief) meten als je een kaart gebruikt die voor 6 m is bedoeld?

A

De persoon staat op 5/6 van de afstand waarvoor de kaart genormeerd is. De details die hij kan onderscheiden zijn dan ook 5/6 keer zo groot als staat aangegeven. Het gemeten hoekonderscheidend vermogen bedraagt dan 5/6 van 1 boogminuut. De foutief gemeten visus is dus 6/5 groter dan de echte visus = (6/5)·1.0 = 1.2.

21
Q

Waardoor wordt in het oog het licht gebroken?

A

Wanneer licht het oog binnenkomt worden de lichtstralen geconvergeerd zodat een scherp beeld op de retina ontstaat. Niet alleen de ooglens is verantwoordelijk voor de breking van het licht. Invallend licht wat de retina bereikt dringt achtereenvolgens door onder andere de volgende transparante media:
- lucht
- de cornea met traanfilm
- de voorste oogkamer gevuld met kamervocht
- de lens
- de corpus vitreum gevuld met glasvocht (gelei)
Bij elke overgang van het ene medium naar het andere medium breekt het licht. Hoe sterk het breekt hangt van van de brekingsindex van het medium.

22
Q

Het licht passeert de volgende transparante media. Bij elk van deze elementen is de brekingsindex (n) gegeven.
- lucht (n = 1.0)
- de cornea met traanfilm (n = 1.38)
- de voorste oogkamer gevuld met kamervocht (n = 1.33)
- de lens (n = 1.4)
- de corpus vitreum gevuld met glasvocht (gelei) (n = 1.33)
Waar verwacht je dat de meeste breking van het licht plaats vind?

A

Het licht breekt het meest tussen twee media met het grootste verschil in brekingsindex. De brekingsindex van de lens is maar iets groter dan het omliggende kamerwater en glasvocht. De brekingsindex van de cornea met traanfilm is veel groter dan die van lucht. De meeste breking vindt dus plaats wanneer licht de grens van lucht naar cornea passeert.

23
Q

Leg uit waarom je zonder duikbril onder water (n=1.33) niet scherp kan zien.

A

De brekingsindex van water is groter dan die van lucht en vergelijkbaar met die van de cornea en traanfilm. Er vindt dus veel minder breking plaats wanneer licht de grens van water naar cornea passeert. Zonder duikbril wordt het licht onvoldoende geconvergeerd

24
Q

Hoe kunnen we het oog accommoderen?

A

De ooglens is opgehangen aan de zogenaamde zonule-vezels. Deze vezels zijn gespannen tijdens in de verte zien. Activatie van de m. ciliaris leidt tot ontspanning van de zonule-vezels, waardoor de lens boller wordt en de refractieve sterkte toeneemt. Deze aanpassing van de lens noemen we accommodatie. Bij een vaste beeldafstand, zoals het oog, kunnen we met behulp van deze aanpassing een voorwerp scherp af beelden ook al staat het verder weg en dichterbij. Zoals je nu weet, drukken we de sterkte van een lens (D) uit in dioptrie. Het bereik van de ooglens op jonge leeftijd bedraagt ongeveer 14 dpt. Dit bereik neemt wel af met de leeftijd. De (vaste) sterkte van de cornea met traanfilm bedraagt ongeveer 43 dpt.

25
Wat is myopie?
Myopie, beter bekend als (dicht)bijziendheid, is een aandoening waarbij nabije objecten zichtbaar zijn, terwijl objecten die zich verder weg bevinden wazig worden. Myopie treedt op wanneer de oogbal iets langer is dan normaal. Hierdoor wordt het licht op een punt vóór het netvlies gebundeld in plaats van direct op het oppervlak. In minder voorkomende gevallen is de oorzaak van de bijziendheid een te grote breking door de ooglens of het hoornvlies. Met andere woorden, het minimale refractieve vermogen van een myoop oog is te groot voor de aslengte van het oog, waardoor parallel invallend licht niet scherp op de retina kan worden afgebeeld. Myopie kan gecorrigeerd worden met een divergerende (negatieve) lens.
26
Wat zijn de gevolgen van myopie?
Myopie is de snelst groeiende oogafwijking in de wereld. Recente schattingen zeggen dat 50% van de twintgers in Europa en de VS bijziend is, en voor oost-Aziatische landen lopen de schatting op tot 80% en in stedelijk China zelfs tot 95%. Dat heeft waarschijnlijk te maken met leefstijl en omgeving tijdens de jeugd. Vlak na de geboorte is elk oog myoop en door visuele stimulatie tijdens de normale groei worden ooglengte en lenssterkte op elkaar afgestemd. Men vermoedt dat door overvloedige nabije visuele stimulatie tijdens gebruik van telefoon en computer en het gebrek aan vergezichten in een stad de normale ontwikkeling tot een emmetroop oog belemmerd wordt. Myopie op jonge leeftijd vergroot de kans op latere, ernstige zichtsproblemen (en zelfs blindheid) aanzienlijk. Het tegengaan van myopie is dus belangrijk. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat kinderogen minder snel achteruitgaan wanneer ver en dichtbij kijken worden afgewisseld. Het Oogfonds adviseert voor kinderen en jongeren de 20-20-2-regel: - na 20 minuten dichtbij kijken (bijvoorbeeld op telefoon of tablet); - een pauze van 20 seconden om in de verte te kijken; - en kom 2 uur buiten per dag
27
We gaan uitrekenen hoeveel een myoop oog te lang is, in vergelijking met een opzichte van een emmetroop oog met een aslengte van 17 mm. Een bijziend persoon draagt een bril die zorgt voor een goede correctie. De bril heeft een sterkte van –5,4 dpt. Hoeveel mm is de aslengte van het oog van deze persoon te lang?
We gaan er van uit dat het optische systeem van deze persoon goed is. Het oog is alleen te lang. We rekenen eerst de refractieve sterkte van een emmetroop oog uit met behulp van de lensformule. Het gaat hier om paralelle lichtstralen, dus 1/v is verwaarloosbaar klein, zodat f = b = 17 mm = 0.017 m: D emmetroop =1 /0.017= 58.8dpt. De refractieve sterkte van zijn oog plus de bril is dus Doog+bril=Doog + Dbril=58.8+(−5.4)=53.4 dpt met de bijbehore brandpuntsafstand, f = 1/D = 1/53.4 ≈ 0.019 m Gegeven dus dat de refractieve sterktes van myope en emmetrope ogen gelijk zijn, is dit myope oog (0.019 – 0.017 m = 0.002 m =) 2mm langer dan een emmetroop oog. We hadden ook kunnen uitrekenen hoeveel zwakker de refractieve sterkte van de lens van het myope oog was, gegeven gelijke lengtes van myope en emmetrope ogen.
28
Wat is hypermetropie?
Hypermetropie (verziendheid), komt voor bij een minder groot deel van de bevolking in vergelijking met (dicht)bijziendheid. Het probleem ontstaat doordat het licht op een punt achter het netvlies wordt gebundeld in plaats van direct erop. De oogbal van een verziend persoon is meestal korter dan normaal. Deze aandoening kan echter ook optreden wanneer het brekend vermogen van de lens niet sterk genoeg is. Met andere worden, het maximale refractie vermogen van een hypermetroop oog is te klein voor de aslengte. De lens kan dus niet voldoende accommoderen worden om voorwerpen die dichtbij staan scherp af te beelden. Mensen met hypermetropie hebben vaak last van hoofdpijn door vermoeidheid van de ogen. Hypermetropie kan gecorrigeerd worden met een convergerende (positieve) lens.
29
Wat is astigmatisme?
Astigmatisme (cilindrische afwijking) komt vrij vaak voor, bij 1 op de 3 mensen, meestal in combinatie met myopie of hypermetropie. Het probleem bij astigmatisme is dat de cornea geen perfecte bolvorm heeft. Het oppervlak van het hoornvlies heeft dus niet in elke richting dezelfde kromming, lijkt op een rugbybal en heeft meer een langwerpige (ovale) vorm. Hierdoor wordt het licht afkomstig uit een enkel punt afgebeeld op meerdere punten, en krijg je dus altijd een onscherpe afbeelding. Met andere woorden, de aslengte van het oog is altijd te groot of te klein voor minstens 1 richting. Astigmatisme is te corrigeren door een cilindrische lens die het verschil in kromming in de verschillende richtingen opheft.
30
Wat ziet iemand met astigmatisme?
Iemand met astigmatisme ziet een punt-lichtbron vaak als een soort ster met langer en korter wordende stralen. Dit laatste effect komt doordat de lens steeds bezig is met accommoderen, al dan niet bewust door te "knijpen met de ogen". Dit leidt dan weer vaak tot vermoeidheid en hoofdpijn.
31
Waarom helpt het bij astigmatisme niet om het voorwerp dichterbij of verder weg te houden?
Doordat de brandpuntsafstand niet gelijk is voor alle richtingen wordt het beeld nooit in alle richtingen scherp op de retina geprojecteerd. Dit is onafhankelijk van de afstand waarop het voorwerp staat.
32
Stel, iemand met astigmatisme kijkt zonder bril of lenzen naar een puntlichtbron en ziet een verticaal streepje. Wat zou hij zonder correctie zien als hij naar een lange verticale streep kijkt? Wat zou hij zien als hij dan naar een lange horizontale streep kijkt?
Een scherpe verticale streep. Het verticale beeld is weliswaar onscherp, maar dat is niet zichtbaar voor een lange verticale streep. Het beeld ziet er dus gewoon uit, als een scherpe verticale streep. De horizontale streep is in verticale richting onscherp. Elke puntje op de streep "smeert zich uit" in verticale richting en wordt dus als vaag gezien.
33
Wat is presbyopie?
Presbyopie (ouderdomszien) wordt veroorzaakt doordat gedurende het hele leven de ooglens blijft groeien. Hierdoor wordt de lens stugger en komen de zonule-vezels verder op de lens te liggen. Het gevolg is dat het accommodatie vermogen afneemt. De accommodatie amplitude van een oog is de maximale hoeveelheid (in dioptrie) dat een ooglens kan accommoderen. Deze neemt sterk af met de leeftijd. De accommodatie amplitude is omgekeerd evenredig aan de afstand waarop nog scherp kan worden gezien (het nabijheidspunt).
34
Wat zijn de kenmerken van de verschillende refractiestoornissen?
35
Het is niet altijd nadelig om een refractieve stoornis te hebben. Eén van de besproken stoornissen kan ervoor zorgen dat je minder snel last krijgt van de gevolgen van ouderdomszien (presbyopie). Welke is dat? Onderbouw je antwoord.
Mensen met myopie krijgen vaak pas later (of zelfs helemaal niet) last van presbyopie. Bij myopie is de lens veelal te sterk gekromd bij maximale accommodatie en dat deze maximale accommodatie niet meer bereikt kan worden op hogere leeftijd is dus niet zo erg. Iemand met myopie heeft pas veel later, of nooit, een leesbril (= plusbril) nodig. Het probleem met de gezichtsscherpte veraf blijft natuurlijk gewoon bestaan. Iemand met myopie zet vaak zijn bril af om te lezen, of stapt over op multifocale lensen.