Microscopische anatomie: hart en bloedvaten

Question 1

Waar is transport van bloed en lymfe ten behoeve van?

Answer 1

Stofwisseling, communicatie tussen delen van het lichaam, bestrijden van ontstekingen

Question 2

Wat krijgt het meeste bloed in rust?

Answer 2

verteringsorganen en nieren

Question 3

elastische arteriën

Answer 3

zorgen voor een opslag van energie tijdens systole waardoor het bloeddrukverval tussen systole en diastole wordt verkleind; op hogere leeftijd verdwijnt veel elasticiteit
- veel elastine
- grotere tunica media
- aorta

Question 4

musculeuze arteriën

Answer 4

belangrijk voor de regulatie van de bloeddruk
- lamina elastica interna en externa beter te zien

Question 5

hartcirculatie

Answer 5

elastisch > musculeus > arteriën > arteriolen > capillairen

Question 6

tunica intima

Answer 6

endotheelcellen > subendotheliale laag (soms met gladde spiercellen en vezels) > lamina elastica interna

Question 7

tunica media

Answer 7

gladde spiercellen, elastische/lamellair vezels, lamina elastica externa
- meeste gladde spiercellen
- GEEN fibroblasten

Question 8

tunica adventitia

Answer 8

losmazig bindweefsel (longitudinale tangschikking collagene vezels), vasa vasorum (voorzien de vaten van bloed) en nervi vascularis (vasoconstrictie en dilatatie)

Question 9

arteriolen

Answer 9

zorgen voor bloeddrukregulatie, erg klein en een tunica media van 1-2 spierlagen dik

Question 10

capillairen

Answer 10

continu, gefenestreerd en sinusoiden

Question 11

continu capillairen

Answer 11

endotheelcellaag zonder gaten (hersenen)

Question 12

gefenestreerde capillairen

Answer 12

hebben gaatjes, met name in endocriene klieren (darmen, nieren, galblaas)

Question 13

sinusoiden capillairen

Answer 13

fenestrae zonder diafragma en met verggrote diameter (lever, milt, beenmerg)

Question 14

Kenmerken lymfevaten

Answer 14

dunwandig, voeren overtollig vocht uit weefsel af, histologisch niet te onderscheiden van venen, eindigen in ductus thoracicus en rechter ductus lymphaticus
- rode bloedcellen zitten niet in lymfevaten

Question 15

atheriosclerose

Answer 15

verharding van de vaatwand, kan excentrisch (deels) en concentrisch zijn
- excentrisch: artherosclerose

Question 16

artherosclerose

Answer 16

1. Vet hoopt aan de endotheellaag van het bloedvat op
2. Anti-trombogene werking van endotheelcellen gaat verloren
3. Bloedpropjes ontstaan aan de plaque
4. Om de vetophoping ontstaat een ‘fibrous cap’, als deze scheurt ontstaat er trombus en wordt het vat afgesloten (vaak in coronair vaten)

Kan uiteindelijk leiden tot dissectie, ruptuur, aneurysma en hartinfarct

Question 17

Monckebergse media sclerose

Answer 17

bij musculeuze arteriën, probleem ligt bij de tunica media

Question 18

artheriolosclerose

Answer 18

in de arteriolen en kan hyperplastisch zijn of met hyaline

Question 19

risicofactoren atherosclerose

Answer 19

genetisch, leeftijd, geslacht, hyperlipidemie, hypertensie, roken, diabetes mellitus en ontsteking

Question 20

aneurysma

Answer 20

verdikking of verwijding in een bloedvat (tunica media) als gevolg van een verslapping van de vaatwand
- Bloed hoopt op in holten en stolt daar door de kapotte endotheellaag

Question 21

risicofactoren aneurysma

Answer 21

atherosclerose, hypertensie, bindweefselziekten (marfan, ehlers-danlos)
- vooral thoracaal

Question 22

dissectie

Answer 22

lekkage in de wand van een bloedvat, de tunica media en tunica intima laten los van elkaar > bloed lekt ertussen
- risico: hypertensie, bindweefselziekten en geslacht