ZO1. Receptorfarmacologie Flashcards

1
Q

antagonisten

A

binden wel aan receptoren maar leiden niet tot respons
- als er genoeg is zijn alle receptoren bezet en kan de agonist niet binden > geen respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

herstellen effect agonist

A

soms door de agonist concentratie flink te verhogen, waardoor de antagonist als het ware van de receptor verdrongen wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

als een receptor 1 bindingsplaats heeft

A

agonist en antagonist zijn competitief met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fysiologisch antagonisme

A

als 2 agonisten een tegenovergestelde werking hebben via verschillende receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EC50 waarde

A

potentie; de concentratie van de stof die 50% van het maximale effect veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pA2 waarde

A

effectiviteit antagonist
- hoge waarde: hoe effectieve agonist
- kan niet worden bepaald voor niet-competitieve antagonist, want zorgt voor inzakken maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dosis ratio

A

Ax/A0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

antagonist muscarine receptor

A

atropine; bij toevoegen zal de concentratie-respons curve naar rechts verschuiven (competitief antagonisme) want er is competitie tussen agonist en antagonist
- schuiven naar links door ACh-esteraseremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ACh-esteraseremmer

A

afbraak van ACh door cholinesterase wordt geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

acetylcholine

A

zorgt bij bloedvaten voor dilatatie in tegenstelling tot vasoconstrictie bij spieren
- via M receptoren op endotheelcellen wordt afgifte NO gestimuleerd > L-arganine omgezet in NO > gladde spiercel > cGMP omhoog > daling Ca > dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

toename van expiratie

A

wijst op bronchoconstrictie, kan worden veroorzaakt door histamine en serotonine
- mepyramine: histamine receptor antagonist
- methysergide: serotonine receptor antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

propranolol

A

zorgt voor potentiering histamine, geen adrenaline afgegeven en effect van histamine sterker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly