ZO4. (On)zekerheden in de geneeskunde (doorlezen) Flashcards

1
Q

prevalentie

A

frequentie van zieken in een populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

a-prior en voorafkans

A

de kans dat een persoon de ziekte heeft vooraf aan de test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

post0test

A

als het resultaat van een volgende test in het diagnostisch oordeel is verwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

odds

A

de kans dat de gebeurtenis optreedt/kans dat de gebeurtenis niet optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

odds ratio

A

vergelijkbaar met relatief risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

als een testresultaat 2x zovaak optreedt bij zieken als bij niet zieken

A

is een factor 2 evidentie ten gunste van de ziekte, of wel 1/2e evidentie ten gunste van de niet ziekte
- LR(X) = P(X|D)/P(X|nD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dichotome test

A

diagnostische test met maar twee mogelijke uitslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afkapwaarde

A

referentiewaarde, deze geeft de grens aan om dingen als wel of niet afwijkend te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

odds vorm van de regel van bayes

A

Odds(X) = Odds x LR(X)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de post-test kans op ziekte gegeven testuitslag X is gelijk aan de kans op X bij ziekten/totale kans op X bij zieken en niet zieken

A

P(D|X) = P(X|D) x P(D)/[P(X|nD)x(1-P(D)) + P(X|D) x P(D))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

regel van bayes positieve uitslag

A

Se x P(D)/[(1-P(D)) + Se x P(D)]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

regel van bayes negatieve uitslag

A

[(1-Se) x P(D)/(Sp x (1-P(D)) + (1-Se) x P(D)]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly