14.10 nierfunctie vervangende therapie Flashcards

1
Q

Wat zijn 6 klachten van chronische nierinsufficientie?

A
moeheid
verminderde inspanningstolerantie 
dikke voeten
jeuk (door ophoping afvalstoffen in de huid)
misselijkheid/ braken
hoofdpijn

ze passen bij het feit dat de nieren geen afvalstoffen, water en zout uitscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 7 dingen die je bij LO bij een patiënt met chronische nierinsufficientie ziet?

A
gepigmenteerde huid
krabeffecten
hypertensie
groot hart
soms oedeem op benen/ sacrum/ oogleden
soms sufheid
soms pericardwrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit bestaat nierfunctievervangende therapie?

A

Hemodialyse
peritoneaal dialyse
niertransplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor fysische transportmechanisme bestaan er om stoffen van de ene plek naar de andere plek te brengen?

A

diffusie (concentratiegradient waarbij deeltjes verplaatsen)
osmose (water verplaatst van lage naar hoge concentratie)
convectie (filtratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is klaring?

A

hoeveelheid plasma die in een gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof

klaring creatinine is bij de dialyse veel hoger. het is een maat voor de effectiviteit van de dialyse behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij hemodialyse is toegang tot de vaatwand nodig 3x per week. Hoe doe je dit?

A

aan de zijkant van de a. radialis wordt de v. cephalica vastgemaakt= Cimino fistel

als dit niet lukt kan je in de elleboogplooi de a. brachialis vastmaken aan de v. cephalica

als dit ook niet lukt wordt een PTFE shunt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoezo heb je toegang tot de bloedbaan nodig bij hemodialyse?

A

zodat er veel bloed gedialyseerd kan worden. je krijgt 3x in de week 2 naalden waarbij giftige afvalstoffen en overtollig water worden afgevoerd naar de kunstnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan je snel toegang krijgen tot de bloedbaan bij een patiënt die acuut gedialyseerd moet worden?

A

je kan nu de v. femoralis of v. jugularis (voorkeur) aanprikken. er wordt gebruik gemaakt van een katheter welke in de rechte atrium uitkomt.

je krijgt nu snel toegang tot de bloedvaan. het kan al het bloed leveren wat het dialyse apparaat nodig heeft

(je gebruikt niet de subclivia want het geeft verhoogde kans op een stenose na de karherer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 3 beperkingen voor een hemodialyse patiënt?

A

ze moeten 3 maal per week voor 4-5 uur aan de dialyse
ze moeten continu naar het ziekenhuis komen
ze hebben vocht en eiwit beperking
slikken medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is peritoneale dialyse (CAPD)?

A

er wordt een katheter in de buikholte gebracht waarbij de buikholte wordt gebruikt als semi permeabele dialyse membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van welke transportmechanimse wordt bij hemodialyse gebruik gemaakt?

A

diffusie

filtratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

van welke transportmechanimse wordt bij peritoneale dialyse gebruik gemaakt?

A

diffusie, osmose (suikermoleculen zorgen voor een omsolaliteitsverschil) zodat water zout worden onttrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak doe je een peritoneale dialyse?

A

iedere dag 4x

je doet het zelf thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is APD?

A

een nachtelijke peritoneale dialyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een complicatie die kan voorkomen bij CAPD?

A

peritonitis (ontsteking van het buikvlies)

kan komen door de slechte hygiene of slechte afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat gebeurd er bij diffusie, osmose en convectie?

A

diffusie: deeltjes verplaatsen door verschil in concentratiegradiënt

osmose; waterverplaatsing

ultrafiltratie met convectie: als de druk aan 1 kan t wordt verhoogd zal water met opgeloste stoffen verplaatsen naar de andere kant. geen verplaatsing van grote deeltjes