3.1 Disfunctioneren van de Nieren Flashcards

1
Q

Wat is de nierfunctie?

A

Nierfunctie -> GFR (Glomerulaire Filtratie Snelheid)

  • Secretie (Stof uit het bloed naar de urine brengen tegen de concenratiegradiënt in)
  • Reabsorptie uit het urine naar de bloedbaan
  • Excretie (Uitscheiding toxische stoffen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan de nierfunctie gemeten worden?

A

Door de serum creatinine

Creatinine wordt alleen door de nieren uitgescheiden, verder geen reabsorptie of secretie. De creatinine concentratie in het serum/bloed moet dus laag zijn als de nieren goed werken

Creatinine wordt gebruikt als filtratie marker in ml/min

Gezonde nierfunctie bij 120 ml/min. Hoge waarde serum creatinine betekend een slechte GFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar kunnen mensen met nierziekten last van hebben?

A
  • Proteïnurie (Eiwit in de urine) -> Semi-kwantitatief
  • Hypertensie (Nier houdt natrium vast en daardoor ook vocht)
  • Oedeem (Na retentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de symptomen van nierinsufficiëntie?

A

Patiënt krijgt last/klachten als de GFR nog maar 30% is

Klachten kunnen zijn:
- Oedeem
- Dyspnoe
- Vermoeidheid
- Misselijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn problemen die kunnen optreden bij een transplantatie?

A
  • Grote kans op infecties
  • Grotere kans op tumoren
  • Grotere kans op kwaadaardige aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn functies van de nier (gedetailleerd) en waardoor wordt het geregeld?

A
  • Uitscheiding van water -> Geregeld door ADH
  • Uitscheiding gifstoffen -> Filtratie (GFR) en secretie
  • Stimulatie aanmaak rode bloedcellen -> Door EPO
  • Regulatie van de zuurbase balans -> Door uitscheiding H+/reabsorptie en productie HCO3-
  • Regulatie Na/K uitscheiding -> Door RAAS
  • Regulatie bloeddruk -> Door RAAS
  • Rol in botstofwisseling (Ca en Fos balans)-> Door aanmaak vitamine D
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar vindt wateruitscheiding vooral plaats?

A

Aan het einde in de verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe lopen de bloedvaten door de glomerulus?

A

Arterie -> Afferente arteriole (aanvoerend)-> Capillair -> Efferente arteriole (afvoerend) -> Arterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn metabole en respiratoire verstoringen?

A

Longen maken CO2
Nieren maken HCO3- (ze reabsorberen het)

Metabole verstoring kan deels gecompenseerd worden door de longen en wordt nooit 100% gecompenseerd (gaat best snel, sneller ademen)

Respiratoire verstoring kan volledig gecompenseerd worden door de nieren (duurt wat langer, dag of 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de osmoregulatie?

A

Na-concentratie mmol/L osmolaliteit

Osmoregulatie gaat over/heeft te maken met water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de volume regulatie?

A

Na-hoeveelheid mmol
Heeft te maken met de bloeddruk

Volume regulatie gaat over/heeft te maken met Zout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar wordt vitamine D actief gemaakt?

A

In de lever en de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly