disfunctioneren nieren Flashcards

1
Q

nierfunctie

A

GFR= glomerulaire filtratie snelheud

normaal= 100-120 ml/min = 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer nierdialyse en transplantatie lijst

A

bij nierfunctie van 10-15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

proteinurie

A

sommige nierziektes gaan gepaard met heel veel eiwit in urine door verslechterde nierfunctie

meten met dibstickje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hypertensie

A

nieren regelen Na-balans

Na is belangrijk voor hoeveelheid extracellulair volume, hoe meer hoe hoger de BP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oedeem

A

veroorzaakt door toename in extracellulair volume doordat Na concentratie toeneemt

K zit intracellulair en Na extracellulair

het oedeem vocht bestaat uit Na concentraties vergelijkbaar met plasma en een lage K concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behandeling oedeem

A

Natrium beperkt dieet

diuretica= remt renale Na absorptie waardoor er meer Na uitgeplast wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symptomen nierinsufficientie

A

klachten beginnen vaak pas rond GFR van 30 ml/min

oedeem, dyspnoe, misselijkheid en vermoeidheid komen vaak voor

zijn niet specifiek, meestal voelen patienten zich gewoon niet lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom merk je nierziekte pas heel laat op

A

nieren hebben veel overcapaciteit

daarom altijd nierfunctie testen in het ZH, zo proberen het eerder op te sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Serum creatine

A

GFR meet je door creatine in bloed te meten

GFR kan al heel erg afgenomen zijn, terwijl er nogsteeds een normale hoeveelheid creatine in het bloed zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nierdialyse

A

3x per week 4-5 uur lang

patient heeft vochtberperking 500-750 ml per dag
eiwit beperking: Na, K en fosfaat
BP verlagende medicaitie
fosfaat binders, vitamine B-C-D, bloedverdunnert
etrypeotine= EPO

veel patienten plassen niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

niertransplantatie

A

nier in lies en vaten aansluiten op a. iliaca communis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

problemen na transplantatie

A

grotere kans op infecties, tumoren en kwaadaardige aandoeningen

daarom overlijden patienten vaan aan gevolgen van nierfalen, vaak is dit cardiovasculair lijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functies van nier

A

-uitscheiden water–> ADH
-uitscheiden van gifstoffen–> GFR en secretie
-stimuleert aanmaak van rode bloedcellen –> EPO
-regulatie zuurbase balans –> uitscheiding H+/ reabsorbtie en productie bicarbonaat
regulatie
-regulatie Na/K uitscheiding–> RAAS
-regulatie bloeddruk
-rol in botstofwisseling (Ca/Fos balans) –> vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

glomerolus en vaten

A

aanvoerend= afferente arteriole
dan glomerolus daarna
afvoerend= efferente arteriole

variatie in vasoconstrictie bepaald druk in glomerolus en daarmee ook de hoeveelheid filtratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

metabole verstoring

A

verstoring in HCO3 wordt gecompenseerd door longen ventilatie

dit is een snelle reactie–> sneller of langzamer ademen

en niet volledig, omdat je lichaam nogsteeds veel O2 nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

respiratoire verstoring

A

pCO2 is te hoog of te laat

renale compensatie, dit is langzaam, maar wel volledig

17
Q

osmoregulatie

A

Gaat om de hoeveelheid water

Na concentratie in mmol/L moet je zien als H2O concentratie

Na concentratie, dit wordt gestuurd door ADH en hoeveelheid water

18
Q

volume regulatie

A

totale Na hoeveelheid in lichaam in mmol

zegt iets over extracellulair volume en
heeft invloed op de bloeddruk

19
Q

vitamine D en nieren

A

nieren zetten stof om in actief vitamine D

20
Q

calcium fosfaat balans

A

nieren spelen belangrijke rol bij uitscheiding fosfaat en CA

kan neerslaan tegen de vaatwand en zo worden vaten hard en lumen kleiner

21
Q

lus van henle

A

tight junctions en eiwitten bepalen welke stof wordt doorgelaten

dalende deel: aquaporines= laten alleen water door
opstijgende deel: Na transporteiwitten= alleen Na doorlaten
dikke opstijgende deel: veel mito’s–> veel activiteit

22
Q

filtratie

A

uit bloed naar urine in glomerolus

23
Q

reabsorptie

A

uit urine naar bloed

24
Q

secretie

A

uit bloed naar urine na de glomerolus

25
Q

excretie

A

urine wordt uitgescheiden

26
Q

transport

A

passief= diffusie(in nier heel weinig) of kanaal/transporter

actief=
transporter die ATP gebruikt (in nier Na/K pomp)
secundair actief transport= concentratie verschil van Na zorgt voor veel potentiele energie–> symport/antiport kan plaatsvinden

in nier Na bij veel processen de drijvende kracht