H 13 Flashcards
(65 cards)
1
Q
cultuurgoed
A
i beni culturali
2
Q
ontwikkeld, beschaafd
A
colto/a
3
Q
de zestiende eeuw
A
il Cinquecento
4
Q
pracht, praal
A
lo splendore
5
Q
vorstelijk, soeverein
A
sovrano/a
6
Q
kronen
A
incoronare
7
Q
omverwerpen, ten val brengen
A
rovesciare
8
Q
de efgenaam
A
l’erede
9
Q
onterven
A
diseredare
10
Q
ruïne, de resten
A
i ruderi
11
Q
ontdekking, de vondst
A
il reperto
12
Q
(op)graven
A
scavare
13
Q
opgravingen
A
gli scavi
14
Q
verslaan, overwinnen
A
sconfiggere
15
Q
verspillen, verkwisten
A
sprecare
16
Q
de zondvloed
A
il diluvio
17
Q
Na mij de zondvloed!
A
Dopo di me il diluvio
18
Q
bedenking, gewetensbezwaar
A
lo scrupolo
19
Q
beschermheilige (2)
A
santo protettore/ il patrono
20
Q
patroonheilige
A
il santo patrono
21
Q
bidden
A
pregare
22
Q
het gebed
A
la preghiera
23
Q
vloek; godslastering
A
la bestemmia
24
Q
vervloeken
A
bestemmiare
25
de sekte
la setta
26
in de kerkban doen, excommuniceren
scomunicare
27
verrijzen, herrijzen
risorgere
28
de doop
il battesimo
29
vormsel
la cresima
30
bijbel
la bibbia
31
het evangelie
il vangelo
32
gebod
il comandamento
33
de tien geboden
i dieci comandamenti
34
de naaste
il prossimo
35
offeren
sacrificare
36
Wantrouwige personen
gente di poca fede
37
de gelovige
il/la fedele
38
zondigen
peccare
39
de erfzonde
il peccato originale
40
spijt hebben van
pentirsi di
41
biechten
confessarsi
42
iemand iets vergeven
assolvere qu da qc
43
Loop allemaal naar de hel!
All'inferno tutti!
44
Loop naar de duivel!
Ma va' al diavolo!
45
bijgelovig
superstizioso/a
46
de pastoor
il parroco
47
bisschop
il vescovo
48
paus, pontifex
il pontefice
49
priester (2)
il prete; il sacerdote
50
tot priester gewijd worden; in een kloosterorde opgenomen worden
prendere gli ordini
51
zegenen
benedire
52
God zegene je!
Dio ti benedica!
53
de klok
la campana
54
de (klokken)toren
la campanile
55
levensopvatting
la concezione della vita
56
het recht
il diritto
57
afdruk; stempel
l'impronta
58
duidelijk, onmiskenbaar
manifesto/a
59
het gezond verstand
il buonsenso
60
redelijk, verstandig
ragionevole
61
ongelovig
incredulo/a
62
sceptisch
scettico/a
63
geldig
valido/a
64
het vraagstuk, het probleem
la questione
65
de vraag
la domanda
