Italiaans H1-2-3 Flashcards
(336 cards)
1
Q
Richten aan
A
Indirizzare a
2
Q
Woonplaats, wettige adres
A
La Residenza / il luogo di residenza
3
Q
Meerderjarigheid
A
La maggiore età
4
Q
Even oud
A
Coetaneo
5
Q
Vervallen, verlopen
A
Scadere
6
Q
Het rijbewijs
A
La patente
7
Q
Legitimatiebewijs
A
Il documento
8
Q
Afgeven
A
Rilasciare
9
Q
Visitekaartje
A
Il biglietto da visita
10
Q
Onbestorven weduwe
A
La vedova bianca
11
Q
De oude vrijster
A
La zitella
12
Q
De vrijgezel
A
Lo scapolo
13
Q
Staatsburgerschap/ nationaliteit
A
La cittadinanza
14
Q
Geloofsovertuiging
A
La confessione
15
Q
Bevolken/ leven in
A
Poplare
16
Q
Banneling
A
Il confinato / la confinata
17
Q
Tegenhouden/ aanhouden
A
Fermare
18
Q
Grenzen aan
A
Confinare con
19
Q
De emigrant
A
L’emigrato
20
Q
De migrant
A
Il, la migrante
21
Q
De patriot
A
Il, la patriota
22
Q
Van buiten de EU
A
Extracomunitario
23
Q
De illegaal
A
Il clandestino
24
Q
Afrikaanse ambulante verkoper
A
Il vu comprà
25
Discriminerend
Discriminatorio
26
Wit-Rusland
la Bielorussia
27
Bosnisch
Bosniaco
28
Wales
il Galles
29
Welsh
galese
30
Georgisch
georgiana
31
Malta
il Malta
32
Roemeens
rumeno
33
Schotland
la Scozia
34
Schots
scozzese
35
Canada
il Canada
36
Israëlisch
israeliano
37
Iraans
iraniano
38
Irak
l'Iraq
39
Iraaks
iracheno
40
het lichaamshaar
il pelo
41
op een haar na
per un pelo
42
een wenkbrauw
il sopracciglio
43
het ooglid
la palpebra
44
stalen zenuwen
nervi saldi
45
zenuwstelsel
il sistema nervoso
46
de slaap
la tempia
47
bovenkaak
la mascella superiore
48
onderkaak
la mandibola
49
kin
il mento
50
achter iemands rug
alle spalle di
51
de borst
il petto
52
wervelkolom
la colonna vertebrale
53
borst, boezem
il seno
54
borstkas
il torace
55
op de arm
in braccio
56
in je armen
fra le braccia
57
duim
il pollice
58
wijsvinger
l'indice
59
middelvinger
il (dito) medio
60
ringvinger
l'anulare
61
pink
il mignolo
62
elleboog
gomito
63
nagel
l'unghia
64
blijven staan
stare in piedi
65
zitvlak, achterwerk
il sedere
66
heup(gewricht)
l'anca
67
heup, zij
il fianco
68
middel, taille
la vita
69
dij
la coscia
70
scheenbeen
la tibia
71
kuitbeen
il perone
72
dijbeen
il femore
73
hiel
il calcagno
74
hart-
cardiaco/a
75
een vol gevoel in mijn maag
lo stomaco pesante
76
nier
il rene
77
darm
l'intestino
78
buikpijn
mal di pancia
79
stikken
soffocare
80
condoom
il preservativo
81
anticonceptie
la contraccezione
82
de pil
la pillola
83
het veilig vrijen
il sesso sicuro
84
eierstok
l'ovaia
85
penis
il pene
86
geslachtsorganen
gli organi genitali
87
baarmoeder
l'utero
88
de ouderdom
la vecchiaia
89
de maagd
la vergine
90
het geslachtsverkeer
il rapporto sessuale
91
voortbrengen, verwekken, baren
generare
92
de bevruchting
la fecondazione
93
bevruchten
fecondare
94
rijpen
maturare
95
zwanger
incinta
96
zwangerschap
la gravidanza
97
bevalling
il parto
98
Van liefde ga je niet dood
D'amore non si muore
99
het graf
la tomba
100
overlijden, het sterfgeval
il decesso
101
begraven
seppellire
102
begrafenis
la sepoltura
103
uit de ooghoek
con la coda dell'occhio
104
de opticien
l'ottico
105
verrekijker
il binocolo
106
blind
non vedente / cieco
107
blindheid
la cecità
108
het gehoor
l'udito
109
ik hoor niet zo goed
sono un po' debole d'udito
110
doofheid
la sordità
111
kun je even komen?
Senta!
112
smaak
il gusto
113
lekker vinden
essere di tuo gusto
114
gehemelte
il palato
115
tastzin
il tatto
116
de (voort)gang, het verloop
l'andamento
117
bewegingloos, onbeweeglijk
immobile
118
mobilisatie
la mobilitazione
119
door de stad lopen
girare per la città
120
met een ruk omdraaien
girarsi di scatto
121
de wekker
la sveglia
122
drukken, stevig vasthouden
stringere
123
hand geven/schudden
stringere la mano
124
handdruk
una stretta di mano
125
een steek in mijn hart
una stretta al cuore
126
de hand uitsteken, reiken
tendere la mano
127
grijpen, vastpakken
afferrare
128
optillen, opheffen
sollevare
129
aanreiken, geven
porgere
130
uiterlijk
l'aspetto
131
uiterlijk, aan de buitenkant
esteriore
132
aardig, lief, leuk om te zien
carino/a
133
lieflijk, sierlijk, charmant
grazioso/a
134
iets/iem verwaarlozen
trascurare qu/qc
135
postuur, lichaamsbouw
la postura
136
verhelpen, herstellen
rimediare
137
kastanjebruin (haar)
castano/a
138
op iets/:iem lijken
(as)somigliare a qc/qu
139
gelijkenis/overeenkomst
la somiglianza
140
badschuim
il bagnoschiuma
141
bumper
il paraurti
142
ruitenwisser
il tergicristallo
143
vliegdekschip
la (nave) portaerei
144
toiletpapier
la carta igienica
145
watten
il cotone idrofilo
146
zich afshminken
struccarsi
147
maandverband
l'assorbente
148
tampons
gli assorbenti interni
149
nagelvijl
la limetta per le unghie
150
zich scheren
farsi la barba
151
scheercrème
la crema da barba
152
(in)smeren, bestrijken
spalmare
153
zich verbranden
scottarsi
154
zonnebrand, brandwonde
la scottatura
155
de kam
il pettine
156
de föhn
il fon
157
zich opfrissen
rinfrescare
158
talkpoeder
il borotalco
159
lippenstift
il rossetto
160
nagellak
lo smalto (per unghie)
161
parfum opdoen
profumarsi
162
de enkel
la caviglia
163
bruto
lordo
164
mobieltje
il cellulare/ il telefonino
165
snel
veloce, rapido
166
heup(gewricht)
l'anca
167
lelijk
brutto
168
beweegbaar, beweeglijk
mobile
169
slank
snello
170
de gezondheid
la salute
171
beterschap!
buona guarigione!
172
herstellen, opknappen (gezondheid)
rimettersi
173
gezondheidstoestand
la condizione di salute
174
stoornis, klacht
il disturbo
175
zich laten behandelen, zichzelf verzorgen
curarsi
176
volksgezondheid
la sanità
177
gezondheidszorgpasje
la tessera sanitaria
178
ziekenfondskaart, de zorgpas
il foglio della mutua
179
een hartkwaal hebben
essere malato di cuore
180
een besmetting oplopen
contagiarsi
181
besmetting, infectie
il contagio
182
immuunsysteem
il sistema immunitario
183
lichamelijke weerstand
le difese immunitarie
184
hoge koorts
una febbre da cavallo
185
koortsachtig
febbricitante
186
tenzij er complicaties optreden
salvo complicazioni
187
flauwvallen
svenire
188
duizelingwekkend
vertiginoso/a
189
vezels
le fibre
190
onverteerbaar
indigesto/a
191
overgeven
vomitare
192
uitspugen
sputare
193
vermageringskuur
la cura dimagrante
194
leed, het lijden
la sofferenza
195
lijdend
sofferente
196
blindedarm
l'appendice
197
kiespijn
mal di denti
198
zwaarlijvig
obeso/a
199
beroerte, attaque
l'ictus
200
hartinfarct; beroerte
l'infarto
201
hartritmestoornis
l'aritmia (cardiaca)
202
verkalking
la sclerosi
203
verlamming
la paralisi
204
hersenschudding
la commozione cerebrale
205
in slaap vallen
addormentarsi
206
snurken
russare
207
wonde, verwonding
la ferita
208
verwonden
ferire
209
de breuk
la frattura
210
aantasten, verwonden
ledere
211
verwonding
la lesione
212
verminking
la mutilazione
213
het perdiodieke, preventieve medisch onderzoek
la visita medica periodica ai fini di prevenzione
214
vroegtijdige ontdekking
il riconoscimento precoce
215
ongeneeslijk
inaugurabile
216
therapeut
il terapista
217
kankergezwel
il carcinoma
218
hoorapparaat
l'apparechhio acustico
219
hinder, last, kwaal
il fastidio
220
verkoudheid
il raffreddore
221
de griep
l'influenza
222
oppassen, in acht nemen
riguardarsi
223
het slijm
il muco
224
kinkhoest
la pertosse
225
bacil
il bacillo
226
bacterie
il batterio
227
schaden, schadelijk zijn voor
danneggiare
228
treffen
colpire
229
schimmelinfectie
la micosi
230
voorzorgsmaatregelen
le misure preventive
231
de kramp
il crampo
232
ontsteken
imfiammarsi
233
zweten
sudare
234
het zweet
il sudore
235
de migraine
l'emicrania
236
afbreken, slopen (door ziekte)
stroncare
237
smachten van
spasimare
238
beroerte
l'apoplessia
239
revalidatie
la riabilitazione
240
seropositief
sieropositivo/a
241
medische keuring
la visita medica
242
de huisarts
il medico generico
243
huisbezoeken afleggen
visitare a domicilio
244
medisch rapport
il referto medico
245
de specialist
lo/la specialista
246
sturen, doorverwijzen
mandare
247
spreekuur hebben
ricevere
248
dokterspraktijk
l'ambulatorio
249
zich wenden tot
rivolgersi a
250
voor spoedgevallen
in caso di emergenza
251
hartstilstand
l'arresto di cardiaco
252
de maagspoeling
la lavanda gastrica
253
wachttijd, het wachten
l'attesa
254
injectie
iniezione
255
verzorger van oude mensen
il/la badante
256
de spoedopname
il ricovero d'urgenza
257
opnemen (ziekenhuis)
ricoverare
258
alarmdienst
il servizio di pronto intervento
259
centrale doktersdienst
la guardia medica
260
de brancard
la barella
261
het Rode Kruis
la Croce Rossa
262
de reanimatie
la rianimazione
263
EHBO
il pronto soccorso
264
het achterlaten in hulpeloze toestand
l'omissione di soccorso
265
scalpel
i bisturi
266
de afdeling
il reparto
267
intensive care
(il reparto di) rianimazione
268
doodsstrijd
l'agonia
269
afstaan (orgaan)
donare
270
transplanteren
trapiantare
271
transplantatie
il trapianto
272
het(bind) weefsel
il tessuto (connettivo)
273
afstoten
rigettare
274
afstoting
il rigetto
275
het natuurlijke gebit
la dentatura
276
kunstgebit
la dentiera
277
de vulling (tand)
l'otturazione
278
de kroon
la capsula
279
de beugel
l'apparecchio
280
tandsteen
il tartaro
281
tandvlees
la gengiva
282
gek van verdriet
pazzo dal dolore
283
schizofreen
schizofrenico/a
284
anorexia
anoressia
285
boulimie
bulimia
286
KNO-arts
l'otorinolaringoiatra
287
röntgenfoto
la radiografia
288
MRI-scan
la risonanza magnetica
289
CT-scan
la tomografia assiale computerizzata (TAC)
290
tradizionele geneeskunde
la medicina tradizionale
291
een alternatieve behandeling
una cura alternativa
292
(injectie)spuit
la siringa
293
injectie, prik
l'iniezione
294
inspuiten
iniettare
295
infuus
la flebo
296
bloedtransfuus
la trasfusione di sangue
297
bloedsomloop
la circolazione
298
klachten bezorgen
dare disturbi
299
aderverkalking
l'arteriosclerosi
300
geneesmiddel, medicijn (3)
il farmaco/ il medicinale/ la medicina
301
medicatie, behandeling
la medicazione
302
tabletje, pil
la pastiglia
303
pakje, doosje, verpakking
la confezione
304
dosering
la posologia
305
pleister
il cerotto
306
kamille(thee)
la camomilla
307
de zalf
la pomata
308
zetpil
la supposta
309
het verband
la fascia
310
het verband, verbinden
la fasciatura
311
oogarts
l'oculista
312
contactlens
la lente
313
bindvlies
congiuntiva
314
bindvliesontsteking
congiutivita
315
cel
la cellula
316
stamcellen
le cellule staminali
317
het gen
il gene
318
GGO
OGM organismo geneticamente modificato
319
het embryo
l'embrione
320
gif
il veleno
321
dealen van drugs
spaccio di droga
322
dealer
il/la trafficante
323
verslaafd
drogato/a
324
onthouding
l'astinenza
325
drug, verdovende middel
lo stupefacente
326
drugsmisbruik
l'abuso di stupefacenti
327
drugdealer
il narcotrafficante
328
joint
lo spinello
329
eigen gebruik
consumo proprio
330
dronkenschap
l'ubriachezza
331
afkicken, ontwennen
disintossicarsi
332
afkickverschijnselen
i sintomi da astinenza
333
alcoholtester
l'etilometro
334
rijden onder invloed
la guida in stato di ebbrezza
335
sigarettenzaak
tabaccaio
336
aansteker
l'accendino
