H 22 Verbale communicatie Flashcards

(202 cards)

1
Q

interviewen

A

intervistare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het geschil

A

la vertenza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het verhoor

A

l’interrogatorio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ondervraging; overhoring

A

l’interrogazione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stilzwijgend

A

tacitamente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het geklets, de praatjes, de roddels

A

le chiacchiere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een praatje maken

A

fare quattro chiacchiere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gericht

A

rivolto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het gesprek, de toespraak, de kwestie

A

il discorso

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

iemand iets meedelen/ vertellen

A

riferire qc a qu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarschuwen, laten weten

A

avvisare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

iets aan iemand voorleggen

A

sottoporre qc a qu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schreeuwen, gillen

A

strillare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

naar mijn mening

A

secondo la mia opinione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

iemand met iets feliciteren / gelukwensen

A

congratularsi con qu per qc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vrijuit, zonder beleefdheid

A

senza complimenti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat jammer!

A

Che peccato!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Arme kerel! Arme vrouw!

A

Poveretto/a!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanhopig, radeloos

A

disperato/a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

condoleantie, deelneming

A

le condoglianze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Met deelneming

A

Sentite condoglianze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de rouw, het sterfgeval

A

il lutto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

aanbevelingsbrief

A

la lettera di raccomandazione

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zich duidelijk uitdrukken

A

spiegarsi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
zich wenden tot; gebruik maken van
ricorrere a
26
zoals voorgeschreven
in modo dovuto
27
uitvoeren
eseguire
28
de uitvoering
l'esecuzione
29
iemand gehoorzamen, naar iemand luisteren
obbedire a qu
30
oppassen voor
guardarsi da
31
handhaving, onderhoud
il mantenimento
32
iemand iets verbieden iets te doen (2)
proibire qc a qu; vietare
33
het verbod
il divieto
34
iemand verhinderen/ beletten iets te doen
impedire a qu di fare qc
35
iemand iets toestaan/ gunnen
consentire qc a qu
36
vestigen op iets; iets herinneren
richiamare qc
37
bedreiging, dreigement
la minaccia
38
belediging (2)
l'insulto; l'offesa
39
beledigen, uitschelden, kwetsen (2)
insultare; offendere
40
in discussie gaan
polemizzare
41
vergeving, vergiffenis
il perdono
42
helaas, jammer genoeg
purtroppo
43
verkeerd begrijpen
fraintendere
44
misverstand
il malinteso
45
het bedanken
il ringraziamento
46
iets, iemand vergelijken met
paragonare qc/qu a
47
vergelijking, parallel
il paragone
48
een loze belofte
una promessa da marinaio
49
vooronderstelling
la premessa
50
onthullen
svelare
51
Zweert u de waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen!
Giuri di dire la verità, nient'altro che la verità.
52
de eed
il giuramento
53
inderdaad; dan ook, namelijk
infatti
54
om precies te zijn
per l'esattezza
55
iemand waarschuwen; iemand berispen
ammonire qu
56
de opzeggingsbrief; het ongeluk, de pech
la disdetta
57
iets afzeggen, opzeggen, annuleren
disdire qc
58
afwijzen, van de hand wijzen
respingere
59
de kritiek, de protest
la contestazione
60
protesteren tegen iets/iemand
contestare qu/qc
61
zich verzetten tegen
opporsi a
62
misverstand; vergissing
l'equivoco
63
anders
altrimenti
64
trouwens, overigens
d'altronde
65
Nu is het genoeg!
Adesso basta!
66
eind-, slot-, afsluitend
conclusivo/a
67
zich iets voorbehouden
riservarsi qc
68
beoordeling; oordeel, de mening
il giudizio
69
de rechtvaardiging, het excuus
la giustificazione
70
heersend, gangbaar
prevalente
71
overmacht, meerderheid
la prevalenza
72
merendeels, voornamelijk
in prevalenza
73
van oordeel zijn, vinden, beschouwen
ritenere
74
mening, standpunt
il parere
75
iets/ iemand opmerken
accorgersi di qc/qu
76
truc, foefje
l'accorgimento
77
zich opknappen
mettersi in ordine
78
overzichtelijk te werk gaan
procedere con ordine
79
verspreid
in ordine sparso
80
derderangs
di terz'ordine
81
iets raden/ voorspellen
indovinare qc
82
het raadsel
l'indovinello
83
opzetten, stellen
impostare
84
het best
al meglio
85
verbazing, verwondering; het wonder
la maraviglia
86
aanpassing; bewerking
l'adattamento
87
geschikt, aangewezen
adatto/a
88
correctheid, fatsoen, eerlijkheid
la correttezza
89
de waarde, verdienste
il pregio
90
waardevol, kostbaar, geacht, geëerd
pregiato/a
91
uitmunten, uitblinken
eccellere
92
bij uitstek
per eccellenza
93
buitengewoon, uitzonderlijk
straordinario/a
94
spannend, opwindend
entusiasmante
95
iets waarderen, iets wensen
gradire qc
96
aangenaam, plezierig
gradevole
97
tevredenheid, goedkeurig
il gradimento
98
van pas komen
tornare utile
99
in overeenstemming met
adeguato/a
100
gepast; voordelig, gunstig
conveniente
101
de boosaardigheid; de slechtheid
la cattiveria
102
laf
vigliacco/a
103
de lafheid
la vigliaccheria
104
bang worden, schrikken
spaventarsi
105
verschrikkelijk, ontzettend
spaventoso/a
106
schrik, angst
lo spavento
107
Getver! Wat smerig!
Che schifo!
108
het gemopper, het gebrom
il brontolio
109
mopperen, brommen
brontolare
110
de klacht
la lamentela
111
de klacht; het gejammer
il lamento
112
nadelig
svantaggioso/a
113
verachtelijk, verwerpelijk
spregevole
114
zich iets wijs maken, zich illusies maken
illudersi
115
ongelovig
incredulo/a
116
ongelovigheid
l'incredulità
117
het gevlei
la lusinga
118
iemand vleien
lusingare qu
119
erbarmelijk, pijnlijk
penoso/a
120
medogenloos, wreed
spietato/a
121
het verwijt
il rimprovero
122
iemand afwijzen/ afweren
respingere qu/c
123
het afwijzen
la respinta
124
fel, verhit
acceso/a
125
gedreven, bezield; geanimeerd, levendig
animato/a
126
Nou en of!
Eccome!
127
Heftig!
Forte!
128
gaaf, te gek, tof
ganzo/a
129
Gaaf! Onwijs leuk! Geweldig!
Figo!
130
Wat gaaf!
Che figata!
131
Krijg nou wat!
Ammazza!
132
Lieve hemel! Allemachtig! Jeetje!
Caspita!
133
Potverdorie! Jeetje!
Cavolo!
134
Wee je gebeente!
Guai!
135
Wat een ramp! Verdorie! Verdomme! (2)
Maledizione! Managgia!
136
tussen; op de overgang van
a cavallo di
137
Wie weet? Misschien?
Chissà?
138
Natuurlijk!
Come no!
139
uit de brand zijn
essere a cavallo
140
Mondje toe
acqua in bocca!
141
diep in het glaasje kijken
alzare il gomito
142
op drift raken
andare alla deriva
143
in het verkeerde keelgat schieten
andare di traverso
144
mislukken, tegenzitten
andare storto
145
zijn papieren in orde hebben
aver le carte in regola
146
een gat in zijn hand hebben
avere le mani bucate
147
des duivels zijn
avere un diavolo per capello
148
de tijd doden
ammazzare il tempo
149
het water tot de lippen hebben staan
avere l'acqua alla gola
150
ronduit, onomwonden
chiaro e tondo
151
Dat moest er nog bijkomen! Stel je voor!
Ci mancherebbe altro!
152
opvangen, toevallig horen
cogliere al volo
153
de gelegenheid/kans grijpen
cogliere la palla al balzo
154
vol raken/ treffen
cogliere in pieno
155
aanrichten, uithalen, uitvoeren
combinare qc
156
het is beter, het komt uit
conviene
157
Toe! Vooruit!
dai!
158
opvallen
dare nell'occhio
159
belang hechten aan
dare importanza a
160
in vorm zijn, bekwaam zijn
essere in gamba
161
op zwart zaad zitten, blut zijn
essere al verde
162
op stelten zetten
fare un quarantotto
163
het beste hopen, afkloppen; bedriegen;
fare le corna
164
een goed / slecht figuur slaan
fare bella figura brutta figura
165
doen alsof
fare finta di
166
schoon schip maken; alles opeten
fare piazza pulita
167
Afblijven! Handen thuis!
Giù le mani!
168
laten zitten, het opgeven
lasciar perdere
169
in de soep laten lopen, laten floppen
mandare all'aria
170
naar de pomp laten lopen
mandare a quel paese
171
bedriegen
mettere le corna
172
je neus ergens insteken
mettere il naso
173
veel geblaat maar weinig wol
molto fumo e poco arrosto
174
Driemaal is scheepsrecht
non c'è due senza tre
175
Doet u geen moeite!
non si disturbi!
176
verlangen iets te doen
non vedere l'ora di fare qc
177
iemand beetnemen
prendere in giro qu
178
gouden bergen beloven
promettere mari e monti
179
krokodillentranen vergieten
piangere lacrime di coccodrillo
180
met lege handen staan
restare a bocca asciutta
181
met stomheid geslagen zijn
rimanere a bocca aperta
182
zonder er doekjes om te winden, ronduit
senza mezzi termini
183
nergens voor deugen
senza arte né parte
184
Logisch!
Si capisce!
185
duimen draaien, geen vinger uitsteken
stare con le mani in mano
186
zich uit de voeten maken
tagliare la corda
187
afkloppen
toccar ferro
188
niet langer storen
togliere il disturbo
189
zich erdoorheen slaan
tirare avanti
190
ter zake komen
venire al sodo
191
de tussenoplossing, de middenweg
la via di mezzo
192
bij de dag leven
vivere alla giornata
193
op water en brood leven
vivere di pane e acqua
194
de uitweg (2)
la via d'uscita/ di scampo
195
waarschuwen
avvisare
196
informeren over, inlichten over
informare su
197
normaal, gewoon, alledaags
ordinario
198
de kwestie, het probleem
la questione
199
adviseren
consigliare
200
informeren naar
informarsi su
201
ordinair
volgare
202
de vraag
la domanda