H1 voeding Flashcards

(18 cards)

1
Q

Doel van gezonde voeding = Leveren van energie en voedingsstoffen voor:

A
  1. Opbouw, onderhoud van het lichaam
  2. Bewegen
  3. Voortplanten
  4. Melkgift
  5. Voorkomen van ziekten
  6. Herstel/ondersteuning bij genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bepaalt voeding voor een deel de gezondheid?

A
  1. Passende voeding – passend bij individu, bij de diersoort, bij het type verteerder.
  2. Veilige voeding, bijvoorbeeld rauw
  3. Afgestemd op de behoefte ( welke inspanning levert het dier)
  4. Verteerbaarheid
  5. Kwaliteit van de grondstoffen
  6. Smaak en acceptatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke type verteerders zijn er:

A
  1. Omnivoor
  2. Herbivoor
  3. Carnivoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer wordt het eerste deel van het darm microbioom aangelegd?

A

In het eerste deel van het leven, dit heet ook wel een organisme in een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de sociale functies van voeding?

A
  1. Rangorde
  2. Volgorde
  3. Vechten
  4. Leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de gevolgen van niet passende voeding?

A
  • Haken aan kiezen – standprobleem maar ook voeding
  • Maden bij konijnen, plakpoep in druiventrosjes. Hierin zit vitamine K, dit eten konijnen op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat heeft moedermelk niet nodig om te verteren?

A

Moedermelk heeft geen enzymen nodig, vaste voeding wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In moedermelk zit:

A
  1. Voeding
  2. Darmbacterie
  3. Levende micro organismen
  4. Beschermende stoffen ( immuniteit)
  5. Aanleg brein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bevat de eerste voeding na de geboorte?

A
  • Fysieke voedingswaarde van colostrum / biest, zorgt voor:
    1.Darmflora
    2.Rijping spijsverteringsstelsel
    3.Darmmucosa ( darmwand)
    4. Weerstand
  • Emotionele voedingswaarde
    1. Geborgenheid / veiligheid
    2. Zuigbehoefte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar let je op/ wat is van belang bij voeding?

A
  • Natuurlijke voeding
  • Wat past bij welke diersoort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke manier is het dier afhankelijk geworden van de mens?

A
  1. Uiterlijk ( mopshonden)
  2. Bewegingspatroon ( we gunnen honden te weinig rust)
  3. Interactie met andere dieren / mensen
  4. Voortplanting, wij bepalen met welk dier en wanneer
  5. Voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door de jaren heen zijn de volgende voerpatroonveranderingen ontstaan:

A
  • Commerciele voedingsindustrie

Voeders zijn aangepast aan:
1. Type
2. Leeftijd
3. Geslacht
4. Huisvesting
5. Lactatie
6. Dracht
7. Prestatie
Toevoegingen/supplementen zijn erg populair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke type voeding is er?

A
  1. Vers vlees
  2. Brok geextrudeerd ( gepoft)
  3. Geexpandeerd
  4. Met de pot mee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voeding speelt belangrijke rol bij gezondheid van dier. Hierdoor is het van belang voeding te optimaliseren d.m.v.

A
  1. Opname verbeteren
  2. Aanbod veranderen
  3. Smakelijkheid vergroten
  4. Tekorten bewaken/aanvullen
  5. Maagdarmslijmvlies/ darmmicrobioom herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lichaam en geest hebben iedere dag goede voeding nodig want:

A
  1. Voeding moet passen bij het individu
  2. Voeding heeft invloed op gedrag
  3. Wanneer er geen mentaal welbevinden is, lost voeding niets op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer juiste voeding is afgestemd op conditie en stofwisseling dan:

A
  • Energie
  • Minder klachten ( fysiek en mentaal)
  • Preventie van problemen in de toekomst
17
Q

Als therapeut beoordeel je het volgende:

A
  1. Wat is de voedingswaarde
  2. Is het voer passend bij de diersoort/individu
  3. Zijn er verbeteringen/aanvullingen nodig?
  4. Wat is haalbaar voor het dier ( bij ziekten, bv IBD)
  5. Wat is haalbaar voor eigenaar ( financieel/bereiding)
  6. Hoe is de relatie met de eigenaar
18
Q

Wat is belangrijk in de interactie tussen therapeut en klant?

A

Zorg voor een prettige situatie zodat de eigenaar zich veilig genoeg voelt om eerlijk te zijn over de financiele kant.